Sla inhoud over

Goederen gevangeniswezen

Binnen een inrichting gelden regels ten aanzien van welke voorwerpen mogen worden ingevoerd en welke verboden zijn. Een gedetineerde heeft recht op allerlei voorwerpen op cel. Sommige voorwerpen zijn per definitie verboden, sommige goederen mogen alleen met toestemming worden ingevoerd. Er worden geregeld klachten ingediend bij de Commissie van Toezicht  ten aanzien van goederen. Dat gaat bijvoorbeeld over het al dan niet mogen in- of uitvoeren van goederen, welke voorwerpen op cel mogen worden gehouden of de vermissing van of schade aan goederen. Deze verschillende onderwerpen komen hierna aan de orde.


In- en uitvoer van goederen

Een gedetineerde kan goederen in de inrichting invoeren bij binnenkomst. Ook kan het in- en uitvoeren van goederen tijdens het verblijf plaatsvinden via familie en bekenden die goederen meebrengen of mee terugnemen. Het invoeren van goederen is aan strenge regels verbonden en mag alleen als het meegebrachte goed is toegestaan.

Strafbaarstelling binnenbrengen verboden goederen

Bij Wet van 22 mei 2019 (Stb. 2019, nr. 200) is het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafrecht BES gewijzigd in verband met het strafbaar stellen van het in justitiële inrichtingen binnenbrengen van verboden goederen. De verschillende regelingen model huisregels zijn hierop aangepast. De lijst met verboden voorwerpen is gepubliceerd op de website van DJI, zodat ook voor bezoekers kenbaar is welke voorwerpen niet mogen worden binnengebracht in de inrichting. Ook zullen bezoekers bij de ingang van inrichtingen, voordat zij de inrichting betreden, worden gewezen op de lijst met verboden voorwerpen.


Personen die verboden voorwerpen als drugs, wapens, geld, explosieven, alcohol, informatiedragers en communicatiemiddelende een inrichting binnenbrengen kunnen worden gestraft met hechtenis van ten hoogste zes maanden of een geldboete van de derde categorie.

 
Voorwerpen op cel en in de inrichting

In de huisregels kan worden bepaald dat het bezit van bepaalde voorwerpen binnen de inrichting of binnen een bepaalde afdeling daarvan is toegestaan of verboden. De afweging hierbij ligt in de handhaving van de orde en/of de veiligheid in de inrichting of de beperking van de aansprakelijkheid van de directeur voor de voorwerpen. Eén en ander is bepaald in artikel 45 van de Penitentiaire beginselenwet (hierna: Pbw). Voorwerpen die onder dit artikel vallen zijn ‘alle voor de menselijke beheersing vatbare objecten’.[1] Hieronder vallen dan ook bijvoorbeeld niet alleen televisies en spelcomputers, maar ook huisdieren, boeken, kranten en tijdschriften. Brieven en poststukken vallen onder de speciale regeling van artikel 36 Pbw. Kleding en schoeisel vallen onder de speciale regeling van artikel 44 Pbw, zie ook de memorie van toelichting bij de Pbw.

Bij het bepalen of goederen al dan niet zijn toegestaan, wordt conform de Regeling model huisregels penitentiaire inrichtingen (hierna: de Regeling) onderscheid gemaakt naar: a. de algeheel verboden voorwerpen, b. de toegestane voorwerpen en c. overige voorwerpen.

a. Algeheel verboden voorwerpen

In artikel 4.5.1 van de bijlage (het model huisregels) bij de Regeling staat een algemene opsomming van goederen waarvan het verboden is om deze in de inrichting in bezit te hebben.[2] De directeur van een inrichting dient het model huisregels te volgen en mag dit enkel op de in het model aangegeven punten in- en/of aanvullen.[3] De lijst met verboden voorwerpen moet dus sowieso worden overgenomen in de huisregels. Verboden zijn bijvoorbeeld drugs, wapens en munitie maar ook geld en informatiedragers zoals een USB-stick.

