Sla inhoud over

Overplaatsing

OVERPLAATSING             

Beslissingsbevoegdheid
Personen die zijn ingesloten op grond van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel (o.a. vreemdelingenbewaring, voorlopige hechtenis, gijzeling) worden op grond van de differentiatiecriteria geplaatst in een inrichting of afdeling. De Minister voor Rechtsbescherming (de Minister) is bevoegd tot het nemen van beslissingen over plaatsing en overplaatsing. Bij deze beslissing neemt de Minister de aanwijzingen van het Openbaar Ministerie en de rechter in aanmerking.[1] In de praktijk is deze bevoegdheid van de Minister gemandateerd aan zogenoemde selectiefunctionarissen die werken bij de Divisie Individuele Zaken (DIZ) op het hoofdkantoor van DJI. Meer informatie over DIZ kan je vinden op de website van de DJI.         

Interne differentiatie          
De directeur wijst een justitiabele een verblijfsruimte toe in zijn inrichting.[2] Hierbij dient de directeur altijd de plaatsingsbeslissing van de selectiefunctionaris in acht te nemen. Dit betekent dat een directeur binnen zijn eigen inrichting kan beslissen een justitiabele over te plaatsen naar een andere cel of afdeling met dezelfde bestemming. De directeur kan echter niet een gedetineerde, ook al is dit binnen zijn eigen inrichting, van een huis van bewaring afdeling naar een gevangenisafdeling overplaatsen. Over deze overplaatsing, ook wel verticale overplaatsing genoemd, gaat de selectiefunctionaris namelijk. Wel kan de directeur onderdelen of afdelingen aanwijzen voor bijzondere opvang die verband houden met bijvoorbeeld de leeftijd, de persoonlijkheid of de lichamelijke en geestelijke toestand van justitiabelen. Een voorbeeld hiervan is de Extra Zorg Voorziening afdeling (EZV-afdeling) of een luwte afdeling. Deze vorm van differentiatie wordt interne differentiatie genoemd en valt onder de beslissingsbevoegdheid van de directeur.[3] In de bijzondere situatie dat de tenuitvoerlegging van de afzondering in een andere inrichting of afdeling plaatsvindt beslist de directeur, in overeenstemming met de selectiefunctionaris.[4] Tegen een interne overplaatsing kan daarom beklag worden ingediend bij de commissie van toezicht van de inrichting. Indien de directeur besluit om een gedetineerde over te plaatsen naar een andere locatie binnen dezelfde PI, dient hij op grond van artikel 57 lid 1 onder l Pbw de gedetineerde voorafgaand deze beslissing te horen en op grond van artikel 58 lid 1 Pbw van de beslissing ook een schriftelijke mededeling uit te reiken.              

Soorten overplaatsingen  
De eerste plaatsing van een justitiabele is die in het cellencomplex van de politie. Als vervolgens besloten wordt dat de justitiabele in voorlopige hechtenis wordt gehouden, komt de justitiabele bij DJI  binnen na de inverzekeringstelling en bij aanvang van het bevel tot bewaring dat is afgegeven door de rechter-commissaris. Indien een justitiabele eenmaal is geplaatst bij DJI wordt er bij opvolgende plaatsingen gesproken van door- of overplaatsing. In de praktijk hebben sommige soorten overplaatsingsverzoeken een eigen term gekregen. Zo wordt er wel gesproken van horizontale en verticale overplaatsingen en plaatsingen in het kader van detentiefasering. Bij horizontale overplaatsingen gaat om een plaatsing binnen dezelfde bestemming, beveiligingsniveau en regime, bijvoorbeeld van huis van bewaring naar huis van bewaring. In dat geval gaat het om de locatie van de inrichting en speelt de regio en bezoek vaak een rol. Bij verticale overplaatsingen gaat het juist om een wijziging van de bestemming. Denk daarbij aan de overplaatsing van een huis van bewaring naar een gevangenis in het kader van de veroordeling tot een vrijheidsstraf. Bij detentiefasering gaat het om een plaatsing in een ander beveiligingsniveau en een ander regime. Ook wordt in de praktijk vaak gesproken over een ‘strafoverplaatsing’. Dit bestaat echter strikt genomen niet. Een gedetineerde kan niet als ‘straf’ worden overgeplaatst naar een andere inrichting. Waar het in dit soort gevallen vaak over gaat is dat een langer verblijf van de gedetineerde in de betreffende inrichting niet langer wenselijk is in het kader van de orde en veiligheid. Verderop in dit dossier wordt ingegaan op alle vormen van differentiatie.
               
Overplaatsingsverzoek 
Zowel de directeur als de justitiabele kan een overplaatsingsverzoek indienen bij de selectiefunctionaris. De justitiabele heeft op grond van artikel 18 van de Pbw het recht om een (over)plaatsingsverzoek in te dienen naar een andere inrichting of afdeling van een penitentiaire inrichting. Dit verzoek kan rechtstreeks naar de selectiefunctionaris worden gestuurd, maar ook door tussenkomst van de directeur worden ingediend. Indien een justitiabele een overplaatsingsverzoek indient, is de directeur verplicht om dit verzoek in behandeling te nemen en door te sturen naar de selectiefunctionaris.[5] Het overplaatsingsverzoek wordt digitaal via de inrichting naar de selectiefunctionaris verstuurd, via een zogenoemd selectieadvies. Het selectieadvies bevat, naast algemene informatie over de justitiabele, het overplaatsingsverzoek en de onderbouwing daarvan. Daarnaast bevat het altijd een advies van de directeur. Indien de directeur zelf het verzoek doet is dit eveneens het advies. Doet de justitiabele een verzoek, dan zal de directeur de selectiefunctionaris een advies meegeven over de te nemen beslissing. De selectiefunctionaris dient binnen zes weken te beslissen op het overplaatsingsverzoek.[6] Als het verzoek is afgewezen kan zes maanden na deze afwijzing opnieuw een dergelijk verzoekschrift worden ingediend.[7] Namens de directeur is de casemanager verantwoordelijk voor het opstellen van het selectieadvies. Tegen het niet (adequaat) afhandelen van een overplaatsingsverzoek staat dan ook beklag open bij de beklagcommissie op grond van artikel 60 Pbw. Tegen de inhoud en de totstandkoming van het selectieadvies staat echter geen beklag open.[8]    

Na het nemen van de plaatsingsbeslissing, komt de desbetreffende gedetineerde op een (wacht)lijst voor overplaatsing. Selectiefunctionarissen hebben een overzicht van de landelijke capaciteit en bepalen op welk moment een gedetineerde daadwerkelijk zal worden overgeplaatst. Wanneer er een plek vrij is informeert de selectiefunctionaris de verzendende inrichting met het verzoek een transportorder uit te zetten bij de Dienst Vervoer & Ondersteuning (DV&O), waarna de gedetineerde op de geplande dag zal worden overgeplaatst.

