Sla inhoud over

Medische zorg jeugdigen

Het recht op medische verzorging
Op grond van artikel 47 Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (hierna: Bjj) heeft de jeugdige recht op medische verzorging. Dit betekent dat een jeugdige recht heeft op een inrichtingsarts, die regelmatig beschikbaar is. Tevens heeft de jeugdige recht op raadpleging van een arts naar keuze. De directeur behoort de jeugdige hiertoe de mogelijkheid te bieden. De kosten voor een andere arts dan de inrichtingsarts komen voor rekening van de jeugdige. De directeur heeft eveneens de plicht om ervoor te zorgen dat de jeugdige de medicijnen, behandelingen of diëten kan krijgen die de inrichtingsarts nodig vindt. Daarnaast moet de directeur ervoor zorgen dat de jeugdige wordt overgebracht naar het ziekenhuis of de instelling waar de benodigde behandeling plaatsvindt.

Taken van de inrichtingsarts
Tijdens de periode van opsluiting is de inrichtingsarts de huisarts van de jeugdige. De inrichtingsarts houdt spreekuur in de inrichting, doet onderzoek, voert kleine medische ingrepen uit en schrijft medicijnen, diëten en behandelingen voor. Tevens verwijst hij, indien nodig, door naar een medisch specialist of naar een ziekenhuis.

Naast zijn rol als huisarts heeft de inrichtingsarts een adviserende en controlerende functie bij een aantal directiebeslissingen. Hieronder worden vier voorbeelden gegeven van directiebeslissingen waar de inrichtingsarts bij is betrokken.
Ten eerste onderzoekt de inrichtingsarts de geschiktheid van de jeugdige voor deelname aan de sport- of andere activiteiten.
Ten tweede is de inrichtingsarts op verschillende manieren betrokken bij straffen en maatregelen. Indien de maatregel van afzondering wordt opgelegd, dient de directeur de inrichtingsarts hiervan op de hoogte te stellen, indien de afzondering langer dan vierentwintig uur duurt.[1] De inrichtingsarts kan de jeugdige dan bezoeken en bekijken of er medische redenen zijn om de maatregel op te heffen of te verlengen. Wanneer de directeur van de inrichting de beslissing wil nemen om een jeugdige die in afzondering verblijft te observeren middels cameratoezicht, zal hij daarvoor eerst advies in moeten winnen bij een gedragsdeskundige of de inrichtingsarts. Ook is de inrichtingsarts betrokken bij de beslissing van de directeur om gedurende de afzondering mechanische middelen toe te passen. De directeur dient de inrichtingsarts hiervan op de hoogte te stellen, zodat de inrichtingsarts controle op de toepassing kan uitoefenen. De inrichtingsarts is eveneens betrokken bij de oplegging van een disciplinaire straf in een strafcel die langer dan vierentwintig uur duurt.[2] Ook is de inrichtingsarts betrokken bij de beslissing van de directeur om de jeugdige onder cameratoezicht te stellen.[3]
Ten derde is de inrichtingsarts betrokken bij de gedwongen geneeskundige handeling. Indien de inrichtingsarts oordeelt dat de behandeling volstrekt noodzakelijk is ter afwending van een gevaar voor de gezondheid of de veiligheid van de jeugdige of van anderen, kan de jeugdige worden verplicht een geneeskundige behandeling toe te staan.[4] Daartoe dient de directeur dus overleg te plegen met de inrichtingsarts of psychiater.
Tot slot kan de inrichtingsarts worden betrokken bij het onderzoek in het lichaam.[5]

Klachten over medisch handelen
Voor de behandeling van klachten over het medisch handelen van de inrichtingsarts of diens plaatsvervanger zijn de artikelen 76b tot en met 76f Bjj van belang. De jeugdige kan beroep indienen tegen het handelen van de inrichtingsarts, de tandarts en de psychiater.[6] Onder de verantwoordelijkheid van de inrichtingsarts vallen eveneens de verpleegkundigen van de medische dienst in de inrichting.

Met medisch handelen wordt bedoeld:

- enig handelen in het kader van of nalaten in strijd met de zorg die een arts in die hoedanigheid hoort te betrachten ten opzichte van de jeugdige, met betrekking tot wiens gezondheidstoestand hij/zij bijstand verleent of zijn/haar bijstand is ingeroepen.

- enig ander bedoeld handelen of nalaten in die hoedanigheid in strijd met het belang van een goede uitoefening van de individuele gezondheidszorg.[7]

Bij de laatst genoemde mogelijkheid kan gedacht worden aan het stellen van een diagnose, het al dan niet voorschrijven van medicijnen het toepassen van een (onjuiste) behandeling of het (onterecht) niet doorsturen naar een internist. Het gaat hierbij aldus over het strikt medisch handelen van de arts.

Voor de behandeling van klachten over medische aangelegenheden in justitiële jeugdinrichtingen bestaan verschillende procedures. Tegen het handelen of nalaten van de inrichtingsarts en de onder hem werkende verpleegkundigen en ander personeel kan de jeugdige via het Hoofd Zorg (HZ) een beroepschrift indienen bij de Medisch Adviseur. Tegen een beslissing van of namens de directeur kan een klacht worden ingediend bij de Commissie van Toezicht. Ook kan een klacht worden ingediend bij het Tuchtcollege voor de gezondheidszorg en kan een verzoek worden ingediend bij de Nationale Ombudsman. Daarnaast is het altijd mogelijk om aangifte te doen bij de politie.

