Sla inhoud over

Vreemdelingenbewaring

Een vreemdeling die geen verblijfsvergunning (meer) heeft in Nederland en die het land moet verlaten, kan in vreemdelingenbewaring terechtkomen. Vreemdelingenbewaring voorkomt dat de vreemdeling zich onttrekt aan zijn uitzetting door hem of haar in een detentiecentrum vast te houden. De maatregel is niet bedoeld als bestraffing en is een zogenaamd ‘ultimum remedium’. Dat betekent dat de maatregel alleen mag worden opgelegd als er in het individuele geval geen alternatief voorhanden is.[1] Vreemdelingen in vreemdelingenbewaring vallen niet onder het strafrecht, maar onder het bestuursrecht, meer specifiek onder de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). Deze wet regelt de toegang, toelating, uitzetting en het toezicht van vreemdelingen. In Nederland zijn er drie detentiecentra voor vreemdelingen, namelijk detentiecentrum Rotterdam, detentiecentrum Schiphol en justitieel complex Zeist.

Verschillende groepen
Binnen de vreemdelingenbewaring zijn er verschillende groepen. Er zijn vreemdelingen die in Nederland worden aangehouden wegens onrechtmatig verblijf. Zij worden ingesloten op grond van artikel 59, 59a of 59b van de Vw 2000. Daarnaast kunnen vreemdelingen die aan de grens zijn geweigerd worden ingesloten op grond van artikel 6 van de Vw 2000.[2] Verder verblijven er gezinnen en minderjarigen in de gesloten gezinsvoorziening en tot slot is er de groep van vreemdelingen in het strafrecht, zogenaamde VRIS. Zij hebben geen verblijfsvergunning en hebben een strafbaar feit gepleegd of worden hiervan verdacht. Hieronder zullen de verschillende groepen worden besproken.

Vreemdelingen die zijn aangehouden wegens onrechtmatig verblijf in Nederland
Vreemdelingen kunnen worden aangehouden indien het redelijke vermoeden bestaat dat zij onrechtmatig in Nederland verblijven en niet uit zichzelf zullen vertrekken. De maatregel die de artikelen 59, 59a en 59b Vw 2000 bieden, dient te voorkomen dat illegale vreemdelingen die Nederland moeten verlaten zich onttrekken aan hun uitzetting.[3] Het gaat meestal om vreemdelingen die Nederland moeten verlaten omdat zij hier geen verblijfsrecht (meer) hebben. Op grond van artikel 50 Vw 2000 kunnen zij staande worden gehouden. Vervolgens kunnen zij worden overgebracht naar een plaats bestemd voor verhoor waar zij maximaal zes uur mogen worden opgehouden. Indien blijkt dat de vreemdeling geen rechtmatig verblijf in Nederland heeft, kan hij of zij worden opgesloten in een detentiecentrum, in afwachting van uitzetting uit Nederland. De vreemdeling verblijft daar onder het gemeenschapsregime zoals vastgelegd in de Penitentiaire beginselenwet (Pbw). Deze wet is volledig op deze groep vreemdelingen van toepassing.

Vreemdelingen die aan de grens zijn geweigerd
Vreemdelingen kunnen aan de grens worden geweigerd op grond van artikel 3 Vw 2000. Dit kan bijvoorbeeld wanneer de vreemdeling:

  • niet in het bezit is van een geldig document voor grensoverschrijding (bijvoorbeeld een paspoort) of het benodigde visum;
  • een gevaar oplevert voor de nationale orde of veiligheid;
  • niet beschikt over voldoende middelen om te voorzien in de kosten van het verblijf in Nederland of van zijn reis naar een plaats buiten Nederland;
  • niet voldoet aan de voorwaarden die bij of krachtens algemene maatregel van bestuur zijn gesteld.

Een vreemdeling die bij de grens de toegang wordt geweigerd of een vreemdeling die bij de grens aangeeft een verblijfsvergunning aan te willen vragen (artikel 28 Vw 2000), kan worden verplicht zich ‘op te houden’ in grenslogies. Dit gebeurt op grond van artikel 6 Vw 2000. De vreemdeling verblijft daar op grond van het Reglement Regime Grenslogies (Rrg) in zogenaamde grensbewaring. In grenslogies verblijven vreemdelingen in afwachting van een beslissing op een verblijfsvergunning of op uitzetting uit Nederland. De Pbw is niet van toepassing op vreemdelingen die worden ingesloten op grond van artikel 6 Vw 2000. 

