Jurisprudentie
Per 1 januari 2024 zal de jurisprudentie van de RSJ in het dossier niet meer worden geupdatet en per 1 juli 2024 is de jurisprudentie van de RSJ volledig verwijderd. U kunt de jurisprudentiedatabank van de RSJ hiervoor raadplegen.
Beklagcommissie
25 februari 2020, KC 2020/009
Klaagster wil dat haar baby bij haar in detentie verblijft. Volgens klaagster heeft de directeur bij de afwijzing onvoldoende rekening gehouden met de belangen van het kind en is de beslissing niet in overeenstemming met de rechten van ouder en kind. De directeur stelt zich op het standpunt dat het alleen in uitzonderlijke gevallen mogelijk is voor een gedetineerde om samen met haar kind in detentie te verblijven. Daarnaast is niet gebleken dat er geen goede opvangmogelijkheden zijn voor het kind. Zo verblijft het kind samen met zijn zusje bij zijn oma. De beklagcommissie is van oordeel dat de dat de directeur onvoldoende heeft onderbouwd waarom het kind alleen in uitzonderlijke gevallen in detentie kan verblijven. Zo wordt er niet verwezen naar relevante regelgeving dan wel ander beleid. Daarnaast is onvoldoende gemotiveerd waarom de openstaande strafzaak van klaagster plaatsing van haar baby in de weg staat. De beklagcommissie verklaart het beklag gegrond en draagt de directeur op om binnen twee weken een beslissing te nemen over de wijze van compensatie voor klaagster.
17 augustus 2018, KC 2018/010
klaagster beklaagt zich over de beslissing tot beperking van het verblijf van haar [kind2] binnen de inrichting tot 6 maanden. De beklagcommissie stelt vast dat de beslissing om klaagsters [kind2] tot 6 maanden in de inrichting te laten verblijven in basis op de juiste gronden is genomen. Echter de negatieve beslissing van de selectiefunctionaris tot plaatsing van klaagster in P.I. [B] is het directe gevolg van de afgewezen eerste twee verlofaanvragen, waardoor zij niet in aanmerking komt voor een BBI-status. Vanwege de gegrond verklaarde klachten omtrent de afwijzingen van de eerste twee verlofaanvragen en het positieve advies van de inrichting op een vermeend ingediende derde verlofaanvraag, is er voldoende aanleiding om het belang van de bescherming van de persoonlijke veiligheid, geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van het kind te laten prevaleren boven het belang van de inrichting. Het beklag wordt gegrond verklaard en de directeur wordt opgedragen binnen 14 dagen een nieuwe beslissing te nemen, strekkende tot verlenging van het verblijf van klaagsters [kind2] tot 9 maanden
23 april 2013, KC 2013/017
Klaagster verzoekt de directeur om haar kind langer dan zes maanden in de inrichting bij zich te mogen houden. De huisregels van de inrichting schrijven echter de eerste zes maanden als maximale termijn voor, eventueel met uitloop tot negen maanden als sprake is van invrijheidsstelling van de moeder gedurende die negen maanden. Van een dergelijke situatie is in het geval van klaagster geen sprake. Naar het oordeel van de beklagcommissie is het voorschrift uit de huisregels niet in strijd met (hogere) wet- en regelgeving. Nu ook niet van een uitzonderingssituatie sprake is, wordt het verzoek van klaagster afgewezen.
1 februari 2013, KC 2013/118
Klager beklaagt zich over de (on)mogelijkheden die hem door PI Nieuwegein worden geboden ten einde een vader-kind-bezoek te hebben. In de PI Nieuwegein wordt iedere vier weken een ouder-kind-dag georganiseerd in samenwerking met Exodus. Hieraan kunnen kinderen deelnemen tussen de 3 en 16 jaar. Daarnaast worden er in de PI Nieuwegein tweemaal per jaar Vader Kind dag (hierna: VKD) georganiseerd. De klager heeft een kind van 1,5 jaar oud en kan dus niet deelnemen aan de OKD. Aan de VKD kan de klager wel deelnemen. Klager beklaagt zich over een algemene regeling van de directie, het beklag wordt dus niet-ontvankelijk verklaard.
14 september 2012, KC 2012/138
Klagers verzoek om incidenteel verlof vanwege het brengen van een kraambezoek is afgewezen. Klager heeft verzuimd aan te tonen dat sprake is van zijn kind of dat een duurzame relatie bestaat met de moeder van het kind. Het beklag tegen de afwijzing wordt ongegrond verklaard.
13 maart 2012, KC 2012/118
Het kind van klager van 1,5 jaar komt niet in aanmerking voor de vierwekelijkse Ouder Kinddag, omdat dit project alleen geldt voor kinderen tussen de 3 en 16 jaar. Wel komt het kind van klager in aanmerking voor bezoek op de tweejaarlijkse Vader Kinddag. Klager wordt niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag nu hij zich beklaagd over een algemene in de inrichting geldende regel en niet een hem betreffende door of namens de directeur genomen beslissing. Wel adviseert de beklagrechter de inrichting om, in lijn met uitlatingen van de staatssecretaris, te overwegen of de voorwaarden voor de Ouder Kinddag gewijzigd kunnen worden of althans ten minste vier Vader Kinddagen te organiseren voor gedetineerden die op enigerlei wijze zijn uitgesloten van deelname aan Ouder Kinddag.