Bezwaar & beroep             
De justitiabele kan tegen de plaatsingsbeslissing van de selectiefunctionaris in bezwaar gaan uiterlijk op de zevende dag waarop hij kennis heeft genomen van de beslissing.[9] Hieronder vallen alle plaatsingen, ook eerste plaatsingen inclusief zelfmelders.[10] Indien een justitiabele zelf een overplaatsingsverzoek heeft gedaan staat er tegen de (gedeeltelijke) afwijzing van deze beslissing rechtstreeks beroep open bij de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ). Ditzelfde geldt voor een overplaatsingsverzoek op verzoek van de directeur indien de justitiabele geheel akkoord is met dit verzoek of indien de justitiabele van tevoren zijn bezwaren tegen het overplaatsingsverzoek kenbaar heeft gemaakt.[11] In alle andere gevallen kan de justitiabele eerst bezwaar indienen bij de selectiefunctionaris. De selectiefunctionaris dient binnen een termijn van zes weken na indiening van het bezwaar een beslissing te nemen.[12] Indien dit bezwaar (gedeeltelijk) ongegrond wordt verklaard kan vervolgens in beroep worden gegaan bij de RSJ.[13] Hangende de uitspraak op het beroep kan worden verzocht om schorsing van de tenuitvoerlegging van de beslissing bij de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ.[14] Hangende het bezwaar kan in beginsel geen verzoek tot schorsing worden gedaan, tenzij de beslissing op bezwaar lang op zich laat wachten of indien er sprake is van uitzonderlijke omstandigheden.[15]             

Differentiatie
Op plaatsingen binnen het gevangeniswezen en de vreemdelingenbewaring zijn de Penitentiaire Beginselenwet (Pbw) en de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (Rspog) van toepassing. Justitiabelen binnen het gevangeniswezen worden gedetineerden genoemd en justitiabelen in de vreemdelingenbewaring ingeslotenen. Gedetineerden verblijven in een penitentiaire inrichting of een justitieel complex en ingeslotenen in een detentiecentrum. Binnen de wet- en regelgeving is een differentiatie te onderscheiden in het beveiligingsniveau, de bestemming en het regime van deze inrichtingen. Binnen deze drie mogelijkheden zijn er ook afdelingen voor bijzondere opvang. Elke inrichting heeft een beveiligingsniveau, een bestemming en een regime toegewezen. Vaak heeft een inrichting meerdere beveiligingsniveaus, bestemmingen en regimes die per afdeling verschillen. Sommige beveiligingsniveaus, bestemmingen of regimes horen bij elkaar. Er zijn kortom veel verschillende soorten plaatsen waar een justitiabele binnen de detentie kan verblijven. Hieronder volgt een uiteenzetting van alle vormen van differentiatie inclusief criteria en uitgangspunten van plaatsing.        

Risicoprofiel
Het risicoprofiel is de aanduiding van het vlucht- en maatschappelijk risico van een gedetineerde.[16] Bij de eerste plaatsing van een justitiabele in een inrichting stelt de selectiefunctionaris het risicoprofiel vast.[17] Standaard krijgt een justitiabele een normaal risicoprofiel, tenzij er informatie is die aanleiding geeft om daar vanaf te wijken. Factoren die bij de vaststelling van het risicoprofiel een rol spelen zijn de kenmerken en achtergrond van het delict waarvoor de justitiabele veroordeeld is of waarvan hij wordt verdacht (maatschappelijk risico) en eerdere detentie-informatie (vluchtrisico). Ook wordt informatie gebruikt van het Gedetineerden Recherche Informatiepunt (GRIP) van de politie dat fungeert als landelijk informatieknooppunt voor DJI, politie en Openbaar Ministerie.[18] Naast het normale risicoprofiel is er een verhoogd, hoog en extreem risicoprofiel.[19] Justitiabelen die één van deze risicoprofielen hebben, worden geplaatst op de zogenoemde GVM (Gedetineerden met een Vlucht en/of Maatschappelijk risico)-lijst en worden geplaatst in een daarvoor geschikte inrichting. Zie voor meer informatie hierover het dossier GVM.              

Risicoprofiel

Inrichtingen

Extreem

P.I. Vught (EBI / TA), P.I. Rotterdam, locatie De Schie (TA)

Hoog

Niveau III: P.I. Vught, P.I. Leeuwarden, P.I. Zutphen, P.I. Rotterdam, locatie de Schie, P.I. Krimpen aan den IJssel, P.I. Zuid-Oost, locatie Roermond.

Verhoogd

Niveau III: zie hierboven.

Normaal

Alle inrichtingen


Beveiligingsniveaus
Binnen het gevangeniswezen zijn vier verschillende soorten beveiligingsniveaus te onderscheiden.[20] Hieronder worden deze vier kort toegelicht.   

1. Beperkt Beveiligd (BB)
Voorheen vielen de (Z)BBI’s onder dit beveiligingsniveau maar met de inwerkingtreding van de Wet Straffen & Beschermen zijn de BBI en de ZBBI verdwenen. Gedetineerden kunnen in de laatste fase van hun detentie buiten de muren een opleiding volgen of aan het werk in de nieuwe Beperkt Beveiligde Afdeling (BBA). In de BBA staat alles in het teken van de terugkeer naar de samenleving. Voor meer informatie is het informatieblad van DJI over de BBA hier te raadplegen.

2. Normaal Beveiligd (NB)
NB is  het standaard beveiligingsniveau waar justitiabelen in verblijven. Een NB inrichting of afdeling kan verschillende bestemmingen hebben zoals huis van bewaring, gevangenis of een Inrichting voor stelselmatige daders (ISD). Daarnaast kan bij dit beveiligingsniveau zowel een gemeenschapsregime   als een individueel regime zijn.

3. Uitgebreid Beveiligd (UB)            
UB is een hoger beveiligingsniveau dan NB en betreft momenteel alleen afdelingen met bijzondere opvang. Dit beveiligingsniveau is bedoeld voor gedetineerden die een verhoogd vlucht- of maatschappelijk risico vormen.[21] Voorbeelden van UB zijn de Terroristen Afdeling (TA), de Beheers Problematische Gedetineerden (BPG) afdeling, de Afdeling Intensief Toezicht (AIT) en (delen van) het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC). Op een afdeling of inrichting met UB kunnen zowel mannen als vrouwen worden geplaatst. Ook kan dit beveiligingsniveau in zowel een huis van bewaring als een gevangenis worden gehanteerd. Momenteel zijn er twee inrichtingen die een UB afdeling hebben en dat zijn PI Vught en P.I. Rotterdam, locatie De Schie. PI Vught heeft zowel een TA- als een BPG-afdeling en De Schie alleen een TA.    

4. Extra Beveiligd (EB)      
Dit beveiligingsniveau is het zwaarste beveiligingsniveau in Nederland. EB is een inrichting binnen een inrichting. Er is slechts één EBI in de P.I. Vught. De EBI is bedoeld voor de onderbrenging van justitiabelen die een extreem vluchtrisico vormen of die, wanneer zij ontvluchten, een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormen. In oktober 2018 is er een nieuwe categorie bijgekomen en dat betreft justitiabelen die een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormen vanwege aanwijzingen van voortgezet crimineel handelen in detentie.[22] De EBI is bestemd voor mannen en vrouwen, en als huis van bewaring en gevangenis. Gelet op de impact die een plaatsing in de EBI heeft voor een gedetineerde, is het van belang dat deze beslissing met de grootste zorgvuldigheid wordt omkleed.[23] Om die reden is er een afzonderlijke selectieprocedure met een adviescommissie (SAC) en wordt de plaatsing elk jaar ambtshalve door de selectiefunctionaris getoetst.[24] Momenteel wordt er gebouwd aan het Justitieel Complex in Vlissingen (JCV) waar ook een EBI gepland is.           

Bestemmingen
Inrichtingen kunnen worden bestemd als huis van bewaring, gevangenis en inrichting voor stelselmatige daders.[25] In de praktijk heeft een inrichting vaak meerdere bestemmingen die zijn ondergebracht op verschillende afdelingen. Daarnaast worden mannen en vrouwen in beginsel gescheiden ondergebracht,[26] met uitzondering van de bijzondere opvang afdelingen.