Gezinnen en minderjarigen
Vanaf 1 oktober 2014 is er in Zeist een gesloten gezinsvoorziening (hierna: GGV) in gebruik genomen, waar gezinnen met minderjarige kinderen en alleenstaande minderjarigen in vreemdelingenbewaring verblijven. De gezinnen hebben een eigen woning waarin ze verblijven en de kinderen hebben de beschikking over speelvoorzieningen en onderwijs. De GGV is bestemd voor:

  • gezinnen met minderjarige kinderen aan wie een vrijheidsontnemende maatregel ten behoeve van hun uitzetting is opgelegd op grond van artikel 59 of artikel 59a Vw 2000. Zij zijn gereed voor vertrek en het maximale verblijf is in beginsel veertien dagen.
  • gezinnen met minderjarige kinderen die geen toegang tot Nederland hebben gekregen en in afwachting van de asielbeslissing in grensdetentie zitten op grond van artikel 6 Vw 2000. In beginsel is het maximale verblijf dertig dagen.
  • alleenstaande minderjarige vreemdelingen aan wie een vrijheidsontnemende maatregel ten behoeve van hun uitzetting is opgelegd op grond van artikel 59 Vw 2000. Ook hier is het maximale verblijf veertien dagen.[4]

Er wordt slechts een beperkte groep gezinnen met kinderen en alleenstaande minderjarige vreemdelingen in de GGV geplaatst. De meeste gezinnen en alleenstaande minderjarige vreemdelingen die asiel aanvragen aan de buitengrens zullen na de screening de open asielprocedure doorlopen in Ter Apel. Zij die Nederland dienen te verlaten zullen dit meestal zelfstandig doen vanuit een open gezinslocatie of een andere opvangvoorziening.[5] Alleen degenen die aantoonbaar niet meewerken aan een zelfstandig vertrek uit Nederland en bij wie het aannemelijk is dat zij zich aan het toezicht van de overheid zullen onttrekken, kunnen in bewaring worden gesteld.[6]

Ook hier geldt dat detentie een uiterst middel is. Dit volgt uit verschillende internationale verdragen en richtlijnen zoals het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind, de Resolutie van het Europees Parlement over de detentievoorwaarden in de Europese Unie en het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.[7] Het verblijf in de GGV dient daarom kort te zijn: bij plaatsing in de GGV is er in beginsel al zicht op een vertrekmoment en het verblijf in de GGV werkt toe naar dit daadwerkelijke vertrek. In de GGV wordt rekening gehouden met de behoeften van het kind en wordt rekening gehouden met het gezins- en familieverband.[8]

Alleenstaande minderjarige vreemdelingen doorlopen dezelfde procedure als volwassen vreemdelingen. Wel hebben zij recht op onderdak, onderwijs, gezondheidszorg en begeleiding. Alleenstaande minderjarige vreemdelingen krijgen een voogd toegewezen en worden opgevangen in kleinschalige woonvoorzieningen bij het COA met de nodige begeleiding. Minderjarigen jonger dan 15 jaar worden opgevangen in pleeggezinnen onder verantwoordelijkheid van Stichting Nidos.[9]

Vreemdelingen in het strafrecht
In Nederland worden vreemdelingen in het strafrecht aangeduid als VRIS. Dit is een persoon met of zonder rechtmatig verblijf die in Nederland een strafbaar feit heeft gepleegd of hiervan wordt verdacht. Deze vreemdelingen zitten eerst hun straf (of voorlopige hechtenis) uit in het reguliere gevangeniswezen. Gedurende hun detentie wordt toegewerkt naar een uitzetting uit Nederland.[10] Uit een onderzoek van de Inspectie Justitie en Veiligheid uit 2021 is echter gebleken dat de organisaties die met elkaar communiceren over de verdachte of veroordeelde vreemdeling, dit niet altijd op de juiste wijze doen. Dit kan tot gevolg hebben dat vreemdelingen het land niet verlaten, terwijl ze dat wel zouden moeten en kunnen.[11] Een bijzondere groep VRIS zijn vreemdelingen aan wie tbs met dwangverpleging is opgelegd. In februari 2021 adviseerde de RSJ dat er voor deze groep een goede behandeling mogelijk moet zijn en dat een vlotte en veilige resocialisatie en repatriëring moet worden bevorderd om te voorkomen dat zij in een uitzichtloze situatie terechtkomen.[12]

