KC 2025/013
- Datum uitspraak:
- 28/03/2025
- Artikel:
- artikel 44 Pbw
- Samenvatting:
- De klacht betreft het al maanden niet kunnen bestellen van bepaalde verzorgingsartikelen. Ook zijn niet standaard alle formaten tampons op de afdeling aanwezig en bestaat er geen mogelijkheid tot bezoek aan een vrouwelijke kapper. Omdat het gaat om een (vermeende) structurele tekortkoming, wordt klaagster ontvangen in haar klacht. De beklagcommissie is van oordeel dat de directeur er zorg voor dient te dragen dat op de afdelingen waar vrouwelijke gedetineerden verblijven voldoende tampons beschikbaar zijn en dat er ook een keuzemogelijkheid is bij een dergelijk noodzakelijk hygiëneartikel. Maandverband en verschillende soorten tampons dienen voorhanden te zijn op de afdeling, direct beschikbaar voor de betreffende vrouwelijke gedetineerde. Een kapper van hetzelfde geslacht is geen vereiste. De beklagcommissie gaat ervan uit dat klaagster zich onder verantwoordelijkheid van de directeur langere tijd niet optimaal heeft kunnen verzorgen. De klacht wordt gegrond verklaard en er wordt een tegemoetkoming toegekend van 30 euro.
- Uitspraak:
- Uitspraak van de beklagcommissie van de commissie van toezicht bij JC ZaanstadDe beklagcommissie heeft kennisgenomen van de stukken in de beklagzaak met kenmerk […] van […] (hierna te noemen: klaagster), te weten:- een klaagschrift d.d. 11 oktober 2024, ingekomen op 16 oktober 2024;- de schriftelijke inlichtingen van de directie van 11 maart 2025.De klacht is eerst in handen gesteld van de maandcommissaris, die de klacht met klaagster heeft besproken. Klaagster verblijft thans niet meer in JC Zaanstad.De beklagcommissie acht zich op basis van de stukken voldoende ingelicht en ziet aanleiding schriftelijk uitspraak op de klacht te doen, zonder klaagster en de directeur in de gelegenheid te stellen mondeling nadere opmerkingen te maken.Standpuntenstandpunt klaagsterKlager heeft in haar klaagschrift aangegeven dat zij al maanden geen verzorgingsartikelen kan bestellen. Ook zijn niet standaard alle formaten tampons op de afdeling aanwezig en bovendien bestaat er geen mogelijkheid tot bezoek aan een vrouwelijke kapper.Klaagster vraagt meer aandacht voor ‘vrouwenzaken’. Als periode waar de klacht op ziet, noemt zij: mei tot en met oktober 2024.standpunt directeurDe directeur heeft in de schriftelijke inlichtingen betoogd afhankelijk te zijn van leveranciers en dat de artikelen van de ‘vrouwenlijst” een tijd niet beschikbaar waren op het moment van klagen. Er is gewerkt aan het vinden van een nieuwe leverancier en de inrichting hoopt per 1 april 2025 over te gaan op nieuwe leverancier, waardoor op korte termijn leverbaarheid van veel artikelen die op in-actief (de beklagcommissie begrijpt: niet mogelijk te bestellen) staan flink zal verbeteren. Dit is echter een inrichtingsbreed probleem en geen beslissing van de directeur, zodat verzocht wordt klaagster niet-ontvankelijk te verklaren in haar beklag.BeoordelingDe klacht wordt opgevat als het niet naar wens kunnen verzorgen van het uiterlijk en de lichamelijke hygiëne, vanwege een gebrek aan producten en faciliteiten.In artikel 44, vierde lid van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) staat dat de directeur voldoende zorg moet dragen dat de gedetineerde in staat wordt gesteld zijn uiterlijk en lichamelijke hygiëne naar behoren te verzorgen. Deze bepaling heeft uiteraard ook te gelden ingeval van een vrouwelijke gedetineerde: zij dient in staat te worden gesteld haar uiterlijk en lichamelijke hygiëne naar behoren te verzorgen.Omdat uit de stukken blijkt dat de klacht ziet op een lange periode, wordt dit opgevat als een (vermeende) structurele tekortkoming. Ondanks dat klaagster inmiddels is overgeplaatst naar een andere inrichting, heeft zij nog voldoende belang bij een inhoudelijke beoordeling van deze klacht, zodat zij kan worden ontvangen in haar klacht.Gelet op de stukken en op hetgeen de beklagcommissie ambtshalve bekend is, schort het al langere tijd aan specifieke mogelijkheden ter invulling van de in art. 44 Pbw genoemde zorgplicht jegens vrouwelijke gedetineerden, waaronder dus klaagster.Uit een bijlage bij de Huisregels van JC Zaanstad [1] volgt dat (uitsluitend) vrouwelijke gedetineerden bepaalde verzorgingsproducten – in dit geval huid- of haar producten – extern mogen aankopen, vanwege “het geringe aanbod voor dames”.De beklagcommissie overweegt dat kennelijk ook het “geringe aanbod” al langere tijd niet leverbaar is. Het is haar overigens niet bekend, hoe dat aanbod voor vrouwelijke gedetineerden is samengesteld indien het wel leverbaar zou zijn.Dat het de directeur niet direct kan worden verweten, maakt niet dat het gemis aan producten niet voor diens verantwoordelijkheid komt.De beklagcommissie is van oordeel dat de directeur er zorg voor dient te dragen dat op de afdelingen waar vrouwelijke gedetineerden verblijven niet alleen voldoende tampons beschikbaar zijn, maar dat er ook een keuzemogelijkheid is bij een dergelijk noodzakelijk hygiëneartikel. Maandverband en verschillende soorten tampons dienen voorhanden te zijn op de afdeling, direct beschikbaar voor de betreffende vrouwelijke gedetineerde.Nu ervan wordt uitgegaan dat klaagster zich onder verantwoordelijkheid van de directeur langere tijd niet optimaal heeft kunnen verzorgen, zal de klacht gegrond verklaard worden.De beklagcommissie acht termen aanwezig klaagster een financiële tegemoetkoming toe te kennen, wegens het door haar ondervonden ongemak gedurende haar verblijf in JC Zaanstad.De beklagcommissie merkt voorts nog op dat de zorgplicht van de directeur niet zover reikt dat er voor vrouwelijke gedetineerden een kapper van hetzelfde geslacht beschikbaar zou moeten zijn binnen de inrichting.BeslissingDe beklagcommissie:
Verklaart de klacht gegrond;Stelt voor klaagster een tegemoetkoming vast van € 30,- (zegge: dertig euro).Deze uitspraak is gedaan op 28 maart 2025 door de beklagcommissie uit de Commissie van Toezicht bij het Justitieel Complex Zaanstad, bestaande uit mr. A.L. Diender, voorzitter, M. Belkasmi en L.M. Dijkman, leden, bijgestaan door O. Bergmans, secretaris.