Huis van bewaring             
Huizen van bewaring zijn te vinden in afdelingen van penitentiaire inrichtingen en zijn bedoeld voor de onderbrenging van verschillende soorten insluittitels. Dit zijn personen in voorlopige hechtenis die in afwachting zijn van de uitspraak van de rechtbank, personen die een maatregel (tbs/ISD) opgelegd hebben gekregen, maar waarvan deze uitspraak nog niet onherroepelijk is, en personen die worden gegijzeld in het kader van een schadevergoeding, geldboete (strafbeschikking) of ontnemingsmaatregel. Daarnaast is het huis van bewaring bedoeld voor alle anderen die op basis van enige insluittitel hun vrijheid is ontnomen.[27]

Gevangenis
Gevangenissen zijn bedoeld voor de onderbrenging van personen die, al dan niet onherroepelijk, zijn veroordeeld tot een vrijheidsstraf. Dit geldt ook voor personen die al dan niet onherroepelijk zijn veroordeeld tot een gevangenisstraf in combinatie met de tbs-maatregel. Na het einde van de gevangenisstraf verblijven zij in de gevangenis totdat de zaak onherroepelijk is en/of er plek is in een tbs-kliniek. Daarnaast wordt in bijzondere gevallen gijzeling ten uitvoer gelegd in een gevangenis, dit is het geval bij de bijzondere opvang afdeling voor arrestanten.[28]                    

Inrichting voor Stelselmatige Daders (ISD)   
Binnen penitentiaire inrichtingen zijn er afdelingen die zijn bestemd als een Inrichting voor Stelselmatige Daders. Op een ISD afdeling worden gedetineerden geplaatst die onherroepelijk zijn veroordeeld tot de ISD-maatregel.[29] Wanneer iemand dus nog in (hoger) beroep is tegen de oplegging van de maatregel, verblijft die persoon in een huis van bewaring. Er zijn in totaal zes inrichtingen die ISD-afdelingen hebben: JC Zaanstad, P.I. Zutphen, P.I. Zwolle, P.I. Vught, P.I. Rotterdam, locatie Hoogvliet, JC Zeist en P.I. Alphen aan den Rijn. Meer over de ISD-maatregel lees je in het dossier ISD-maatregel.       

Regimes
Het regime kan worden beschreven als de manier waarop gedetineerden worden behandeld. De manier van onderbrenging, de mate van bewegingsvrijheid binnen de inrichting of afdeling en de duur en inhoud van het dagprogramma bepalen hoofdzakleijk de aard en kwaliteit van een regime.[30] Vóór de laatste wijziging van de Pbw werd het regime daarin omschreven als  ‘het samenstel van de verzorging en activiteiten en de regels die gelden voor gedetineerden in een inrichting of afdeling’.[31]


1. Gemeenschapsregime 
Gedetineerden die in een gemeenschapsregime zijn geplaatst, worden zo veel mogelijk in de gelegenheid gesteld met andere gedetineerden aan activiteiten deel te nemen.[32] De directeur kan een gedetineerde die in een gemeenschapsregime is geplaatst, een voor de gemeenschappelijke onderbrenging van gedetineerden bestemde verblijfsruimte toewijzen, tenzij de gedetineerde daarvoor ongeschikt wordt geacht.[33] Ongeschiktheid kan samenhangen met de psychische gestoordheid, verslavingsproblematiek, gezondheidstoestand of gedragsproblematiek van de gedetineerde, de achtergrond van het door de gedetineerde gepleegde delict of de aan de gedetineerde opgelegde beperkingen.[34]

Wanneer er geen activiteiten zijn of wanneer de gedetineerde niet deelneemt aan activiteiten, verblijft de gedetineerde, tenzij hij of zij daarvoor ongeschikt wordt geacht, in de verblijfsruimte. Het gemeenschapsregime is het standaard regime op het reguliere huis van bewaring en de gevangenis. Behoudens contra-indicaties, verblijven gedetineerden in dit regime in een MPC (meerpersoonscel). Naast het reguliere gemeenschapsregime is er het individueel regime, dat alleen in PI’s mag worden toegepast die door de minister zijn aangewezen.[35]   

2. Individueel regime         
Gedetineerden die in een individueel regime zijn geplaatst, worden in de gelegenheid gesteld aan activiteiten deel te nemen. De directeur bepaalt de mate waarin de gedetineerde in staat wordt gesteld individueel dan wel met andere gedetineerden aan activiteiten deel te nemen.[36] In het individueel regime kunnen gedetineerden worden geplaatst die op grond van hun persoonlijkheid, gedrag of andere persoonlijke omstandigheden, de aard van het door hen gepleegde delict, of de aard van het delict van het plegen waarvan zij worden verdacht een ernstig beheersrisico vormen voor zichzelf of anderen en ten gevolge daarvan niet in staat dan wel ongeschikt zijn in een gemeenschapsregime te functioneren of te verblijven.[37] Gedetineerden worden in het individuele regime, afhankelijk van hun situatie, in de gelegenheid gesteld om individueel dan wel in een (kleine) groep deel te nemen aan het dagprogramma. Wanneer er geen activiteiten zijn of er wordt niet deelgenomen aan activiteiten, verblijft men in de eigen verblijfsruimte. In dit regime verblijven gedetineerden altijd op een EPC (eenpersoonscel). Op een PPC, een TA-afdeling, een BPG-afdeling, de EBI en in het JCvSZ kan het individueel regime worden toegepast.             

Bijzondere opvang           
Zoals hierboven al genoemd, zijn er ook bijzondere opvangafdelingen of -inrichtingen die door de Minister zijn aangewezen. Deze bijzondere opvang kan verband houden met de leeftijd, de persoonlijkheid, de lichamelijke of geestelijke gezondheidstoestand van de gedetineerde of het delict op grond waarvan iemand is gedetineerd.[38] Hieronder worden een aantal bijzondere opvangafdelingen uitgewerkt.

Pieter Baan Centrum (PBC)             
Het PBC is een psychiatrische observatiekliniek van het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP).[39] In het PBC worden gedetineerden geplaatst die in voorlopige hechtenis verblijven en waarvan de rechter het bevel van plaatsing heeft afgegeven op grond van het Wetboek van Strafvordering.[40] Dit is dan ook de enige plaatsing waarvan de beslissingsbevoegdheid niet bij de selectiefunctionaris ligt. Het PBC is bestemd als een huis van bewaring met een gemeenschapsregime voor zowel mannen als vrouwen. In het PBC worden verdachten geobserveerd en onderzocht op hun geestesvermogens. Het verblijf duurt in beginsel maximaal zeven weken en resulteert in een zogenoemde Pro Justitia rapportage die de rechter gebruikt bij de beoordeling van de zaak.[41] In deze rapportage wordt geadviseerd over de mate van toerekeningsvatbaarheid ten tijde van het vermoedelijke plegen van het strafbare feit, de kans op recidive en eventuele noodzakelijke behandeling.[42]              

Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) 
   
In een PPC worden gedetineerden geplaatst ten aanzien van wie, in verband met een psychiatrische stoornis, persoonlijkheidsstoornis, psychosociale problematiek, verslavingsproblematiek of een verstandelijke beperking, forensische zorg is geïndiceerd of nadere observatie nodig is om de vraag te beantwoorden of forensische zorg is geïndiceerd.[43] Het gaat kort gezegd om gedetineerden die meer zorg nodig hebben dan op een reguliere of EZV-afdeling geboden kan worden en die ook niet terecht kunnen in een instelling binnen de geestelijke gezondheidszorg (GGZ).[44] De plaatsingsprocedure is vastgelegd in het Handboek Forensische Zorg. Het PMO (Psycho Medisch Overleg) van de inrichting signaleert dat de zorgvraag van een gedetineerde een reguliere afdeling te boven gaat en doet een indicatiestelling bij het NIFP. Het NIFP zal deze beoordelen en de indicatie afgeven. Hierna dient de directeur van de inrichting een overplaatsingsverzoek in bij de selectiefunctionaris die zal beslissen over de plaatsing.[45] In PPC’s wordt gewerkt met individuele behandel- en begeleidingsplannen. Het uitgangspunt is dat de zorg vergelijkbaar is aan de zorg in de GGZ, met inachtneming van de beperkingen van de detentiesituatie.[46] Binnen het gevangeniswezen zijn momenteel vijf inrichtingen met PPC afdelingen: PI Haaglanden, locatie Scheveningen, P.I. Vught, J.C. Zaanstad, PI Zwolle en CTP Veldzicht. PI Zwolle en JC Zaanstad hebben zowel afdelingen voor de onderbrenging van mannen als vrouwen. CTP Veldzicht is specifiek bedoeld voor patiënten met een migratieachtergrond of een andere nationaliteit dan de Nederlandse. De PPC’s hebben de bestemming van zowel gevangenis, huis van bewaring als ISD. PPC’s hebben een individueel regime en zijn gevestigd in een inrichting met een normaal beveiligingsniveau.