Speciale inrichting voor vreemdelingenbewaring
Op grond van artikel 16, lid 1 van de Terugkeerrichtlijn 2008/115/EG dient er voor de bewaring van vreemdelingen gebruik te worden gemaakt van een speciale inrichting. Indien dit niet mogelijk is en vreemdelingen worden ondergebracht in een gevangenis, dienen de vreemdelingen te worden gescheiden van de gevangenen.

De Raad van State heeft zich gebogen over de betekenis van een ‘speciale inrichting’ in de zin van bovengenoemd artikel.[13] De Raad van State oordeelde dat vreemdelingenbewaring in het detentiecentrum Rotterdam (waar afdelingen voor vreemdelingen en gedetineerden strikt van elkaar gescheiden zijn, waar er andere looproutes en bovendien gescheiden luchtplaatsen zijn) kan worden aangemerkt als ‘speciale inrichting’ in de zin van artikel 16, lid 1 van de Terugkeerrichtlijn.[14] Dat vreemdelingen en strafrechtelijk gedetineerden zich in het hetzelfde gebouw begeven, levert aldus geen strijd op met de Terugkeerrichtlijn mits zij binnen dat gebouw van elkaar worden gescheiden. In een uitspraak van de Rechtbank Den Haag wordt dit oordeel gevolgd. De rechtbank neemt hierbij ook in overweging dat vreemdelingen en gedetineerden in het detentiecentrum Rotterdam niet van dezelfde wachtruimtes gebruik maken.[15]

Duur van de vreemdelingenbewaring
In de Terugkeerrichtlijn van 16 december 2008 is in artikel 15, lid 5 en 6 vastgelegd dat de maximale bewaringsduur van vreemdelingen zonder rechtmatig verblijf de termijn van zes maanden niet mag overschrijden. Deze richtlijn is geïmplementeerd in artikel 59, lid 5 en 6 van de Vw 2000. Hierin is vastgelegd dat de vreemdeling in ieder geval niet langer dan zes maanden in bewaring verblijft. Deze termijn kan met maximaal twaalf maanden worden verlengd als de uitzetting, ondanks alle inspanningen, meer tijd vergt. Zowel nationaal als internationaal is de algemene richtlijn dat vreemdelingenbewaring zo kort mogelijk moet duren.[16] De maatregel mag namelijk niet langer duren dan strikt noodzakelijk is voor het beoogde doel. Hoe langer de maatregel van vreemdelingenbewaring duurt, hoe zwaarder het belang van de vreemdeling om in vrijheid te worden gesteld gaat wegen ten opzichte van het belang van voortgezette bewaring.[17] Uit jurisprudentie van de Vreemdelingenkamer blijkt dat de rechter na zes maanden het voortduren van de bewaring strenger toetst. Na zes maanden wordt als uitgangspunt gehanteerd dat het individuele belang van de vreemdeling in beginsel zwaarder weegt dan het algemene belang dat met uitzetting is gemoeid.[18] Uit jurisprudentie volgt dat het overschrijden van de termijn van zes maanden rechtmatig kan worden geacht indien er sprake is van:

  • een ongewenst verklaring of zware criminele antecedenten;
  • frustratie van de feitelijke uitzetting door agressief gedrag;
  • frustratie door de vreemdeling van het onderzoek naar de vaststelling van de identiteit of nationaliteit;
  • het feit dat de vreemdeling na de inbewaringstelling één of meerdere procedures is gaan voeren ter verkrijging van een verblijfsvergunning met het kennelijke doel om uitzetting dan wel het krijgen van een reisdocument te vertragen; of
  • het feit dat bij het bereiken van de termijn van zes maanden een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid bestaat dat de vreemdeling op korte termijn wordt verwijderd.[19]