Aangezien het hier gaat om algeheel verboden voorwerpen waarbij het verbod is vastgelegd in een algemene regel, staat geen beklag open tegen de toepassing van deze regelgeving (en de daaruit voorvloeiende weigeringen). De directeur heeft bovendien de bevoegdheid om de huisregels nader in te vullen. Er kunnen dan ook meer voorwerpen worden aangewezen die onder het algehele verbod vallen. Door een voorwerp op die wijze onder het algehele verbod te brengen, wordt de weigering van het houden van deze voorwerpen onttrokken aan toetsing door de beklagrechter.[4]


Sinds 2019 zijn informatiedragers en communicatiemiddelen verboden binnen de inrichting. Hieronder valt ook een laptop of computer. De directeur is bevoegd ontheffing te verlenen voor een gedetineerde, dan wel voor een groep van gedetineerden, voor bijvoorbeeld het volgen van bepaald onderwijs.[5] Deze beslissing wordt per individueel geval genomen.


Voorwerpen die verboden zijn of ten aanzien waarvan geen toestemming is verleend, worden bewaard onder afgifte van een bewijs van ontvangst. Ook is het mogelijk dat de voorwerpen worden (terug)verzonden aan de verzender of naar een door de gedetineerde opgegeven adres. Tevens bestaat de mogelijkheid dat het voorwerp wordt vernietigd of aan een opsporingsambtenaar ter hand worden gesteld met het oog op de opsporing of voorkoming van strafbare feiten.[6]


In de praktijk is met name de overzichtelijkheid van de verblijfsruimte een grond voor plaatsing van voorwerpen op de verboden lijst of voor weigering van toelating. Een te grote hoeveelheid of te grote bezittingen leiden tot transportproblemen. Ook kan de beheersbaarheid van de inrichting verstoord worden door bijzonder kostbare goederen toe te staan. Deze goederen kunnen ongewenste reacties van medegedetineerden uitlokken en kunnen ook als vervanging van het in een inrichting verboden geld gaan dienen. De aansprakelijkstelling van de directeur voor schade die door zijn medewerkers aan dergelijke zaken wordt toegebracht, bijvoorbeeld bij een celinspectie, zal ook een legitieme reden opleveren voor het weren van al te kostbare geluidsapparatuur, kleding, horloges, sieraden e.d.[7] Een andere categorie betreft voorwerpen die vanwege risico's voor de gezondheid van de gedetineerden en de medewerkers kunnen worden verboden. Het kan gaan om huisdieren, planten en dergelijke.[8] 

Voorbeeld
Een beklagcommissie achtte de omstandigheid dat klager per vergissing enige tijd in het bezit is geweest van een Playstation 2 geen reden om de niet-toegestane situatie te laten voortbestaan. De directie stelt dat een Playstation 2 niet mag worden ingevoerd vanwege de harde schijf die niet kan worden uitgezet of verwijderd. Dat het apparaat eerder wel werd toegestaan is een fout van de inrichting; klager is gematst. De klacht werd ongegrond verklaard.[9]

b. Toegestane voorwerpen 

De directeur kan op grond van artikel 45 lid 2 Pbw toestemming geven om door een gedetineerde gewenste voorwerpen in zijn verblijfsruimte te plaatsen of bij zich te dragen voor zover dit zich verdraagt met de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting en de aansprakelijkheid van de directeur voor de voorwerpen. Het eerder genoemde model huisregels benoemt slechts een beknopt aantal goederen dat in beginsel wordt toegestaan, namelijk: kleding, schoeisel en andere met name persoonlijke zaken. Deze dwingende aanwijzing om die voorwerpen toe te staan, geldt overigens niet in een inrichting met een bijzondere bestemming of in verblijfruimtes voor meer personen.

De directeur kan wel voorwaarden verbinden aan het gebruik van en de aansprakelijkheid voor deze voorwerpen. In de huisregels is meestal een lijst moet toegestane voorwerpen opgenomen, met eventuele daaraan verbonden voorwaarden. Denk bijvoorbeeld aan hoeveel stuks van een bepaald kledingstuk of hoeveel cd’s zijn toegestaan. Ook kan gedacht worden aan verzegeling en levering door bepaalde bedrijven van spelcomputers.[10] Deze lijst wordt gebaseerd op de landelijke lijst toegestane voorwerpen op cel[11] van DJI. Op de hier bedoelde toestemming kan de directeur een uitzondering maken die gebaseerd wordt op nader in de huisregels vermelde gronden. Als voor een in beginsel toegestaan voorwerp toch geen toestemming wordt verleend, dan staat tegen deze beslissing beklag open. 