Terroristen Afdeling (TA)   
Op een TA worden gedetineerden geplaatst die verdacht worden van of al dan niet onherroepelijk zijn veroordeeld voor een terroristisch misdrijf. Daarnaast kunnen er gedetineerden worden geplaatst die voor of tijdens hun detentie een boodschap van radicalisering verkondigen of verspreiden. Indien uit informatie van het GRIP of het OM echter blijkt dat plaatsing op de TA niet is geïndiceerd kan de selectiefunctionaris besluiten om iemand hier toch niet te plaatsen.[47] Hierbij is de insluittitel leidend. Wanneer iemand bijvoorbeeld verdachte is van een terroristisch misdrijf waarvoor geen insluittitel loopt en op een insluittitel zonder terroristisch misdrijf is ingesloten, wordt niet voldaan aan het criterium. Als het gaat om gedetineerden die zijn geplaatst op de TA omdat zij een boodschap van radicalisering verkondigen, neemt de selectiefunctionaris elke twaalf maanden een beslissing over de eventuele verlenging van het verblijf.[48] Een gedetineerde wordt uitgeplaatst indien een derde deel van de opgelegde onherroepelijke gevangenisstraf is ondergaan of indien het strafrestant tussen de vier maanden en een jaar bedraagt.[49] Op dat moment bestaat voor de gedetineerde de mogelijkheid op detentiefasering. Uitplaatsing vindt niet plaats bij een (dreigende) uitlevering, de verspreiding of verkondiging van een boodschap van radicalisering in het laatste jaar of een verhoogd maatschappelijk risico bij ontvluchting.[50] Op dit moment zijn er twee TA’s voor mannen in P.I. Vught en P.I. Rotterdam, locatie De Schie en één TA voor vrouwen in P.I. Zwolle. Een TA bevindt zich in een UBI, is bestemd als huis van bewaring en als gevangenis voor mannen en vrouwen en heeft een individueel regime.           

Beheers Problematische Gedetineerden (BPG)         
Op een BPG-afdeling worden gedetineerden geplaatst die een extreem beheersrisico vormen. Hierbij moet je denken aan structureel beheersproblematisch gedrag: verbaal en/of fysieke confrontaties met personeel en medegedetineerden in de vorm van schelden spugen, dreigen etc. Er kan onder andere in de volgende gevallen gesproken worden van een ernstig beheersrisico:

  • Habitueel ageergedrag: een tot gewoonte geworden impuls om agressie op de directe omgeving te uiten, waardoor personeelsleden en medegedetineerden zich voortdurend in een bedreigende omgeving bevinden;
  • Een zodanig ontwrichtend en ondermijnend gedragspatroon, waardoor het verblijf op een reguliere of andere leefafdeling niet meer passend is; 
  • Vluchtgevaar, liquidatiegevaar en gevaar voor eigen veiligheid.[51]

Daarnaast zijn er nog een aantal voorwaarden, waaronder:

  • een gedragsdeskundige verklaart dat er geen sprake is van een PPC indicatie, om uit te sluiten dat het gedrag primair voortkomt uit psychiatrische problematiek. 
  • De directeur heeft alles in het werk gesteld om de gedetineerde in de eigen inrichting op te vangen. Dit betekent dat een interne overplaatsing geen optie (meer) is. 
  • Een overplaatsing naar een andere inrichting is geen optie (meer).[52] 


Momenteel hebben alleen PI Vught en PI Alphen aan den Rijn een BPG-afdeling. BPG-afdelingen bevinden zich in een Uitgebreid Beveiligde Inrichting (UBI) en zijn bestemd als huis van bewaring, gevangenis en als inrichting voor stelselmatige daders met een individueel regime. Voor de plaatsing moet daarom ook voldaan worden aan het criterium voor plaatsing in een individueel regime.                 

Afdeling Intensief Toezicht (AIT)     
Een AIT is een kleinschalige, reguliere afdeling binnen een gevangenis. Het doel hiervan is te voorkomen dat gedetineerden doorgaan met criminele activiteiten binnen detentie. Aan activiteiten wordt in kleine groepjes meegedaan, het contact met de buitenwereld wordt gecontroleerd en het dagprogramma wordt in delen uitgevoerd.[53] Plaatsing op de AIT gebeurt nu door de directeur als deze er aanleiding toe ziet, maar in de toekomst zal deze bevoegdheid worden uitgeoefend door of namens de minister. Op dit moment zijn er VIJF inrichtingen die een AIT hebben, namelijk PI Leeuwarden, PI Krimpen aan den IJssel, PI Arnhem, PI Alphen aan den Rijn en PI Sittard. Er zal in de toekomst ook een AIT worden gerealiseerd in de PI Lelystad.[54]             

Justitieel Centrum voor Somatische Zorg (JCvSZ)     
Het JCvSZ (voorheen het Justitieel Medisch Centrum) in Scheveningen is het penitentiair ziekenhuis waar gedetineerden kunnen worden geplaatst die medische behandelingen behoeven waarvoor opname in een ziekenhuis is geïndiceerd of gedetineerden die voorwerpen in hun lichaam hebben gestopt die een ernstig gevaar vormen voor de gezondheid. Ook is het bedoeld voor gedetineerden die langdurig extra medische verzorging nodig hebben die niet of onvoldoende geboden kan worden in een reguliere inrichting.[55] Voor korte behandelingen kan de directeur een gedetineerde overplaatsen naar het JCvSZ op grond van zijn zorgplicht van artikel 42, vierde lid, Pbw. Indien er echter sprake is van langdurig verblijf in het JCvSZ, is dit ook mogelijk via een overplaatsingsbeslissing van de selectiefunctionaris.           

Vreemdelingen in de Strafrechtsketen (VRIS)             
Personen die geen rechtmatig verblijf hebben in Nederland (geen verblijfstitel) kunnen ook in detentie raken op grond van een strafrechtelijke titel. Denk hierbij aan de voorlopige hechtenis omdat ze verdacht worden van een plegen van een strafbaar feit of een gevangenisstraf wegens het plegen van een strafbaar feit. Deze personen worden geplaatst in P.I. Ter Apel.[56] Het gaat hierbij dus niet om personen die in vreemdelingenwaring verblijven, dit is namelijk een bestuursrechtelijke titel. In dat geval verblijven zij in een detentiecentrum.

Moeders met kinderen      
Voor vrouwen die in detentie verblijven, is er in P.I. Ter Peel de mogelijkheid om samen met hun kind in de inrichting te verblijven. Meer informatie hierover is te vinden in het dossier Contact ouder en kind.


Arrestanten
In 2014 heeft DJI afdelingen in het leven geroepen voor arrestanten. Er zijn momenteel zes inrichtingen die arrestantenafdelingen hebben. Dit zijn DC Rotterdam, DC Schiphol, PI Grave, PI Alphen aan den Rijn, locatie Eikenlaan, PI Lelystad en JC Zeist. Arrestantenafdelingen zijn bestemd als gevangenis, hebben een gemeenschapsregime en bevinden zich in een NBI. Het enige verschil met een reguliere gevangenisafdeling is dat er een ander dagprogramma gedraaid wordt. Zie voor alle informatie over arrestanten(afdelingen) het dossier arrestanten.