Vanuit de wetenschappelijke hoek klinkt er kritiek op dit beleid op grond waarvan het “niet uitzonderlijk” is dat een vreemdeling “meermaals en soms zelfs vele malen in detentie wordt gehouden”.[20] Ook wordt gesteld dat vreemdelingen in detentie een sober regime kennen en vaak weinig zekerheid hebben over de duur van hun detentie.[21] 

Beroep tegen de vrijheidsontnemende maatregel
Op grond van artikel 94 Vw 2000, kan een vreemdeling beroep instellen tegen de aan hem opgelegde vrijheidsontnemende maatregel. Dit geldt voor de maatregelen opgelegd op grond van artikel 6, 6a, 58, 59, 59a en 59b van de Vw 2000. Uit artikel 69 lid 3 Vw 2000 volgt dat het instellen van een dergelijk beroep niet aan een specifieke termijn gebonden is. Ook indien een vreemdeling geen beroep instelt, zal de vrijheidsontnemende maatregel door de rechter worden getoetst. Op grond van artikel 94 Vw 2000 is de minister namelijk ambtshalve verplicht de rechtbank, binnen vier weken na het opleggen van de maatregel, in kennis te stellen van zijn besluit indien de vreemdeling zelf nog geen beroep heeft ingesteld. De rechtbank onderzoekt vervolgens of de vreemdelingenbewaring in strijd is met de wet en gerechtvaardigd is, gelet op alle daarbij betrokken belangen. Tegen de beslissing van de rechtbank kan de vreemdeling binnen één week hoger beroep instellen bij de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (artikel 95 Vw 2000).

Beklag- en beroepsmogelijkheden voor vreemdelingen
Zowel de vreemdelingen die zijn ingesloten op grond van artikel 6 Vw 2000 als de vreemdelingen die zijn ingesloten op grond van artikel 59 Vw 2000, beschikken over een beklagmogelijkheid tegen beslissingen van de directeur van de inrichting waar zij verblijven.

De beklagmogelijkheden van de vreemdelingen die zijn ingesloten op grond van artikel 6 Vw 2000, zijn vastgelegd in artikel 14 van het Rrg. Op grond van dit artikel kan de vreemdeling beklag doen over:

  • plaatsing in afzondering ingevolge artikel 7, tweede lid, onder b;
  • de weigering een bezoeker tot hem toe te laten;
  • de ontneming door of vanwege de directeur van voorwerpen en stoffen als bedoeld in artikel 6;
  • enige andere hem door of vanwege de directeur opgelegde maatregel, waarbij wordt afgeweken van wettelijke voorschriften en voorzover deze verband houdt met zijn verblijf in het grenslogies.

Deze mogelijkheden zijn beperkter dan de mogelijkheden voor ingeslotenen op grond van artikel 59 Vw 2000. Ten aanzien van hen zijn de artikelen 60 tot en met 68 van de Pbw onverkort van toepassing. Dit betekent dat zij in beklag kunnen gaan tegen elke hen betreffende door of namens de directeur genomen beslissing. Meer informatie over de beklagprocedure op grond van hoofdstuk 11 van de Pbw is te lezen in het dossier Beklagprocedure’.

Ingevolge artikel 69 van de Pbw bestaat voor vreemdelingen ingesloten op grond van artikel 59 Vw 2000 tevens de mogelijkheid om tegen de beslissing van de beklagcommissie in beroep te gaan bij de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ). Het Rrg biedt geen mogelijkheid om in beroep te gaan tegen de beslissing op het beklag.

Wetvoorstel Wet Terugkeer en Vreemdelingenbewaring
In juni 2018 is het wetsvoorstel Wet Terugkeer en Vreemdelingenbewaring (Wtvb) aangenomen dat tot doel heeft invulling te geven aan een regime dat beter past bij het bestuursrechtelijke karakter van vreemdelingenbewaring. Deze wet is op het moment van het schrijven van dit dossier nog niet in werking getreden.