Voorbeeld 
Een trui behoort tot de lijst met goederen die in beginsel zijn toegestaan binnen de inrichting en op cel. Hierop bestaan echter toch uitzonderingen. Zo mocht een trui waarop metalen plaatjes waren bevestigd, worden geweigerd. Grond hiervoor was het feit dat het alarm iedere keer afging als de trui door de detectiepoortjes werd gescand. De beslissing van de directeur om de trui te weigeren, was niet onredelijk of onbillijk.[12]

c. Overige voorwerpen

Als de voorwerpen niet bij de verboden noch bij toegestane voorwerpen worden genoemd, dan kan een gedetineerde aan de directeur een verzoek doen om het voorwerp alsnog in te mogen voeren. Van de directeur wordt verwacht dat hij bij deze beslissing een zorgvuldige afweging maakt. Ook hier staat bij weigering de mogelijkheid tot beklag open.[13]


Voorbeeld
Een Gamecube was in bepaalde inrichtingen wel toegestaan en in andere inrichtingen niet. De RSJ besloot dat een enkele belangenafweging van de directeur bij weigering van invoer van een Gamecube onvoldoende was. Overwogen had met name moeten worden waarom het voorhanden hebben van een Gamecube - die in andere inrichtingen wel is toegestaan - juist in deze penitentiaire inrichting in strijd zou zijn met de orde en veiligheid. Het beroep van de klager werd gegrond verklaard en klager kreeg een tegemoetkoming van € 20,--.[14]

Toestemming voorwerp, gunst of verworven recht?

Als de directeur toestemming verleent aan de gedetineerde om de door hem gewenste voorwerpen bij zich te houden, dan dient de gedetineerde zich te realiseren dat het hier gaat om een gunst en niet om een absoluut verworven recht.[15] Dit houdt onder meer in dat deze voorwerpen bij overplaatsing van de gedetineerde naar een andere afdeling of andere inrichting niet standaard kunnen worden meegenomen. Dit betekent ook dat het recht bij overplaatsing naar een andere inrichting vervalt en dat de gedetineerde dan opnieuw een verzoek moet indienen bij de directeur van de afdeling of inrichting waar hij wordt geplaatst. De directeur kan aan de voorwerpen die de gedetineerde mag invoeren voorwaarden verbinden die kunnen gaan over het gebruik van en de aansprakelijkheid voor deze voorwerpen.  

Als binnen de inrichting zelf de toestemming eenmaal is gegeven, geldt dat hierop niet anders dan op een van de gronden van artikel 45 lid 2 Pbw geheel of gedeeltelijk mag worden teruggekomen. Het kan dus voorkomen dat een gedetineerde een voorwerp niet langer onder zich mag houden of slechts onder bepaalde voorwaarden.

Contant geld

Op grond van artikel 46 Pbw is het bezit van contant geld voor een gedetineerde in de inrichting of een afdeling verboden, tenzij in de huisregels anders is bepaald. Als het bezit van contant geld inderdaad verboden is, dient de gedetineerde de beschikking te hebben over een rekening-courant (een soort bankrekening) bij de inrichting zelf, waar geld op kan worden gestort. In de huisregels kunnen nadere regels worden gesteld omtrent het bezit van contant geld en het gebruik van de rekening-courant. In paragraaf 4.5.2 van de Regeling model huisregels penitentiaire inrichtingen is opgenomen dat op de rekening-courant maximaal een bedrag van € 500,– mag staan en dat het niet is toegestaan een negatief saldo te hebben op de rekening-courant.

Als bij de gedetineerde of in een voor hem bestemde brief vreemde valuta worden aangetroffen, worden deze valuta voor de gedetineerde bewaard tot zijn vertrek. Indien het gaat om euro’s, dan worden deze geboekt op de rekening-courant, voor zover daarbij het maximaal toegestane saldo van € 500,– niet wordt overschreden.

Wanneer geld wordt overgeschreven naar de rekening-courant, dan moet de afzender bij de overboeking de achternaam, de voorletters en het registratienummer van de gedetineerde vermelden. Zonder aanwezigheid van die gegevens wordt de storting niet verwerkt en wordt het geld teruggestort naar de afzender. Het is niet toegestaan geld over te maken naar een andere gedetineerde.