Top600
De Top600 is een samenwerking tussen onder andere de Gemeente Amsterdam, het Openbaar Ministerie, de GGD, de politie en DJI en is een lijst van (600) personen die de afgelopen jaren relatief veel high-impact delicten hebben gepleegd in Amsterdam. Het gaat hierbij om overvallen, straatroven, woninginbraken, zware mishandeling, openlijke geweldpleging en moord/doodslag.[57] De lijst wordt opgesteld aan de hand van criteria van de politie en het Openbaar Ministerie. In het kader van deze samenwerking heeft DJI het beleid dat personen die op deze lijst staan allemaal bij elkaar geplaatst worden op dezelfde afdeling. Deze zogenoemde Top600 afdeling is te vinden in JC Zaanstad. De afdeling is bestemd als huis van bewaring of gevangenis, heeft een gemeenschapsregime en bevindt zich in een NBI. Inmiddels hebben ook andere gemeentes een soortgelijke aanpak met bijbehorende lijst. Daarvoor zijn echter geen speciale afdelingen.          

Extra Zorg Voorziening (EZV)         
In de meeste inrichtingen is er een zogenoemde extra zorg voorziening (EZV) afdeling die is bestemd als zowel huis van bewaring als gevangenis. De EZV is bedoeld voor het onderbrengen van kwetsbare gedetineerden die (psychosociale) zorg nodig hebben. Het gaat hier vaak om gedetineerden die beïnvloedbaar zijn en/of niet kunnen omgaan met de vele prikkels van een reguliere afdeling. Meer dan op een reguliere afdeling wordt op de EZV aandacht besteed aan onder meer het stabiliseren van psychiatrische stoornissen, hygiëne en zelfverzorging en motivering. De EZV zit qua zorgintensiviteit tussen een reguliere afdeling en PPC-afdeling in.[58]

GHB-cellen
GHB staat voor gamma-hydroxyboterzuur en is een gedragsbeïnvloedend middel dat zeer lichamelijk verslavend is. De ontwenningsverschijnselen zijn dan ook dusdanig risicovol en heftig dat professionele begeleiding noodzakelijk is. In detentie zijn er twee inrichtingen die zogenoemde GHB-cellen hebben, dit zijn P.I. Haaglanden, locatie Scheveningen (JCvSZ) en P.I. Zwolle. Hier wordt 24-uurs zorg aangeboden ten behoeve van de detoxificatie. Meer informatie is te vinden in het dossier middelengebruik. De plaatsing op beide locaties vindt door de selectiefunctionaris plaats vanaf het politiebureau of arrestantencomplex. Het is vervolgens aan de directeur om de gedetineerde op grond van zijn eigen bevoegdheid van artikel 16 Pbw de GHB-cel toe te wijzen.

Forensische Zorg (ForZo)              
De wet biedt een aantal mogelijkheden om gedetineerden die op basis van hun insluittitel geplaatst zijn in het gevangeniswezen, te plaatsen in de forensische zorg. Hieronder worden drie van deze mogelijkheden besproken. Het gaat om de zogenoemde artikelplaatsing en de mogelijkheid tot (vervroegde) plaatsing in een tbs-kliniek.

Artikelplaatsingen 
De Penitentiaire Beginselenwet biedt twee mogelijkheden om een gedetineerde van het gevangeniswezen over te plaatsen naar de forensische zorg, de zogenoemde artikelplaatsingen. Met de inwerkingtreding van de wet Straffen & Beschermen zijn deze artikelplaatsingen nu neergelegd in artikel 15.4 van de Pbw  en artikel 43.4 van de Pbw. De artikelplaatsingen zijn onder een vergrootglas komen te liggen naar aanleiding van de zaak van Michael P. Naar aanleiding van de rapporten van de Inspecties en de Onderzoeksraad van Veiligheid over deze zaak zijn de criteria voor de artikelplaatsingen aangescherpt. Voor een vastgestelde lijst van ernstige gewelds- en zedendelicten is een risicotaxatie en delictanalyse noodzakelijk.[59] Ook is het niet meer mogelijk om de twee artikelplaatsing achtereenvolgens toe te passen, voorheen werd dit gedaan om zo een langere periode te hebben voor re-integratie en resocialisatie.

Algemene bepalingen & procedure
Bij artikelplaatsingen gaat het om plaatsing in de GGZ. Voor beide artikelplaatsingen geldt dat deze op vrijwillige basis zijn. Een gedetineerde dient daarom in te stemmen met de plaatsing. Daarnaast is een indicatiestelling nodig van het NIFP. De inrichting doet hiervoor een aanmelding in het programma IFZo (Indicatiestelling Forensische Zorg) waarna het NIFP al dan niet een indicatie afgeeft voor de plaatsing.[60] Bij de toekenning van de indicatiestelling wordt de delictanalyse en risicotaxatie die niet ouder is dan zes maanden betrokken.[61] Het Forensisch Plaatsingsloket van DIZ zoekt hierop een geschikte zorgaanbieder.[62] Vervolgens stuurt de directeur van de inrichting een (selectieadvies) overplaatsingsverzoek op naar de selectiefunctionaris. Hierbij betrekt hij in ieder geval: het penitentiair/inrichtingsdossier; een advies van de officier van justitie over de tenuitvoerlegging, het niveau van de beveiliging en de eventueel te stellen voorwaarden, een advies van de reclassering over de wijze waarop het toezicht wordt vormgegeven en eventueel advies van de rechter over de tenuitvoerlegging. Ook dient de directeur in zijn eigen advies in te gaan op al deze informatie en adviezen.[63] Bij plaatsingen van gedetineerden die zijn veroordeeld tot ernstige gewelds- of zedenmisdrijven gelden in ieder geval de algemene voorwaarden dat ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking moet worden verleend aan het afnemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs moet worden aangeboden ter inzage en er medewerking moet worden verleend aan reclasseringstoezicht.[64]        

Indien de gedetineerde is geplaatst blijft hij/zij administratief ingeschreven bij de inrichting van herkomst. Dit betekent dat hoewel de gedetineerde feitelijk in de forensische zorg verblijft, de directeur van de inrichting nog steeds verantwoordelijk is voor de gedetineerde, die nu eigenlijk patiënt is.[65] De directeur volgt het behandeltraject en blijft aanspreekpunt bij bijzonderheden en incidenten. Dit betekent ook dat bij vrijheden de directeur dan wel de selectiefunctionaris daarover (in eerste instantie) een beslissing dient te nemen conform de regelgeving over verlof. Wanneer een langer verblijf van de gedetineerde zich niet meer verdraagt met de ongestoorde tenuitvoerlegging of andere redenen aanwezig zijn om de plaatsing te beëindigen, beslist de directeur (met instemming van de selectiefunctionaris) dan wel de selectiefunctionaris zelf tot terugplaatsing naar de gevangenis. In het Handboek Forensische Zorg is tot slot opgenomen dat in sommige gevallen plaatsing in de forensische zorg is uitgesloten. Het gaat hierbij om de gevallen waarin:

  • De justitiabele tbs met dwangverpleging (art. 37b Sr) is opgelegd;
  • Het OM negatief adviseert over plaatsing in de GGZ; 
  • De justitiabele een vreemdelingenstatus heeft;  
  • De justitiabele een levenslange straf opgelegd heeft gekregen;
  • De inschatting is dat het plaatsen van de justitiabele in de GGZ maatschappelijke onrust zal veroorzaken;
  • Wanneer een zeer hoog beveiligingsniveau (4) is geïndiceerd;
  • De justitiabele geen toestemming wil verlenen voor indicatiestelling GGZ. 