Op 30 september 2015 is het wetvoorstel Wtvb ingediend bij de Tweede Kamer. Dit wetsvoorstel introduceert een eigen en uniform bestuursrechtelijk kader voor vreemdelingenbewaring. De huidige vormen van bewaring voor vreemdelingen, territoriale bewaring en vreemdelingen in grensbewaring, houden op te bestaan. De Pbw zal niet langer van toepassing zijn op de vreemdelingenbewaring en het Rrg zal worden ingetrokken. Het wetsvoorstel bevat daarnaast een aanpassing van de Vw 2000 met betrekking tot de bepalingen die zien op de staandehouding, zekerheidsstelling, vrijheidsbeperking en vrijheidsbeneming van vreemdelingen.[22] Het wetvoorstel is op 19 juni 2018 aangenomen door de Tweede Kamer.

In oktober 2019 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid aangegeven een nieuw, gewijzigd wetsvoorstel te gaan indienen omdat het wetsvoorstel uit 2015 niet meer zou aansluiten bij de huidige doelgroep in vreemdelingenbewaring. Volgens de staatssecretaris is een regime met minder vrijheidsbeperkingen niet passend voor de groep vreemdelingen die overlast veroorzaakt.[23] In juni 2020 diende de Tweede Kamer daarom een novelle wetsvoorstel Wtvb in.[24]

In de novelle stelt de wetgever een wijziging van het afwegingskader voor de vrijheidsbeneming van vreemdelingen voor.[25] Daarnaast introduceert de wetgever in de novelle een nieuwe grondslag voor het in bewaring nemen van de vreemdeling die niet onder het toepassingsbereik van de EU-Terugkeerrichtlijn, de EU-Opvangrichtlijn of de Dublin-verordening vallen.[26] Het meest besproken onderdeel van de novelle is echter de introductie van de zogenaamde ‘lockdown’ maatregel.[27] Deze maatregel kan aangewend worden om op te treden bij veiligheidsproblemen of incidenten in een inrichting.[28] Op grond van het nieuwe voorgestelde artikel 5 lid 1 kan de directeur bevelen geven met het doel de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vreemdelingenbewaring te verzekeren. De directeur kan, indien volstrekt noodzakelijk om de orde en veiligheid te waarborgen, voor ten hoogste vier weken een lockdown in werking stellen. Uit de Memorie van Toelichting blijk dat het gaat om een maatregel die ingezet kan worden in uitzonderingssituaties, zoals situaties waarbij zowel de veiligheid van ingeslotenen als die van het personeel in het geding is.[29] De voorgestelde wettelijke voorziening biedt een grondslag voor afwijking van het maximale aantal uren insluiting per etmaal en voor een beperking van het dagprogramma. Voorwaarde blijft dat de vreemdeling recht houdt op dagelijks één uur luchten.[30] Indien de directeur overgaat tot deze maatregelen, dient hij de vreemdeling hiervan onverwijld op de hoogte te stellen in begrijpelijke taal.[31] De directeur dient tevens de redenen voor het overgaan tot dit besluit aan te geven en de Commissie van Toezicht op de hoogte te stellen.[32]

In september 2020 bracht de RSJ advies uit over de introductie van de maateregel in het novelle wetsvoorstel.[33] Hoewel de RSJ aangeeft de noodzaak voor de maatregel te begrijpen, worden drie kritische kanttekeningen bij het voorstel geplaatst.[34] Ten eerste adviseert de RSJ om in de wet op te nemen dat de directeur dient te motiveren waarom niet met minder ingrijpende middelen kan worden volstaan. Ten tweede adviseert de RSJ om de maximale duur van de lockdown op twee weken te stellen en de mogelijkheid te bieden om deze, indien noodzakelijk, met nog eens twee weken te kunnen verlengen. Tot slot adviseert de RSJ de wetgever om in de Memorie van Toelichting een differentiatiemogelijkheid op te nemen zodat de maatregel zo veel mogelijk toegespitst wordt op de vreemdelingen die de onrustige of onveilige situatie creëren.[35]

In september 2020 werd eveneens een rapport uitgebracht door Amnesty International, Stichting LOS/Vreemdelingendetentie en Dokters van de Wereld over de resultaten van een onderzoek naar isolatie in vreemdelingendetentie. In dit rapport wordt geconcludeerd dat isolatie – gedefinieerd als maatregel waarbij een persoon (of een groep personen) wordt afgezonderd van andere ingeslotenen in een cel of andere ruimte – in vreemdelingendetentie te ruim wordt toegepast, terwijl het bij (kwetsbare) mensen ernstige psychische en/of lichamelijke klachten tot gevolg kan hebben.[36]  Gelet hierop zijn de auteurs van het rapport kritisch over het novelle wetsvoorstel dat de mogelijkheden voor de directeur om vreemdelingen in isolatie te plaatsen uitbreidt.[37]