Op het moment van ontslag wordt maximaal € 500,– contant meegegeven. Het geld dat zich op dat moment op de rekening-courant van de gedetineerde bevindt kan ook worden gestort op een op naam van de gedetineerde staand bankrekeningnummer. Dit kan echter per inrichting verschillen.


Preciosa
Onder zogenoemde preciosa worden verstaan identiteitsbewijzen, horloges, sieraden, juwelen en andere waardevolle zaken. Bij binnenkomst in de inrichting worden preciosa die de gedetineerde niet onder zich wil of mag houden, geregistreerd opgeslagen. De preciosa wordt precies beschreven en er wordt door zowel de gedetineerde als het personeel een handtekening gezet. Als de inrichting niet voldoet aan deze procedure, komt een vermissing van goederen voor rekening van de inrichting.[16]


Voorbeeld 
Klager is in beroep gegaan tegen het verbeurd verklaren van zijn telefoon, omdat deze in zijn fouillering bewaard kon worden. De beroepscommissie dis het daar mee eens en draagt de directeur op een beslissing te nemen die ertoe strekt dat de telefoon onder afgifte van een bewijs van ontvangst ten behoeve van klager in zijn fouillering zal worden bewaard.[17]


Post en correspondentie 

Op grond van artikel 36 Pbw heeft een gedetineerde het recht om post te ontvangen en te verzenden. Als de gedetineerde over onvoldoende geld beschikt en niet in de gelegenheid is om inkomsten te krijgen uit arbeid, dan wordt aan hem op zijn verzoek eenmaal per week de port voor een brief verstrekt.[18]  


De directeur is op grond van lid 2 van artikel 36 Pbw bevoegd enveloppen of andere poststukken, gericht aan of afkomstig van de gedetineerde, te openen en op de aanwezigheid van bijgesloten voorwerpen te onderzoeken.  Hij mag dit doen als de gedetineerde afwezig is, tenzij de enveloppen of andere poststukken afkomstig zijn van of bestemd voor de zogenaamde geprivilegieerde contacten, zoals een advocaat, de commissie van toezicht of de beklagcommissie. De directeur dient in die gevallen het onderzoek altijd in de aanwezigheid van de gedetineerde te verrichten.[19]


De directeur is eveneens op grond van lid 3 van voornoemd artikel bevoegd op de inhoud van brieven of andere poststukken, gericht aan of afkomstig van de gedetineerde, toezicht uit te oefenen. Dit geldt niet als de brieven of andere poststukken afkomstig zijn van of gericht zijn aan geprivilegieerde contacten, zoals de advocaat. Het toezicht houdt onder andere in dat de directeur kan besluiten brieven of andere poststukken te kopiëren. Hoe er toezicht wordt uitgeoefend, wordt van tevoren aan de gedetineerde verteld.


De directeur kan de verzending of uitreiking van bepaalde brieven of andere poststukken, net als bijgesloten voorwerpen, op grond van lid 4 van voornoemd artikel weigeren indien dit noodzakelijk is met het oog op de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting, de voorkoming of opsporing van strafbare feiten of de bescherming van slachtoffers van of anderszins betrokkenen bij misdrijven. Dit geldt echter niet voor verzending of uitreiking van brieven of andere poststukken alsmede bijgesloten voorwerpen gericht aan of afkomstig van geprivilegieerde contacten (artikel 37 Pbw).


Indien de post is gericht aan een geprivilegieerd contact dient de gedetineerde dit duidelijk op de envelop of op het poststuk te vermelden. Een geprivilegieerd contact dient zijn brief in een gesloten envelop te adresseren aan de gedetineerde en voegt deze in een andere envelop en adresseert deze aan de directeur met het verzoek de bijgesloten envelop aan de gedetineerde uit te reiken. De afzender dient er zorg voor te dragen dat kenbaar is in welke hoedanigheid de afzender de brief heeft geschreven.[20]


Verder is het gedetineerden niet toegestaan om bestellingen te doen bij postorderbedrijven en uitgeverijen (anders dan abonnementen op kranten of tijdschriften). Als dit toch wordt gedaan, dan wordt de bestelling op kosten van de gedetineerde geretourneerd.[21]


Voorbeeld
De directeur heeft geweigerd om een postpakket met (veganistische) voedingsmiddelen aan klager uit te reiken. Gelet op de aard (pillen, zaden en poeder) en de hoeveelheid van de door klager bestelde voedingsmiddelen zijn deze niet goed controleerbaar op contrabande. De weigering van de directeur kan niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep is ongegrond verklaard.[22]