Artikel 43.4 plaatsing       
Met inwerkingtreding van de Wet Straffen en Beschermen is in het kader van het PP alleen nog ambulante zorg en begeleiding mogelijk en dus geen opname meer in een intramurale voorziening, zoals beschermd wonen of een kliniek. Gedetineerden die richting het einde van detentie beschermd wonen of klinische zorg nodig hebben, kunnen daar nog steeds wel naar toegelegd worden, mits geïndiceerd, maar dan via een uitplaatsing op artikel 43.4 Pbw.[66] Een voorwaarde voor de artikel 43.4 plaatsing is dat zorg en hulp dit noodzakelijk maken en een dergelijke overbrenging zich verdraagt met de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming. Plaatsing is dus alleen mogelijk indien iemand, al dan niet onherroepelijk, is veroordeeld in eerste aanleg. Indien de gedetineerde wordt overgebracht ten behoeve van de verlening van forensische zorg bedoeld in de Wet forensische zorg, geschiedt de overbrenging overeenkomstig de bepalingen van die wet.

Uit de memorie van toelichting bij de Pbw volgt ten aanzien van het derde lid van artikel 43 (de huidige art. 43.4 plaatsing) dat de directeur bevoegd is te beslissen over deze plaatsing.[67] De selectiefunctionaris heeft, in het geval dat de procedure in zijn totaliteit wordt doorlopen een adviserende rol. Dit volgt ook uit jurisprudentie van de beroepscommissie.[68] De directeur is, afhankelijk van de casus, bevoegd om de procedure tussentijds te eindigen. Bijvoorbeeld als blijkt dat de gewenste plek van overplaatsing niet voorkomt in IFZo. 

Artikel 15.4 plaatsing       
Uit artikel 15.4 van de Pbw volgt dat Onze Minister kan bepalen dat een gedetineerde in het geval van een  psychische stoornis, psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap van de gedetineerde naar een accommodatie als bedoeld in artikel 1:1, onderdeel b, van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg of artikel 1, onderdeel b, van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten zal worden overgebracht om daar zolang dat noodzakelijk is te worden verpleegd. Als de gedetineerde wordt overgebracht ten behoeve van de verlening van forensische zorg, bedoeld bij of krachtens de Wet forensische zorg, is die wet daarop van toepassing.

Plaatsing in een tbs-kliniek           
Op grond van artikel 6:2:8 van het Wetboek van Strafvordering kan de Minister ambtshalve, dan wel op verzoek van de directeur van de inrichting of de gedetineerde zelf, een veroordeelde (vervroegd) plaatsen in een tbs-kliniek. Voor deze plaatsing wordt onderscheid gemaakt tussen personen die een gevangenisstraf opgelegd hebben gekregen en personen die een gevangenisstraf en tbs met dwang opgelegd hebben gekregen (combivonnis). 

Gevangenisstraf
Een persoon die is veroordeeld tot een gevangenisstraf of (vervangende) hechtenis, kan wegens een psychische stoornis, psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap worden geplaatst in een tbs-kliniek. Dit betekent dat ondanks dat de rechter geen tbs opgelegd heeft maar een gevangenisstraf, er in bepaalde gevallen een mogelijkheid bestaat om in een tbs-kliniek geplaatst te worden. Deze plaatsing gebeurt overeenkomstig hoofdstuk zes van de Wet forensische zorg. De RSJ heeft in haar jurisprudentie uitgemaakt dat (vervroegde) plaatsing in een tbs-kliniek in de rede ligt indien het gaat om detentie-ongeschiktheid, maar ook in het geval de in het gevangeniswezen beschikbare psychiatrische zorg niet afdoende is voor de gedetineerde in verband met zijn psychopathologie dan wel garanties voor een humane tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in het licht van die pathologie ontbreken.[69] Een bekend (oud) voorbeeld van een dergelijke plaatsing betreft de in 1984 tot levenslang veroordeelde Cevdet Y.           

Gevangenisstraf + tbs met dwang  
Voor een persoon die is veroordeeld tot een gevangenisstraf en tbs met dwang, is het mogelijk om eerder geplaatst te worden in de tbs dan het uitgangspunt. Het uitgangspunt is dat de tbs begint als de uitspraak onherroepelijk is en het ten uitvoer te leggen gedeelte van de gevangenisstraf is ondergaan. Indien een veroordeelde tot gevangenisstraf tevens de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege is opgelegd, wordt op regelmatige tijdstippen beoordeeld of de veroordeelde dient te worden geplaatst in een instelling voor verpleging van ter beschikking gestelden.

Tegen al deze beslissingen tot (vervroegde) plaatsing, beëindiging daarvan en de beslissing tot niet plaatsing in afwijking van het advies van de rechter op grond van artikel 37b Sr, kan de veroordeelde binnen vier weken in beroep bij de RSJ. Ook is hoofdstuk XVI van de Beginselenwet verpleging ter beschikking stelden (Bvt) van toepassing. 

Plaatsing jeugdigen         
Met de selectie en plaatsing van jeugdigen in justitiële jeugdinrichtingen is de selectiefunctionaris belast. Als een jeugdige wordt geselecteerd voor een jeugdinrichting is deze verplicht om de jeugdige op te nemen. Bij de plaatsing wordt rekening gehouden met de titel van de vrijheidsbeneming, de persoon van de jeugdige of de benodigde mate van beveiliging. Ook worden bij de beslissing de aanwijzingen van het OM, het advies van de autoriteit die de vrijheidsbenemende straf of maatregel heeft opgelegd en de aanwijzingen van Bureau Jeugdzorg betrokken.[70] In principe worden jeugdigen in een normaal beveiligde inrichting geplaatst. Het komt voor dat er wordt geadviseerd om de jeugdige in een beperkt beveiligde inrichting te plaatsen, maar dit wordt gezien als tijdelijk. Als er meerdere inrichtingen geschikt zijn voor de jeugdige wordt er gekeken welke inrichting het meest in overeenstemming met de opvoeding van de jeugdige en de voorbereiding van zijn terugkeer in de maatschappij wordt geacht. Op verzoek van de jeugdige of op voordracht van de directeur kan een jeugdige worden overgeplaatst.[71]

Bezwaar & beroep             
De jeugdige kan met betrekking tot de beslissing van de selectiefunctionaris tot een bepaalde plaatsing direct beroep indienen RSJ. Als er door de selectiefunctionaris een selectiebeslissing is genomen zonder voorafgaand verzoek van de jeugdige, dan kan er eerst bezwaar worden ingediend bij de selectiefunctionaris. Veel van de bezwaar- en beroepsprocedures gaan over het spanningsveld tussen de wens van de jeugdige om ergens in de buurt van zijn leefomgeving te worden geplaatst en de wens de jeugdige te plaatsen op een passende plek.[72] De RSJ toetst de plaatsingsbeslissing in deze gevallen aan de wet en de redelijkheid en billijkheid.[73]

Plaatsing op een behandelplek      
Als een jeugdige een PIJ-maatregel opgelegd heeft gekregen, moet deze daar in principe binnen drie maanden worden geplaatst. Deze termijn kan elke keer met drie maanden worden verlengd, maar deze optie is er eigenlijk alleen las er een gebrek is aan plaatsen door capaciteitstekort.[74] Volgens de RSJ moet er een uitdrukkelijke beslissing worden genomen op deze verlenging.[75]            

Plaatsing in een politiecel
De selectiefunctionaris kan besluiten om een jeugdige vanaf zestien jaar tien dagen vast te houden in een politiecel, als er geen plaats is binnen een jeugdinrichting. Er kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de situatie waarin de rechter-commissaris de inbewaringstelling heeft bevolen of het geval waarin de jeugdige wacht op terugplaatsing na een ontvluchting. Ook voor jeugdigen tussen de twaalf en zestien jaar is verblijf in een politiecel mogelijk, maar maximaal voor drie dagen. Dit mag alleen als zij daar moeten wachten op het regelen van vervoer naar de plaats in een jeugdinrichting.[76]    