Op 11 april 2022 is er per brief door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid aan de Eerste Kamer verzocht om de behandeling van het wetsvoorstel aan te houden. Deze aanhouding werd verzocht om de novelle te wijzigen en het streven was om deze wijzigingen voor eind 2022 bij de Tweede Kamer in te dienen. Omdat er inmiddels al enige tijd verstreken is, is het huidige wetsvoorstel verouderd en missen daarin ook voorzieningen die niet mogen ontbreken. Het aannemen van het wetsvoorstel dat er op dit moment ligt zou kunnen zorgen voor juridische problemen en problemen in de uitvoering. De staatssecretaris licht toe dat er geen voorziening in het wetsvoorstel staat in het geval er coronameetregelen moeten worden getroffen binnen de inrichting. Ook moet het wetsvoorstel voldoen aan de Algemene Verordening Gegevensbescherming en moeten er aanpassen worden aangebracht naar aanleiding van wetgeving en jurisprudentie.[38] Op 15 februari 2023 is de Eerste Kamer per brief geïnformeerd dat de staatssecretaris ernaar streeft om de voorgenomen wijzigingen kort na het zomerreces in te dienen bij de Tweede Kamer.[39]

Op 5 juli 2023 is de Nota van wijziging bij de novelle bij het wetsvoorstel Wtvb in (internet)consultatie gegaan. De einddatum van deze consultatie was op 30 augustus 2023. Er zijn onder andere reacties binnengekomen van de RSJ, de Nederlandse Orde van Advocaten, Meldpunt Vreemdelingendetentie en De Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie, Amnesty International, Nederlands Instituut van Psychologen (NIP) en de Johannes Wierstichting voor gezondheidszorg en mensenrechten.[40] Deze reacties zullen worden bekeken door het Ministerie van Justitie en Veiligheid en het wetsvoorstel wordt daar eventueel op aangepast.

Meer informatie is te vinden op de webpagina van de officiële bekendmakingen en op de webpagina van de Eerste Kamer der Staten-Generaal. Zodra meer bekend is over de voortgang van het nieuwe wetsvoorstel zal dit dossier worden aangepast.

__________________________________________________________________________________________

[1] Nationale Ombudsman, ‘Grenzen aan vreemdelingenbewaring. Een onderzoek naar de uitvoering van vreemdelingenbewaring’, 6 februari 2020, p. 5.

[2] DJI infosheet vreemdelingenbewaring | Brochure | Rijksoverheid.nl

[3] Vreemdelingenbewaring | Terugkeer vreemdelingen | Rijksoverheid.nl

[4] Zie Gesloten gezinsvoorziening | Het terugkeerproces | Dienst Terugkeer en Vertrek en Brochure Gesloten Gezinsvoorziening | Publicatie | dji.nl

[5] Wie zitten er in vreemdelingenbewaring? | Justitiabelen | dji.nl

[6] Brochure Gesloten Gezinsvoorziening | Publicatie | dji.nl

[7] E.R. Muller en P.C. Vegter, Detentie. Gevangen in Nederland, Alphen aan den Rijn: Kluwer 2009, p. 315.

[8] Brochure Gesloten Gezinsvoorziening | Publicatie | dji.nl

[9] Alleenstaande minderjarige vreemdelingen | Asielbeleid | Rijksoverheid.nl

[10] Divisie Gevangeniswezen / Vreemdelingenbewaring | Over DJI | dji.nl

[11] Inspectie Justitie en Veiligheid, ‘Vreemdelingen in de Strafrechtketen (VRIS): Een onderzoek naar informatieoverdracht tussen ketenpartners’, 6 september 2021.

[12] RSJ, ‘Vreemdelingen in de tbs: Impasse door botsende rechtssystemen’, 28 januari 2021.

[13] Raad van State, 25 november 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2795

[14] Raad van State, 25 november 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2795, r.o. 6.1.1 en 8.

