Sla inhoud over

Rol van de commissie van toezicht

 
Meldingsprocedure: Rol CvT
Voor de Commissies van Toezicht is het van belang om extra aandacht te besteden aan de meldingsprocedure rondom de beslissing tot dwangbehandeling. In deze procedure is een belangrijke rol weggelegd voor de Commissie van Toezicht en de maandcommissaris.

Bij de aanvang van alle vormen van dwangbehandeling meldt het hoofd van de inrichting of de directeur de behandeling aan de Minister van Justitie en Veiligheid en de Commissie van Toezicht.[1] Als sprake is van een a- of b-dwangbehandeling, moet ook de bevoegde inspecteur voor de gezondheidszorg een melding ontvangen. Bij een gedwongen geneeskundige handeling hoeft de inspecteur alleen te worden ingelicht als de handeling wordt toegepast in verband met een gevaar dat voortvloeit uit een stoornis van de geestvermogens.[2]

Het hoofd van de inrichting of de directeur stuurt de Minister van Justitie en Veiligheid, de Commissie van Toezicht en eventueel de inspecteur voor de gezondheidszorg een afschrift van zijn beslissing toe. Daarin wordt in ieder geval opgenomen in verband met welk gevaar de dwangbehandeling noodzakelijk is, welke minder bezwarende middelen zijn aangewend om dat gevaar weg te nemen, wie zich tegen de behandeling verzet (de ingeslotene en/of zijn wettelijk vertegenwoordiger) en de wijze waarop rekening wordt gehouden met de voorkeuren van de ingeslotene. De dwangbehandeling wordt niet voor niets als zwaarte middel gezien, zodoende moet altijd benoemd worden welke minder bezwarende middelen zijn aangewend. Als de behandeling plaatsvindt in een situatie waarin de ingeslotene zich verzet, wordt ook vermeld of hij in staat kan worden geacht gebruik te kunnen maken van zijn beklag- en/of beroepsrecht. Bij een a- of b-dwangbehandeling wordt ook vermeld welke pogingen zijn gedaan om tot overeenstemming te komen over het behandelingsplan.[3]

Aanvullende eisen meldingsprocedure bij a-dwangbehandeling
Bij een a-dwangbehandeling geldt een uitgebreidere meldingsprocedure. Bij een a-dwangbehandeling meldt het hoofd van de inrichting of de directeur het voornemen tot de beslissing om een dwangbehandeling te verrichten aan de voorzitter van de Commissie van Toezicht. De voorzitter schakelt de maandcommissaris in die onverwijld op bezoek gaat bij ingeslotene.[4] De Commissie van Toezicht heeft zo de benodigde informatie om haar toezichtrol te vervullen. De maandcommissaris kan advies geven aan de ingeslotene over zijn rechten en plichten en kan eventueel bemiddelen. De maandcommissaris dient de ingeslotene tijdens de periode dat de dwangbehandeling voortduurt te volgen en waar nodig te ondersteunen. Ook worden de raadsman, mentor en curator op de hoogte gesteld van het voornemen om een dwangbehandeling toe te passen. De melding wordt uiterlijk drie dagen voordat de beslissing wordt genomen gedaan, zodat er voldoende tijd is om de ingeslotene bij te staan en eventuele bezwaren tegen de dwangbehandeling kenbaar te maken.[5]
Bij aanvang van de behandeling wordt opnieuw melding gedaan. In het afschrift van de beslissing dat het hoofd van de inrichting of de directeur met zijn beslissing meezendt, moet ingeval van a-dwangbehandeling ook worden opgenomen welke bezwaren tegen de behandeling zijn aangevoerd door de raadsman, mentor, curator, of – in het geval van een minderjarige ingeslotenen – de ouders of voogd.[6] Ook de beëindiging van de dwanghandeling moet aan deze partijen worden gemeld.

Rol CvT na de melding
Door middel van deze meldingsprocedure wordt de Commissie van Toezicht in staat gesteld haar algemene toezichthoudende taak uit te voeren, waardoor zij kan controleren of een en ander volgens de regels geschied. Indien blijkt dat de ingeslotene zelf niet in staat is gebruik te maken van zijn beklag- en beroepsrecht zal de Commissie van Toezicht altijd de zorgvuldigheid van de beslissing dienen te onderzoeken.[7]

Beklag en beroep
De Commissie van Toezicht speelt ook een rol als de ingeslotene beklag indient tegen de dwangbehandeling. Tegen een a-dwangbehandeling staat geen beklag open bij de Commissie van Toezicht. De ingeslotene dient bij een a-dwangbehandeling rechtstreeks beroep in te stellen bij de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ) (art. 69 lid 1 onder g Bvt). Ook kan de ingeslotene een verzoek tot schorsing van de beslissing tot de a-dwangbehandeling indienen bij de RSJ. Tegen de voortzetting van de a-dwangbehandeling staat wel rechtstreeks beklag open bij de Commissie van Toezicht. De ingeslotene heeft ook bij de voortzetting de mogelijkheid om een schorsingsverzoek bij de RSJ in te dienen. Tegen een b-dwangbehandeling en een gedwongen geneeskundige handeling kan beklag worden ingediend bij de Commissie van Toezicht. Daarnaast heeft de ingeslotene de mogelijkheid om de RSJ om schorsing van de b-dwangbehandeling te verzoeken.


___________________________________________________
[1] Artikel 22e lid 3 Pm , artikel 34d lid 3 Rvt,49e    lid 3 Rjj.
[2] Stb. 2013, 99, p. 25-26.
[3] Stb. 2013, 99, p. 26.
[4] Artikel 22e lid 2 Pm , artikel 34d lid 2 Rvt, 49e  lid 2 Rjj.
[5] Stb. 2013, 99, p. 26-27.
[6] Stb. 2013, 99, p. 26-27.
[7] Stb. 2013, 99, p. 27.