Jeugdige met kind              
Het is voor een jeugdige mogelijk om binnen de jeugdinrichting een kind te verzorgen en op te voeden. De plaatsing van een kind bij een jeugdige ouder gebeurt op beslissingsbevoegdheid van de directeur. Aan zijn eventuele toestemming kan de directeur voorwaarden verbinden. Ook kan hij nader advies inwinnen bij de Raad voor de Kinderbescherming.[77] De jeugdige dient op grond van artikel 61 Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) te worden gehoord als de directeur het verzoek afwijst of zijn toestemming intrekt om een kind in de inrichting onder te brengen. Hiertegen kan de jeugdige beklag instellen op grond van artikel 65 Bjj. Als de inrichting niet beschikt over geschikte faciliteiten voor de plaatsing van een kind, kan er worden verzocht aan de selectiefunctionaris om de jeugdige en het kind ergens anders te plaatsen.[78]

Bijzondere afdelingen       
De selectiefunctionaris kan de jeugdige ook plaatsen op een afdeling voor intensieve zorg, intensieve behandeling en de individuele trajectafdeling.[79] Voor de eerste twee plaatsingen moet er eerst advies worden ingewonnen van een psychiater die, voor zover mogelijk, overleg heeft gehad met de behandelend gedragsdeskundige binnen de jeugdinrichting. Voor de plaatsing op de individuele trajectafdeling zal de selectiefunctionaris advies moeten inwinnen bij de adviescommissie individuele trajectafdeling.[80] De directeur is bevoegd het verblijf op deze afdelingen te verlengen, na het verkrijgen van bovengenoemd advies. Hierover moet de jeugdige eerst gehoord worden en tegen deze beslissing kan de jeugdige beklag indienen.[81] Artikel 22d Bjj biedt nog de mogelijkheid om de jeugdige ter observatie te plaatsen op een speciale observatieafdeling, ook wel ForCA. Deze plaatsing duurt in beginsel maximaal zeven weken en kan worden verlengd met vier weken. Na het verstrijken van de observatietermijn wordt de jeugdige teruggeplaatst naar de jeugdinrichting van herkomst, tenzij overplaatsing naar een andere jeugdinrichting is aangewezen.              

Internationale overplaatsingen    
Justitiabelen kunnen ook buiten Nederland worden overgeplaatst en justitiabelen kunnen ook vanuit het buitenland naar Nederland worden overgeplaatst. Hierbij kan een onderscheid worden gemaakt tussen overplaatsingen binnen en buiten het Koninkrijk der Nederlanden.     

Onderlinge Regelingen Detentiecapaciteit (ORD’s)    
In artikel 40 van het Statuut van het Koninkrijk der Nederlanden is bepaald dat vonnissen en bevelen van rechters uit Nederland, Aruba, Curaçao of Sint Maarten, in het gehele Koninkrijk ten uitvoer kunnen worden gelegd. Op grond hiervan zijn er drie Onderlinge Regelingen Detentiecapaciteit (ORD’s) getroffen tussen de landen Sint-Maarten, Curaçao, Aruba en Nederland (inclusief Bonaire, St. Eustatius en Saba) die de grondslag vormen voor overplaatsing tussen deze landen.        

De ORD1 regelt de onderlinge beschikbaarstelling van detentiecapaciteit tussen Sint Maarten, Curaçao, Aruba en Caribisch Nederland (Bonaire, St. Eustatius en Saba). Europees Nederland is op deze regeling niet van toepassing. De ORD2 regelt eveneens de onderlinge beschikbaarheid van detentiecapaciteit maar dan op basis van andere criteria en de regeling is ook van toepassing op Europees Nederland. Op basis van de ORD2 kunnen gedetineerden worden overgebracht naar een ander land indien:            

  1. de aanwezigheid van medische complicaties dit noodzakelijk maakt;
  2. dringende redenen van veiligheid een verder verblijf onverantwoord doen zijn.[82]


Het Openbaar Ministerie doet het verzoek aan de Minister van Justitie van het aangezochte land door tussenkomst van de procureur-generaal en voegt daarbij in ieder geval een advies van de hoofdofficier van justitie en een extract van het vonnis of bevel voorlopige hechtenis.[83] De Minister beslist vervolgens binnen veertien dagen na ontvangst van het verzoek. Tegen deze beslissing en de beslissing tot terugkeer staat geen rechtsmiddel open op grond van de Pbw.[84] De enige mogelijkheid is daarom de voorzieningenrechter (in kort geding) van Nederland of het land van herkomst.[85]    

Overdracht op grond van de ORD2 heeft tot gevolg dat de verantwoordelijkheid van de tenuitvoerlegging wordt overgedragen aan het aangezochte land.[86] Uitgangspunt is dat de gedetineerde terugkeert indien de noodzaak vervalt en in ieder geval binnen zes maanden.[87] Hiervan kan worden afgeweken indien de dringende redenen van veiligheid en/of de aanwezigheid van medische complicaties daartoe aanleiding geven. In dat geval kan de termijn telkens met zes maanden worden verlengd.[88] Vanwege de in beginsel tijdelijke aard van de overplaatsing is sinds 1 oktober 2014 het beleid van het Ministerie van Justitie & Veiligheid in Nederland dat gedetineerden die in Europees Nederland worden geplaatst, niet in aanmerking komen voor vrijheden, met uitzondering van incidenteel verlof. De RSJ heeft echter in meerdere zaken geoordeeld dat wanneer een gedetineerde op basis van de ORD2 al meer dan twee jaar in Europees Nederland verblijft, het niet redelijk is om met een beroep op voornoemd beleid aan de gedetineerde geen vrijheden toe te kennen. De RSJ heeft vervolgens in een van die zaken de verlofaanvraag getoetst aan de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting.[89] Een bekend voorbeeld van de ORD2 was de overplaatsing van een groep gedetineerden van Pointe Blanche en de SDKK (Sentro di Detenshon di Kòrsou) naar Europees Nederland toen orkaan Irma en Maria Sint Maarten hadden verwoest.[90]

In de ORD3 is bepaald dat de landen Nederland (inclusief Caribisch Nederland), Aruba, Curaçao en Sint Maarten zich bereid verklaren om te tenuitvoerlegging van onherroepelijke strafrechtelijke vonnissen waarin een onvoorwaardelijke gevangenisstraf is opgelegd aan een ander land over te dragen met als doel de tenuitvoerlegging zo veel mogelijk dienstbaar maken aan de terugkeer in de maatschappij.[91] De overdracht kan plaatsvinden op grond van overwegingen die verband houden met het resocialisatiebelang van de veroordeelde. De veroordeelde dient de aanvraag in te dienen bij de Minister van Justitie bij de procureur-generaal of een daartoe aangewezen dienst (DIZ in Europees Nederland) van het land waarop het vonnis op dat moment ten uitvoer wordt gelegd.[92] Een van de voorwaarden voor overdracht is dat de veroordeelde zijn hoofdverblijf heeft in het land dat wordt aangezocht door ten minste voor een aaneengesloten periode van drie jaar in een land te hebben verbleven en dat het strafrestant minimaal zes maanden bedraagt.[93] Indien de Ministers van beide landen instemmen met het verzoek, verkrijgt het aangezochte land het recht tot tenuitvoerlegging van de straf met alle relevante bevoegdheden en verantwoordelijkheden.[94] Een veroordeelde dient vervolgens binnen dertig dagen te worden overgeplaatst naar het aangezochte land.[95] Dit betekent dat de straf conform de wetten en regels van het aangezochte land ten uitvoer wordt gelegd, waaronder de voorwaardelijke invrijheidstelling, verlof en detentiefasering.[96] Er dient daarom rekening te worden gehouden met de mogelijkheid dat de duur van de detentie verlengd wordt doordat de datum van voorwaardelijke invrijheidstelling wijzigt.  

