Sla inhoud over

Vrije artsenkeuze

Inleiding
Het recht op medische zorg voor gedetineerden is neergelegd in artikel 42 Penitentiaire beginselenwet; voor jeugdigen in artikel 47 Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen en voor ter beschikking gestelden in artikel 41 Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden. In lid 2 van ieder van deze wetsartikelen staat het recht op vrije artsenkeuze. Het recht op vrije artsenkeuze wordt in deze artikelen omschreven als het recht op raadpleging van een arts naar keuze, voor eigen rekening van de gedetineerde, jeugdige of ter beschikking gestelde.

Het recht op vrije artsenkeuze is niet zo ruim als de naam doet vermoeden. Patiënten kunnen alleen op basis van sekse om een andere arts vragen. Deze aanvraag moet tijdig gebeuren en is de verantwoordelijkheid van de patiënt zelf. Het recht op vrije artsenkeuze vloeit voort uit het in artikel 8 EVRM geregelde recht op privacy. Ook bepaalt de regeling van de Verenigde Naties betreffende mensenrechten in gevangenissen in paragraaf IV het volgende: “Prisoners should generally have the right to request a second medical opinion”. Het recht op vrije artsenkeuze is in Nederland vastgelegd in de bijzondere wetten die hieronder worden aangehaald.

Recht op vrije artsenkeuze

Voor gedetineerden
Het recht op medische verzorging voor gedetineerden wordt in beginsel geëffectueerd door de aan de inrichting verbonden arts(en). De huisarts in de inrichting (de inrichtingsarts) vervult een spilfunctie: hij is niet alleen als behandelend arts de hulpverlener van de gedetineerde, maar is tevens controlerend en adviserend arts voor de directie. In de praktijk levert met name de medewerking van (huis)artsen aan de uitvoering van ingrijpender controle- en dwangmaatregelen problemen op: de arts handelt op het ene moment in het belang van de patiënt en vervolgens voert diezelfde arts tegen diens wil bijvoorbeeld een anaal onderzoek op contrabande uit.[1] Mede om deze reden kan een inrichtingsarts alleen als onvoldoende worden beschouwd en worden dergelijke dwangmaatregelen vaak uitgevoerd door politieartsen of aan de plaatselijke GGD verbonden artsen.[2] Om die reden is het recht op vrije artsenkeuze opgenomen in artikel 42 lid 2 van de Pbw. Het recht op vrije artsenkeuze is niet beperkt tot de beroepsgroep van (huis)artsen; medisch specialisten en tandartsen vallen hier ook onder. Dit blijkt onder meer uit de Memorie van Toelichting van de Pbw en uit jurisprudentie van de RSJ.[3]
Het recht op vrije artsenkeuze geldt voor gedetineerden in alle soorten inrichtingen, maar betreft slechts het recht op raadpleging van een andere arts, medisch specialist of tandarts. Het is immers niet verenigbaar met de goede gang van zaken in de inrichting, indien een niet aan de inrichting verbonden arts een behandeling voorschrijft die de door de inrichtingsarts voorgeschreven behandeling doorkruist. Daarom kan er slechts behandeld worden door een aan de inrichting verbonden arts.

Voor ter beschikking gestelden
Zoals eerder genoemd staat het recht op vrije artsenkeuze voor ter beschikking gestelden (hierna: TBS-ers) in artikel 41 lid 2 Bvt. De Memorie van Toelichting bij de Bvt geeft geen uitsluitsel over de vraag wat het recht op vrije artsenkeuze voor TBS-ers precies inhoudt. Het gelijkluidende recht voor gedetineerden is in de Memorie van Toelichting bij de Pbw echter wel omschreven. Hierin staat dat het recht op een vrije artsenkeuze de raadpleging van een (huis)arts of specialist omvat en niet tevens het voorschrijven van een behandeling door een (huis)arts of specialist naar keuze. De Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (hierna: RSJ) gaat ervan uit dat een dergelijke uitleg tevens geldt voor het in de Bvt neergelegde recht op een vrije artsenkeuze.[4] Opgemerkt dient te worden dat voor TBS-ers en verpleegden de psychische hulpverlening níet valt onder het recht op medische verzorging, zoals bedoeld in artikel 41 Bvt, maar onder de zorgplicht ten aanzien van de behandeling, zoals beschreven in artikel 17 Bvt.[5] TBS-ers hebben ten aanzien van hun psychische behandeling dus geen recht op vrije artsenkeuze.

Voor jeugdigen
Zoals eerder genoemd, staat het recht op vrije artsenkeuze voor jeugdigen in het tweede lid van artikel 47 Bjj. De Memorie van Toelichting bij de Bjj bepaalt, net als de Memorie van Toelichting bij de Pbw, dat het recht op een vrije artsenkeuze jeugdigen het recht geeft om een niet aan de inrichting verbonden arts te raadplegen, maar dat jeugdigen slechts behandeld kunnen worden door een aan de inrichting verbonden arts. Collegiaal overleg over de behandeling tussen de geraadpleegde arts en de inrichtingsarts staat hier uiteraard niet aan in de weg.

Onderzoek KNMG naar vrije artsenkeuze
De landelijke artsenfederatie KNMG (Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst) heeft onderzoek gedaan naar de vrije artsenkeuze en in het onderzoek onderscheid gemaakt tussen twee situaties: niet-acute en acute situaties.[6]

Niet-acute situaties
In niet-acute situaties kan de patiënt alleen een voorkeur aangeven wat betreft sekse van de arts. Wensen van patiënten om door een hulpverlener te worden geholpen die aan andere kenmerken voldoet, zoals huidskleur, seksuele geaardheid, etnische achtergrond of levensovertuiging, vallen dus niet onder het recht op vrije artsenkeuze. Het verzoek van de patiënt moet wel tijdig, dat wil zeggen bij het maken van de afspraak, ingediend worden. Binnen de instelling wordt bekeken of dit verzoek, binnen de grenzen van redelijkheid, ingewilligd kan worden.[7] Wordt een dergelijk verzoek niet tijdig ingediend, bijvoorbeeld pas op de afspraak zelf, dan hoeft aan het verzoek van de patiënt geen gehoor te worden gegeven.