De hierboven genoemde procedures zijn de belangrijkste procedures en zullen hierna uitgebreider worden behandeld. Terzijde wordt opgemerkt dat onderstaande procedures grotendeels overeenkomen met de procedures voor volwassen gedetineerden. Voor een uitgebreidere uiteenzetting en meer jurisprudentie wordt dan ook verwezen naar het artikel over de medische zorg bij volwassen gedetineerden.

De klachtprocedure

Bemiddeling door het Hoofd Zorg

Alle klachten bestemd voor de Medisch Adviseur worden ‘voorbemiddeld’ door het Hoofd Zorg (hierna: HZ) van de inrichting waar de jeugdige verblijft. Het gaat zowel om klachten die een medisch inhoudelijk punt betreffen als om klachten over organisatorische zaken aangaande de medische dienst in de inrichting. De bemiddeling houdt in dat het HZ een gesprek aangaat met de jeugdige over de klacht. Indien de bemiddeling niet tot een oplossing van de klacht leidt, splitst het HZ de klachten van organisatorische aard en de klachten van medisch inhoudelijke aard. De organisatorische klachten worden doorgestuurd naar de Commissie van Toezicht, omdat dit beslissingen van de directeur betreffen. De medisch inhoudelijke klachten worden doorgestuurd naar de Medisch Adviseur. In beide gevallen voorziet het HZ de klachten van een toelichting waarin hij de bevindingen van zijn bemiddelingspoging vermeldt.


Behandeling door de Medisch Adviseur

Indien de klacht op grond van artikel 76b Bjj bij de Medisch Adviseur terecht komt, is de procedure als volgt. De Medisch Adviseur zal bemiddelen in de klacht en hierover een schriftelijk advies uitbrengen aan de jeugdige en het Hoofd Medische Dienst (HMD).[8] Een afschrift van dit advies wordt tevens aan de directeur van de inrichting gezonden.

Bemiddeling door de Commissie van Toezicht
Na de bemiddeling door het HZ wordt de klacht bij de Commissie van Toezicht op de gebruikelijke wijze afgehandeld (zie het dossier Beklagprocedure). Er kan nog altijd bemiddeld worden door de maandcommissaris, hoewel het waarschijnlijker is dat dit achterwege blijft, nu het HZ al zonder succes heeft bemiddeld. Klachten die door de Commissie van Toezicht behandeld worden, zijn bijvoorbeeld klachten over de feitelijke zorg voor de aan de jeugdige voorgeschreven behandeling, zoals het dagelijks uitreiken van medicijnen. Omdat de directeur van de inrichting hiervoor verantwoordelijk is, worden zulke klachten door de Commissie van Toezicht behandeld. Ook klachten gericht tegen de beslissing van de directeur om door de inrichtingsarts onderzoek in het lichaam van de jeugdige te laten verrichten of een bepaalde geneeskundige handeling onder dwang te laten ondergaan, worden door de Commissie van Toezicht behandeld. Voor klachten over de manier waarop de inrichtingsarts een en ander uitvoert, dient echter weer de procedure van het medisch beklagrecht te worden doorlopen. Tot slot is de directeur van de inrichting ook verantwoordelijk voor beslissingen inzake de maatregel van afzondering, de disciplinaire straf van plaatsing in een strafcel, de maatregel van plaatsing onder cameratoezicht en de maatregel van de bevestiging van mechanische middelen. Hiertegen kan daarom bij de Commissie van Toezicht beklag worden ingediend.[9]
Bij deze beslissingen is naast de directeur ook de inrichtingsarts betrokken. De directeur gaat zelfs veelal uit van het advies van de inrichtingsarts. De manier waarop de inrichtingsarts zijn taak in deze uitvoert, is onderhevig aan de procedure bij de Medisch Adviseur. Op die manier is het mogelijk dat een klacht over dezelfde gebeurtenis zowel op grond van artikel 65 Bjj als op grond van artikel 76b Bjj kan worden ingediend.

Beroep bij de RSJ

Voor zowel klachten behandeld door de CvT als klachten behandeld door de Medisch Adviseur geldt dat na hun uitspraak respectievelijk advies, beroep bij de RSJ mogelijk is. Naast het indienen van een klacht bij de Medisch Adviseur kan een klacht worden ingediend bij het Tuchtcollege voor de gezondheidszorg en kan een verzoek worden ingediend bij de Nationale ombudsman. Tot slot is het altijd mogelijk om aangifte te doen bij de politie.

Medisch tuchtrecht  
Naast de hiervoor beschreven procedures kan ook een klacht worden ingediend bij een van de regionale Tuchtcolleges voor de Gezondheidszorg. Hiervoor wordt verwezen naar hetgeen bij de volwassen gedetineerden is vermeld over het Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. Opmerking verdient dat een minderjarige zelf geen klacht kan indienen. De ouders kunnen dit wel namens de minderjarige óf uit eigen beweging doen. Ook naasten en nabestaanden kunnen een klacht indienen bij het Tuchtcollege.


De Nationale Ombudsman
Tot slot kan een verzoek worden ingediend bij de Nationale Ombudsman. Ook hiervoor wordt verwezen naar hetgeen bij de volwassen gedetineerden is vermeld over de Nationale Ombudsman. Dit verzoek kan wél zelf door een minderjarige worden ingediend. Anderen, bijvoorbeeld de ouder of voogd, kunnen echter ook een klacht indienen.



[1] Artikel 25 lid 6 Bjj.

[2] Artikel 55a Bjj.

[3] Artikel 59 Bjj.

[4] Artikel 37 Bjj.

[5] Artikel 36 Bjj.

[6] Kamerstukken II 2013/14, 33 844, nr. 3.

[7] Artikel 76f lid 3 Bjj.

[8] Artikel 76c lid 7 Bjj.         

[9] Artikel 65 Bjj.