Sla inhoud over

KC 2024/001

Datum uitspraak:
19/12/2023
Artikel:
56, 57 BvT
Samenvatting:
Klager heeft “plasvrees”. In eerdere instellingen is dit als probleem erkend en is klager in staat gesteld om zijn urine op een alternatieve wijze af te geven. De kliniek weigert vooralsnog om op alternatieve wijze een UC af te nemen. De kliniek wil eerst de drie maanden diagnostiek afwachten. De kliniek wil zelf onderzoeken of de noodzaak voor een alternatieve werkwijze bestaat. Bij klager was echter sprake van een erkend probleem en werd al op een alternatieve manier urine afgenomen. Zonder toelichting valt niet in te zien waarom niet reeds tijdens de diagnostische fase voor klager een uitzondering kan worden gemaakt. Het doel van een UC is te weten of sprake is van gebruik van gedragsbeïnvloedende middelen. Dit wordt niet bereikt als de UC op de standaardwijze wordt uitgevoerd en tevens geen behandeling is ingezet om de angst te behandelen. Dit zal slechts leiden tot fictieve positieve uitslagen. Klager heeft alternatieve manieren voorgesteld om urine af te kunnen geven. Daaruit blijkt dat klager het graag wil oplossen. De beklagcommissie is van oordeel dat de beslissing om te weigeren de werkwijze van de UC, al dan niet tijdelijk, aan te passen niet redelijk en billijk was. De beklagcommissie verklaart de klacht gegrond en kent een tegemoetkoming van € 25,- toe.
Uitspraak:

DE BEKLAGCOMMISSIE UIT DE COMMISSIE VAN TOEZICHT BIJ DE VAN DER HOEVEN KLINIEK TE UTRECHT

Beslissing van de beklagcommissie uit de commissie van toezicht bij de Van der Hoeven Kliniek, inzake de klaagschriften van:

 
[…], verder te noemen klager.
 
De klaagschriften zijn gericht tegen:
-       De plaatsing in de herstelkamer d.d. 9 oktober en 15 oktober 2023 (HK2023/224);
-       De weigering om de urinecontrole op een andere wijze uit te voeren (HK2023/225);
-       De plaatsing in herstelkamer d.d. 13 november 2023 na wederom een weigering om de UC op een andere wijze uit te voeren (HK2023/241).  
 
Het hoofd van de inrichting heeft schriftelijk gereageerd en klager heeft van deze reactie kennis kunnen nemen.
 
De klachten zijn behandeld ter zitting van 16 november 2023 in het bijzijn van klager, zijn raadsman mr. O. Much, het plaatsvervangend hoofd van de inrichting mw. […] en de juridisch medewerker mw. mr. […
 
De beklagcommissie heeft kennisgenomen van de volgende informatie:
-       Klaagschrift HK2023/224, 225 van 11 oktober 2023, door de beklagcommissie ontvangen op 13 oktober 2023;
-       Klaagschrift HK2023/241 van 13 november 2023, door de beklagcommissie ontvangen op 15 november 2023;
-       Reactie van de kliniek op de klaagschriften HK2023/224, 225 van 6 november 2023;
-       Hetgeen op de zitting van 16 november 2023 is besproken.
 

De beoordeling

Wettelijk kader
Artikel 56 en 57 Bvt bepalen tegen welke beslissingen de patiënt beklag in kan dienen bij de beklagcommissie.
 
Artikel 34 lid 1 Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) bepaalt dat het hoofd van de instelling bevoegd is een verpleegde af te zonderen of te separeren, indien dit noodzakelijk is met het oog op een belang als bedoeld in artikel 32, eerste lid: a. de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de verpleegde voor de veiligheid van anderen dan de verpleegde of de algemene veiligheid van personen of goederen; b. de handhaving van de orde of de veiligheid in de instelling of c. de afwending van ernstig gevaar voor de gezondheid van de verpleegde. Artikel 3, 4 en 5 van het Protocol Urinecontrole bepalen de wijze van controle, de uitslag en de gevolgen van de uitslag.
 