Acute situaties
In acute situaties heeft de patiënt geen keuzemogelijkheden en wordt de patiënt door de op dat moment beschikbare arts(en) geholpen. In acute situaties blijft de patiënt echter altijd het recht behouden om de toegewezen arts te weigeren. De arts wijst de patiënt dan op de eventuele consequenties. In dergelijke gevallen prevaleert het zelfbeschikkingsrecht en zijn de gronden voor de weigering niet relevant. Dergelijke weigeringen dienen schriftelijk te worden vastgesteld, zodat de instellingen en hulpverleners niet aansprakelijk kunnen worden gesteld voor de schade die ontstaat ten gevolge van de behandelweigering.

Kortom, indien een verzoek tot een arts met een bepaalde sekse tijdig wordt ingediend, probeert de arts of zorginstelling daaraan te voldoen. In acute situaties, wanneer het tijdig indienen van een dergelijk verzoek niet mogelijk is, heeft de patiënt geen keuzemogelijkheid.[8] Ook in niet-acute situaties heeft de zorginstelling echter niet de plicht om het verzoek mogelijk te maken. Zorginstellingen hebben immers de plicht te zorgen voor een werkomgeving waarin hun werknemers niet gediscrimineerd worden. De instelling heeft dus niet de plicht dienstroosters aan te passen, 24 uur per dag zowel een man als een vrouw dienst te laten hebben, zorgverleners extra diensten te laten draaien of andere patiënten te verzetten.

De verantwoordelijken voor het recht op vrije artsenkeuze
De patiënt
Omdat de vrije artsenkeuze primair een recht van de patiënt is, ligt de verantwoordelijkheid voor het kiezen bij de patiënt. Dit betekent dat de patiënt zich tijdig dient te oriënteren op de beschikbare zorgverleners en de keuze voor een bepaalde zorgverlener ook tijdig kenbaar moet maken. Indien het mogelijk is, kan de arts of zorginstelling dan een tijdstip voorstellen waarop aan de voorkeur van de patiënt kan worden voldaan. Als dit niet mogelijk is, kan de arts of zorginstelling de patiënt erop wijzen dat hij of zij een andere arts of instelling moet zoeken. Wacht de patiënt met het uiten van de voorkeur tot het moment dat de behandeling of het onderzoek daadwerkelijk gaat plaatsvinden, dan zal de arts of instelling niet op het verzoek in kunnen en hoeven gaan.

De verwijzende arts
Ook verwijzende artsen hebben een taak als het gaat om vrije artsenkeuze. Met name valt te denken aan huisartsen en verloskundigen. Zij dienen zich bewust te zijn van het feit dat bepaalde groepen patiënten een voorkeur zouden kunnen hebben voor een vrouwelijke of mannelijke zorgverlener. Zij kunnen hier bij het verwijzen rekening mee houden.

De WGBO en onderzoek van het KNMG omtrent het recht op vrije artsenkeuze
De Wet op de Geneeskundige Behandelingsovereenkomst (hierna: WGBO) garandeert de rechten van patiënten ten opzichte van medische hulpverleners, zoals artsen. De WGBO is van belang voor iedereen die met medische zorg te maken krijgt. Volgens deze wet is er automatisch sprake van een geneeskundige behandelingsovereenkomst tussen zorgverlener en zorgontvanger, wanneer een zorgverlener iemand behandelt.

In de WGBO staan de rechten en plichten die bij de behandelingsovereenkomst horen. Deze rechten en plichten gelden zowel voor de patiënt als voor de zorgverlener. Hieronder is een aantal rechten, plichten en uitzonderingen opgesomd.

Voorbeelden van rechten zijn:

  • het recht op behandeling;
  • het recht op zelfbeschikking;
  • het recht op informatie en een second opinion;
  • het recht op inzage in medische gegevens;
  • het recht op het weigeren van behandelingen of het geven van toestemming voor behandelingen;
  • het recht op geheimhouding en privacy;
  • het recht op een vrije artsenkeuze


Voorbeelden van plichten zijn:

  • het verlenen van medewerking (in redelijke mate);
  • het bespreken van klachten.


In beginsel heeft een ieder recht om een eigen arts te kiezen. Hier zijn echter uitzonderingen op, zoals:

  • de gekozen praktijk heeft geen plaats;
  • de afstand is te ver voor huisbezoeken;
  • de arts heeft geen overeenkomst met de verzekeraar;
  • de arts heeft “gewichtige redenen” om een patiënt te weigeren.




[1] Een dergelijk anaal onderzoek kan plaatsvinden op grond van artikel 31 Pbw.

[2] Aan de plaatselijke GGD verbonden artsen kunnen op dit moment tevens worden aangemerkt als ‘een aan de inrichting verbonden arts’ in de zin van artikel 42 Pbw.

[3] RSJ 25 mei 2004, 04/0156/GM.

[4] RSJ 5 april 2005, 04/2751/TA.

[5] RSJ 9 februari 2007, 06/1828/TA.

[6] Standpunt KNMG over vrije artsenkeuze. Koninklijke Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst, 2008.

[7] Standpunt KNMG over vrije artsenkeuze. Koninklijke Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst, 2008, p. 3.

[8] Standpunt KNMG over vrije artsenkeuze. Koninklijke Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst, 2008, p. 2.