[15] Rb Den Haag, 27 januari 2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:549, r.o. 3.1 en 3.2.

[16] RSJ Advies ‘Vreemdelingenbewaring’ d.d. 16 juni 2008, p. 9.

[17] RSJ advies Vreemdelingenbewaring d.d. 16 juni 2008, p. 8.

[18] RSJ advies Vreemdelingenbewaring d.d. 16 juni 2008, p. 17, zie ook E.R. Muller en P.C. Vegter, Detentie, gevangen in Nederland, Alphen aan den Rijn; Kluwer 2009, p. 319.

[19] Kamerstukken II, vergaderjaar 2007–2008, 24 587 en 31 200 VI, nr. 245, p. 7.

[20] J.P. van der Leun, M.A.H. van der Woude en S. De Ridder, ‘Crimmigratie in de lage landen: smeltende grenzen?’, Strafblad juli 2013, p. 225. Zie ook: J. Nijland, ‘Vreemdelingenbewaring in crimmigratieperspectief. Over de rol van strafrechtelijke antecedenten en het ultimumremediumbeginsel voor de maatregel van bewaring in de rechtspraktijk’, Proces 2012, p. 456-469.

[21] J.P. van der Leun, M.A.H. van der Woude en S. De Ridder, ‘Crimmigratie in de lage landen: smeltende grenzen?’, Strafblad juli 2013, p. 225. Zie ook: A.M. van Kalmthout, ‘Het regime van de vreemdelingenbewaring: De balans na 25 jaar’, JV 2007, 4, p. 89-102; Amnesty International, The Netherlands: The Detention of Irregular Migrants and Asylum-seekers, Londen: Amnesty International 2008.

[22] Zie, bijvoorbeeld: NJB 2015/1769, 5 oktober 2015.

[23] Nationale Ombudsman, ‘Grenzen aan vreemdelingenbewaring. Een onderzoek naar de uitvoering van vreemdelingenbewaring’, 6 februari 2020, p. 5.

[24] Kamerstukken II  2019/20, 35501, nr. 2.

[25] Kamerstukken II  2019/20, 35501, nr. 2, p. 2.

[26] Kamerstukken II  2019/20, 35501, nr. 2, p. 3.

[27] Kamerstukken II  2019/20, 35501, nr. 2, p. 1.

[28] Kamerstukken II  2019/20, 35501, nr. 3, p. 4.

[29] Kamerstukken II  2019/20, 35501, nr. 3, p. 5.

[30] Kamerstukken II  2019/20, 35501, nr. 2, p. 1.

[31] Kamerstukken II  2019/20, 35501, nr. 2, p. 2.

[32] Kamerstukken II  2019/20, 35501, nr. 2, p. 2.

[33] RSJ, ‘Advies Novelle wetsvoorstel Wet Terugkeer en Vreemdelingenbewaring’, 15 september 2020.

[34] RSJ, ‘Advies Novelle wetsvoorstel Wet Terugkeer en Vreemdelingenbewaring’, 15 september 2020, p. 3.

[35] RSJ, ‘Advies Novelle wetsvoorstel Wet Terugkeer en Vreemdelingenbewaring’, 15 september 2020, p. 4.

[36] Amnesty International, Stichting LOS/Meldpunt Vreemdelingendetentie en Dokters van de Wereld, ‘Isolatie in Vreemdelingendetentie’, september 2020, p. 14 en 64.

[37] Amnesty International, Stichting LOS/Meldpunt Vreemdelingendetentie en Dokters van de Wereld, ‘Isolatie in Vreemdelingendetentie’, september 2020, p. 68 e.v.

[38] Brief van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 11 april 2022 (Kamerstukken I 2021/22, 34309/35501, nr. M).

[39] Brief van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 15 februari 2023 (Kamerstukken I 2022/23, 34309/35501, nr. N).

[40] Zie Overheid.nl | Consultatie Nota van wijziging bij de novelle bij het wetsvoorstel Wet terugkeer en vreemdelingenbewaring (Wtvb) (internetconsultatie.nl) en Advies Nota van wijziging bij novelle bij de Wet terugkeer en vreemdelingenbewaring | Advies | Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (rsj.nl).