WETS/WOTS      
Gedetineerden die in Nederland veroordeeld zijn en afkomstig zijn uit een land buiten het Koninkrijk kunnen worden overgeplaatst naar hun land van herkomst. Andersom kunnen buiten het Koninkrijk veroordeelde Nederlanders worden overgeplaatst naar Nederland. Beide overplaatsingen zijn evenals de ORD3 ingegeven door het resocialisatiebelang van de veroordeelde en vinden plaats door middel van strafoverdracht van het ene land naar het andere. De procedure rondom deze overplaatsingen wordt gecoördineerd door de selectiefunctionarissen die werkzaam zijn bij het proces Internationale Overdracht Strafvonnissen (IOS) van DIZ. Op deze overplaatsingen zijn de WETS (Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties) en de WOTS (Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen) van toepassing. De WOTS geldt voor meer dan zestig landen in de wereld die zich hebben aangesloten bij het Verdrag inzake de overbrenging van gevonniste personen (VOGP) of waar Nederland zelf een verdrag mee heeft afgesloten. Voor de landen van de Europese Unie die de WETS hebben ingevoerd, is de WOTS niet meer van toepassing. Indien een buitenlandse gedetineerde verzoekt om een WETS/WOTS overdracht, dient de directeur (casemanager) een gedetineerde hiermee te helpen en het verzoek in behandeling te nemen. In het dossier Internationale wetgeving alsmede de website van DJI is meer informatie te vinden over de strafoverdracht en overplaatsing op grond van de WOTS en WETS.[97]  


                                                                                                                                                                          


[1] Artikel 15 Pbw.

[2] Artikel 16 Pbw.

[3] RSJ 8 december 2014, 14/3183/GB.

[4] Artikel 25 Pbw.

[5] RSJ 10 november 2009, kenmerk 09/2036/GA.

[6] Artikel 18, derde lid, jo. 17, vierde lid, Pbw.

[7] Artikel 18, vierde lid Pbw.

[8] RSJ 8 januari 2018, 17/3121/GA.

[9] Artikel 17, tweede lid, jo. artikel 61, vijfde lid, Pbw.

[10] RSJ 12 december 2007, 07/3330/SGB.

[11] Artikel 17, vijfde lid en 18 Pwb.

[12] Artikel 17, vierde lid, Pbw.

[13] Artikel 17 Pbw.

[14] Artikel 73, vierde lid, jo. 66 Pbw.

[15] RSJ 25 januari 2019, S-19/1035/SGB.

[16] Artikel 1 onder d, Rspog.

[17] Artikel 22, eerste lid, Rspog.

[18] Artikel 1 onder g Rspog.

[19] Circulaire beleid gedetineerden met een vlucht-/maatschappelijk risico, p. 1.

[20] Artikel 13 Pbw & hoofdstuk II Rspog.

[21] Artikel 5 Rspog.

[22] Artikel 6 Rspog.

[23] Memorie van toelichting Rspog, Stc. 2000, 176, p. 9.

[24] Artikel 26, eerste en derde lid, Rspog.

[25] Artikel 9 Pbw.

[26] Artikel 11, eerste lid, Pbw.

[27] Artikel 9, tweed lid, Pbw.

[28] Artikel 10 Pbw.

[29] Artikel 10a Pbw.

[30] Bajesboek pagina 79.

[31] ex artikel 1 onder q Pbw.

[32] Artikel 20 Pbw.

[33] Artikel 11a Rspog.

[34] Artikel 11a, tweede lid, Rspog.

[35] Artikel 11 Rspog.

[36] Artikel 21 Pbw.

[37] Artikel 11 Rspog.

[38] Artikel 14, eerste en tweede lid, Pbw.

[39] Pieter Baan Centrum (PBC).

[40] Artikel 12, eerste lid, Rspog.

[41] Artikel 198 Sv.

[42] Pieter Baan Centrum (PBC).

[43] Artikel 20c Rspog.

[44] Handboek Forensische Zorg Editie 6, oktober 2021, p. 15 & p. 21.

[45] Handboek Forensische Zorg Editie 6, oktober 2021, p. 15.

[46] Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC).

[47] Artikel 20a Rspog.

[48] Artikel 26b Rspog.

[49] Artikel 26a Rspog.

[50] Artikel 26a Rspog.

[51] Productspecificatie BPG.

[52] Productspecificatie BPG.

[53] Afdeling Intensief Toezicht (AIT) | Justitiabelen | dji.nl.

[54] Bajesboek pagina 38.

[55] Artikel 19 Rspog.

[56] Artikel 20b Rspog.

[57] https://www.amsterdam.nl/wonen-leefomgeving/veiligheid/top600/.

[58] https://www.dji.nl/justitiabelen/onderwerpen/gezondheidszorg-aan-justitiabelen/justitiabelen-met-psychische-zorg#anker-3-extra-zorgvoorziening-ezv.

[59] Deze lijst is op 10 oktober 2019 nog aangepast, zie de brief 10 oktober 2019 Voortgang maatregelen aanscherpen procedures forensische plaatsingen.

[60] Handboek Forensische Zorg, Editie 6, oktober 2021, p. 15.

[61] Artikel 5.2 Besluit Forensische Zorg.

[62] Artikel 6.2a, derde lid, Besluit Forensische Zorg.

[63] Artikel 6.2a Besluit Forensische Zorg.

[64] Artikel 6.2a, vierde lid, Besluit Forensische Zorg.

[65] Handboek Forensische Zorg, Editie 5 september 2019, p. 16.

[66] Artikel 43, lid 3, van de Pbw.

[67] Kamerstukken II 1994-1995, 24263 nr. 3, p. 63.

[68] Vgl. RSJ 10 februari 2020, R-19/3061/GA, RSJ 12 februari 2020, R-19/5232/GB.

[69] RSJ 9 maart 2017, 16/2713/TR & 16/4178/TR.

[70] Artikel 12 Bjj.

[71] Artikel 19 Bjj.

[72] Zie RSJ 5 december 2012, 12/2702/JB en RSJ 13 maart 2014, 13/3977/JB.

[73] RSJ 24 november 2011, 11/2044/JB.

[74] Artikel 13 Bjj.

[75] RSJ 10 mei 2004, 04/0374/JW.

[76] Artikel 15 Bjj.

[77] Artikel 16 Bjj.

[78] Artikel 16 lid 8 jo. artikel 12 lid 9 Bjj.

[79] Artikelen 22a, 22b en 22c Bjj.

[80] Artikel 12, lid 6 en 7 Bjj.

[81] Artikel 65 Bjj.

[82] Artikel 2, eerste lid, ORD2.

[83] Artikel 3, eerste en tweede lid, ORD2.

[84] RSJ 17 december 2019, S-19/2687/SGB.

[85] ECLI:NL:RBDHA:2016:9821 & ECLI:NL:RBDHA:2017:9296.

[86] Artikel 5 ORD2.

[87] Artikel 4, eerste lid, ORD2.

[88] Artikel 4, derde lid, ORD2.

[89] RSJ 1 maart 2019, R-18/2221/GV.

[90] https://nos.nl/artikel/2201228-gevangenen-sint-maarten-overgebracht-naar-nederland-en-curacao.html.

[91] Artikel 1 ORD3.

[92] Artikel 2 ORD3.

[93] Artikel 3 ORD3 jo. Memorie van Toelichting ORD3.

[94] Artikel 7 ORD3.

[95] Artikel 7, vierde lid, ORD3.

[96] Memorie van Toelichting ORD3.

[97] Strafoverdracht (WOTS en WETS)