 
Registratie van goederen

Op grond van jurisprudentie in schadezaken betreffende goederen van gedetineerden adviseert DJI om van de voorwerpen die door een gedetineerde in de inrichting worden in- en uitgevoerd een registratie bij te houden. In veel justitiële inrichtingen gebeurt dit met behulp van inventarislijsten, waarop tevens mutaties worden bijgehouden. Het nauwkeurig bijhouden van deze administratie kan bij verzoeken tot schadevergoeding van veel nut zijn en onnodige uitkeren van schadevergoedingen voorkomen.[23]


Opslag van goederen

De directeur is niet verplicht voorwerpen van gedetineerden in de inrichting te bewaren. Voorwerpen die de gedetineerden niet in hun verblijfsruimte mogen houden, kunnen buiten de inrichting op kosten van de betrokken gedetineerde worden opgeslagen of naar een door hem opgegeven adres worden verzonden. Niet toegestane goederen kunnen in beperkte mate worden opgeslagen in de fouillering of worden uitgevoerd.

Celinspectie en afwezigheid gedetineerde

Het komt nogal eens voor dat voorwerpen van gedetineerden vermist of beschadigd raken na of tijdens een celinspectie. Ook andere gebeurtenissen waarin voorwerpen beschadigd en/of kwijt raken tijdens de afwezigheid van de gedetineerde, zijn denkbaar.


Beschadiging en vermissing bij celinspectie

De directeur is op grond van artikel 34 lid 1 onder a Pbw bevoegd in het kader van het algemeen toezicht de verblijfsruimte van een gedetineerde te onderzoeken op de aanwezigheid van voorwerpen die niet in zijn bezit mogen zijn. Omdat niet verwacht kan worden dat vóór het uitvoeren van een celinspectie wordt vastgesteld in welke staat de goederen op cel verkeren, is het bij gebleken beschadigingen daarom aan de gedetineerde om aannemelijk te maken dat de schade door toedoen van het personeel is ontstaan.[24] Het is echter wel de directeur die op dat moment de verantwoordelijkheid draagt over de goederen van een gedetineerde. Zo is de hoofdregel dat de deuren van een celruimte worden gesloten tijdens de afwezigheid van de gedetineerde (bijvoorbeeld na de inspectie); gebeurt dit niet dan is de directeur in principe verantwoordelijk voor eventuele vermissingen en/of beschadigingen.

Voorbeelden
1. Tijdens een onderzoek in de verblijfsruimte werd een gedetineerde naar een strafcel overgebracht. Bij terugkomst was zijn horloge verdwenen. Omdat de directeur onvoldoende aannemelijk maakte dat het personeel de deur van de cel had gesloten, werd de vermissing van het horloge hem door de RSJ aangerekend. De inrichting heeft haar zorgplicht geschonden door na de celinspectie de cel van de betreffende gedetineerde niet af te sluiten, zodat onbevoegden zijn cel tijdens zijn afwezigheid konden betreden.[25] 

2. In de betreffende inrichting is het gebruikelijk dat de celdeuren tevoren worden opengemaakt wanneer een groep gedetineerden terugkeert op een afdeling. Er werd dan door het personeel toezicht gehouden op de cellen. Dit toezicht is dan onderdeel van de zorgplicht die een directeur draagt. Als niet vast komt te staan dat in deze zorgplicht te kort wordt geschoten, is een vermissing of beschadiging niet toe te rekenen aan de directeur.[26]

Controle van geprivilegieerde post bij celinspectie

Veel gedetineerden bewaren op hun cel enveloppen met stukken afkomstig van personen of instanties zoals de advocaat of de rechtbank. Geregeld vinden celinspecties plaats waarbij onder andere wordt gezocht naar contrabande. Uitgangspunt is dat enveloppen, verzonden aan of afkomstig van personen of instanties als bedoeld in artikel 37 lid 1 en 2 Pbw (de zogenaamde geprivilegieerden), slechts in het bijzijn van de gedetineerde mogen worden geopend en gecontroleerd met het oog op de aanwezigheid van bijgesloten voorwerpen. Uit de Memorie van Toelichting blijkt dat dit gebeurt om te waarborgen dat deze controle zich niet uitstrekt tot de geschreven inhoud van de poststukken. 


Deze bescherming geldt ook in het geval dat de geopende envelop zich op de cel van de gedetineerde bevindt.  Dit is vanwege het zwaarwegende belang van bescherming van de vrije en onbelemmerde communicatie tussen de advocaat en zijn cliënt. [27] Indien dus in de cel van een gedetineerde een dergelijke envelop wordt aangetroffen, mag deze slechts in aanwezigheid van de gedetineerde doorzocht worden ter controle op contrabande. 

Aansprakelijkheid van de directeur bij vermissing of schade

Het uitgangspunt bij vermissing van of schade aan goederen is dat de gedetineerde zelf aansprakelijk is voor voorwerpen die hij bij of met zich meedraagt of in de cel heeft geplaatst. Paragraaf 9.2 van de Regeling model huisregels penitentiaire inrichtingen bepaalt dat buiten het geval van opzet of roekeloosheid de aansprakelijkheid van de Staat voor deze voorwerpen in ieder geval beperkt is tot € 500,– per voorwerp, inclusief eventuele gevolgschade. Indien een gedetineerde schade heeft ondervonden, dient hij dit op deugdelijke wijze te kunnen aantonen en is hij verplicht dit onmiddellijk na constatering te melden aan de in de huisregels aangegeven persoon of afdeling. 


Doorgaans moet een gedetineerde bij binnenkomst een verklaring van eigen risico ondertekenen voor goederen die hij meeneemt naar zijn verblijfsruimte. Daarmee wordt de directeur in beginsel uitgesloten van verdere verantwoordelijkheid en behoudt de gedetineerde de verantwoordelijkheid voor zijn eigen bezittingen. Maar het enkele feit dat een gedetineerde een verklaring van eigen risico heeft ondertekend, betekent niet dat de Staat nooit aansprakelijk kan worden gesteld voor de vermissing van goederen.[28]


Bewaartermijn
In de Circulaire voorwerpen van ingeslotenen wordt geadviseerd in de huisregels bepalingen op te nemen over de bewaartermijn van de goederen die in de inrichting achterblijven na ontslag, spoedeisende overplaatsing, na onttrekking aan de detentie of na overlijden van een gedetineerde. Deze termijn is in zijn algemeenheid bepaald op (ten minste) zes maanden.


Transport van goederen

Dagelijks worden goederen van gedetineerden getransporteerd door de Dienst Vervoer en Ondersteuning (DV&O). Dit gebeurt op basis van de Regeling vervoer van justitiabelen en de Circulaire vrachtvervoer en aansprakelijkheid bij schade. Artikel 10 van de Regeling vervoer van justitiabelen bepaalt dat tijdens het transport vanuit een inrichting uitsluitend bagage wordt meegenomen die door de directeur of het hoofd van de inrichting wordt meegegeven en is verpakt in een gesloten bagagedoos of preciosazak. Per persoon wordt niet meer dan één bagagedoos en/of preciosazak meegenomen. Dieren worden niet meegenomen.Op grond van artikel 13 van de Regeling vervoer van justitiabelen blijft de bagagedoos of preciosazak gedurende het transport in beheer van de transportgeleider. Een bagagedoos of preciosazak wordt niet geopend. Zonder uitdrukkelijke toestemming van de transportuitvoerder, worden van derden geen goederen aangenomen of meegenomen.

De vrachtdienst van de DV&O verzorgt op grond van artikel 14 van voornoemde regeling het vervoer van goederen van gedetineerden die niet in één bagagedoos verpakt kunnen worden. Dit vervoer vindt plaats op aanvraag van de inrichting. Het deugdelijk verpakken van de door de vrachtdienst van de DV&O te vervoeren vracht en het invullen van de vrachtbrief valt onder de verantwoordelijkheid van de verzendende inrichting. De vrachtdienst stelt hiervoor op verzoek de benodigde vrachtdozen en brieven beschikbaar aan de inrichtingen. De chauffeur van de vrachtdienst tekent alleen voor het aantal dozen dat hij in ontvangst neemt, niet voor de inhoud daarvan. Open dozen of dozen die zijn dichtgevouwen maar niet zijn dichtgeplakt worden geweigerd. Zoals is opgenomen in de Circulaire voorwerpen van ingeslotenen blijft een kopie van de vrachtbrief, met de naam en paraaf van de chauffeur erop, achter bij de verzendende inrichting. Hiermee heeft de verzendende inrichting dus een bewijs van afgifte.

Bij aflevering van de vracht bij de ontvangende inrichting tekent de ontvanger met vermelding van diens naam voor ontvangst op de vrachtbrief. Een kopie van deze brief gaat mee met de chauffeur. Indien zich tijdens het vervoer omstandigheden hebben voorgedaan die schade hebben dan wel kunnen hebben veroorzaakt aan de vracht, dan maakt de chauffeur hiervan een aantekening op de vrachtbrief en meldt dit bij de ontvangende inrichting en het hoofd van de vrachtdienst. Indien bij aflevering blijkt dat de zending niet compleet is, gaat het aanwezige deel mee terug met de chauffeur. De vrachtdienst zoekt vervolgens uit waar het ontbrekende deel van de zending is en voegt dit weer samen. De complete zending wordt vervolgens bij de ontvangende inrichting afgeleverd. Deelleveranties zijn niet toegestaan. Dit ter voorkoming van misverstanden over wat wel en wat niet is afgeleverd.[29]

Aansprakelijkheid bij schade en afhandeling 

In het geval dat tijdens of rondom het transport van eigendommen van gedetineerden schade aan deze eigendommen ontstaat of eigendommen worden vermist, geldt dat de verzendende inrichting in beginsel hiervoor aansprakelijk is. Pas als de ontvangende inrichting voor ontvangst van de eigendommen heeft getekend, gaat deze aansprakelijkheid over op de ontvangende inrichting. Klachten dienen dus afhankelijk van of er wel of niet is getekend voor ontvangst, bij de verzendende dan wel de ontvangende inrichting te worden gedeponeerd. Blijkt dat de DV&O/vrachtdienst aansprakelijk is voor de geconstateerde schade, dan zal de op grond van voornoemde procedure aansprakelijke inrichting een eventuele claim eerst zelf afhandelen en de overeengekomen schadevergoeding aan de klager betalen. Vervolgens verhaalt de betreffende inrichting de uitgekeerde schadevergoeding op de DV&O/vrachtdienst. De klager zal derhalve niet zelf contact hebben met de DV&O.[30]

Voorbeeld
1. Klager is zijn jassen kwijt. Er is niet na te gaan wat er met de jassen van klager is gebeurd. De directie heeft niet aannemelijk gemaakt dat de jassen door toedoen van klager in het ongerede zouden zijn geraakt. De vermissing kan hem niet worden tegengeworpen. Nu klager niet beschikt over aankoopnota's en ook anderszins de waarde van de jassen niet eenvoudig is vast te stellen, kent de beroepscommissie klager een tegemoetkoming van € 10,-- toe.[31]

2. Met betrekking tot de aansprakelijkheid van inrichtingen van het gevangeniswezen voor het vervoer van goederen van gedetineerden geldt als uitgangspunt dat de verzendende inrichting aansprakelijk is voor de vracht. Na tekenen voor ontvangst door de ontvangende inrichting gaat de verantwoordelijkheid over op deze inrichting.[32]

Beklag tegen een beslissing van de directeur inzake voorwerpen

Vanwege het individuele karakter van het beklagrecht, zijn uitsluitend (directie)beslissingen voor beklag vatbaar die jegens de gedetineerde persoonlijk zijn genomen en is dus geen beklag mogelijk tegen algemeen geldende regels. Er kunnen zich ten aanzien van de beklagwaardigheid drie verschillende situaties voordoen:


a. het voorwerp staat op de lijst van verboden voorwerpen.

Een klacht van een gedetineerde over de weigering van de directie tot invoer van een verboden voorwerp, zal niet-ontvankelijk moeten worden verklaard. Het betreft immers een klacht over een algemene op de wet gebaseerde regeling.[33]

b. het voorwerp staat op de lijst van toegestane voorwerpen. 

Indien het voorwerp op deze lijst staat, zal een klacht van een gedetineerde over de weigering van de directie tot invoer van dat in beginsel toegestane voorwerp ontvankelijk moeten worden verklaard. De beklagrechter dient te beslissen over de redelijkheid en billijkheid van de directiebeslissingen. Zie het eerder genoemde voorbeeld van de trui met metalen plaatjes (noot 13).

c. het voorwerp staat op geen van beide lijsten. 

In dit geval zal een klacht van een gedetineerde over de weigering van de directie tot invoer van het op geen van de lijsten genoemde voorwerp moeten worden getoetst aan de redelijkheid en billijkheid. Het is immers aan de directeur om, indien een voorwerp niet op de lijst staat van verboden, noch op de van toegestane voorwerpen, in alle gevallen een afweging te maken, zodat de redelijkheid en billijkheid daarvan door een beklagcommissie kan worden getoetst; een botte weigering zal tot gegrondverklaring van de klacht leiden.[34]

Verder moet duidelijk voor ogen worden gehouden dat wanneer een beklagcommissie beslist tot het toekennen van een geldbedrag vanwege schade of vermissing van goederen, dit een tegemoetkoming is bedoeld voor het door klager ondervonden ongemak. Alleen indien er sprake is van eenvoudig te begroten schade, kan aanleiding bestaan schadevergoedingsaspecten te betrekken bij de bepaling van de hoogte van de tegemoetkoming. Voor een eventuele schadevergoeding kan de gedetineerde een verzoek doen aan de directeur van de inrichting of zich richten tot de civiele rechter.[35] Zie voor meer informatie het dossier Tegemoetkoming.

                                                                                                                                                             
[1] Artikel 2 van boek 3 van het Burgerlijk Wetboek.

[2] Artikel 4.5.1 van de bijlage van de Regeling model huisregels voor de penitentiaire inrichtingen, met uitzondering van de Extra Beveiligde Inrichting te Vught, die een eigen model huisregels heeft.

[3] Artikel 2 lid 1 Regeling model huisregels penitentiaire inrichtingen.

[4] RSJ 24 april 2017, 16/4083/GA, Cleiren & Nijboer, Tekst en commentaar Strafrecht, 9e druk, p. 2190-2191.

[5] RSJ 9 december 2013, 13/3513/GA. 

[6] Art. 45 lid 5 Pbw.

[7] C. Kelk, Nederlands Detentierecht, Kluwer: Deventer 2015, p. 236-237.

[8] Zie memorie van toelichting bij de Pbw.

[9] KC 2012/004, 12 oktober 2011.

[10] Zie bijvoorbeeld RSJ 17/1754/GA, 23 januari 2018.

[11] Versie van 1 januari 2023.

[12] RSJ 27 juni 2012, 12/1093/GA.

[13] RSJ 13 juni 2017, 16/3514/GA, Cleiren & Nijboer, Tekst en commentaar Strafrecht, 9e druk, p. 2190-2192.

[14] RSJ 2 november 2011, 11/1667/GA.

[15] Zie bijvoorbeeld RSJ R-19/4470/GA en R-19/4471/GA, 9 december 2020.

[16] C. Kelk, Nederlands Detentierecht, Kluwer: Deventer 2015, p. 240.

[17] RSJ R-20/6295/GA, 9 september 2020.

[18] Paragraaf 4.5.3 van de Regeling model huisregels penitentiaire inrichtingen.

[19] Zie ook de Regeling geprivilegieerde post gedetineerden.

[20] Idem.

[21] Paragraaf 4.5.3 van de Regeling model huisregels penitentiaire inrichtingen.

[22] RSJ R-19/4972/GA, 14 juli 2020.

[23] Zie de  Circulaire voorwerpen van ingeslotenen en bijvoorbeeld RSJ 16/4137/GA, 4 mei 2017 en RSJ R-19/5150/GA, 31 januari 2020.

[24] RSJ 3 november 2016, 16/2759/GA.

[25] RSJ 5 oktober 2009, 09/1713/GA en 09/1714/GA.

[26] RSJ 25 mei 2010, 10/0626/GA.

[27] RSJ 29 januari 2014, 13/1993/GA en RSJ 14 maart 2014, 13/3740/GA.

[28] RSJ 5 februari 2019, R-18/1548/GA.

[29] Circulaire vrachtvervoer en aansprakelijkheid bij schade, 31 oktober 2014, Kenmerk 578934.

[30] Idem.

[31] RSJ 1 oktober 2012, 12/2160/JA.

[32] KC 2021/003, 11 november 2020.

[33] RSJ 14 december 2015, 15/2930/GA.

[34] RSJ 20 oktober 2015, 15/1803/GA.

[35] RSJ R-19/5150/GA, 31 januari 2020.