Standpunt klager
Klager klaagt over de afzondering na het niet kunnen leveren van een UC op 9 en 13 oktober 2023 en hij wordt dan vals positief beschouwd. Zijn “plasvrees” (Paruresis) wordt niet erkend. Dit betreft een subcategorie van sociale fobie. Waarbij enorme angst, spanning en stress ervoor zorgen dat de blaas volledig blokkeert. Klager heeft alles binnen zijn mogelijkheden gedaan om urine te leveren, maar dit lukt niet. Hij heeft een motivatiebrief geschreven aan het behandelteam voor een alternatieve wijze voor het afnemen van een UC. Hij heeft daarbij meerdere voorstellen gedaan voor alternatieven. Ook uit die brief blijkt dat het in eerdere inrichtingen ook heeft gespeeld en hij op een andere wijze zijn urine kon afstaan. Op zijn brief is gereageerd dat men nog twee maanden wil wachten en de reguliere procedure in stand wil houden. Klager wil graag geholpen worden met dit probleem. 
 
Ter zitting heeft de raadsman van klager toegelicht dat de klacht zich richt tegen de wijze waarop de UC wordt uitgevoerd en de weigering dit op een andere manier te doen. De kliniek wil eerst de drie maanden voor diagnostiek afwachten, voordat men bereid zou zijn om over te gaan op een andere wijze van uitvoering van de UC. De kliniek heeft deze weigering onvoldoende gemotiveerd en hierbij wordt verwezen naar de RSJ uitspraak van 15 januari 2010, 09/2777/GA. Nergens blijkt uit dat er contact is opgenomen met de inrichtingen waar klager eerder heeft verbleven. Het is van belang of het probleem daar al bekend was en of daar is afgeweken van de standaardprocedure. En zo ja, waarom wordt dan nu beslist dat eerst de diagnostiek moet worden afgewacht en niet wordt afgeweken van de standaardprocedure. Ook blijkt niet van een contact met de medische dienst of de psycholoog.
Klager stelt zelf meerdere alternatieven voor, zoals ook de schortprocedure in de isoleercel. Dit is een vernederende manier voor hem. De advocaat is van mening dat dat niet eens nodig is, en dat hij gewoon zonder toezicht de urine kan leveren, ook in het kader van de proportionaliteit. Er is bij klager sprake van verslavingsproblematiek, maar binnen detentie heeft hij nog nooit een positieve UC gehad. Er wordt gezegd dat de kliniek hem nog niet goed kent, en dat ze zelf onderzoek willen doen. Het gaat echter om een medisch psychische aandoening, die juist goed kan worden overgenomen uit eerdere instanties. Er is naar zijn mening niet gebleken van een belangenafweging en deze situatie is volstrekt onwenselijk. Klager zit steeds in de herstelkamer en wordt aangemerkt als positief. Dit maakt een enorme inbreuk op zijn privacy en veroorzaakt psychisch leed. In het kader van zijn tbs-maatregel is het ook belangrijk dat hij een blanco documentatie houdt. Het beklag dient gegrond te worden verklaard.
 
Klager licht nog toe dat hij een enorme lijdensdruk ervaart en dat er sprake is van een groot wantrouwen. Er is geen contact opgenomen met eerdere inrichtingen hierover. Hij heeft nu veel stress of er een briefje onder de deur door komt voor een UC. Dan krijgt hij weer een vals positieve UC en moet weer naar de herstelkamer, terwijl hij niet herstellende is van iets. Het komt wel in zijn aantekeningen te staan en dit weegt heel zwaar. Klager wil op allerlei manieren laten zien dat hij wil meewerken maar het wordt op de lange baan geschoven, en er komt geen duidelijkheid op deze manier. Er is pas op 12 december 2023 een diagnostiekbespreking. Klager vindt dit niet kunnen. Een verslaving is voor een leven lang, maar hij is nu al langere tijd clean en heeft nooit binnen detentie een positieve UC gehad.
Er is besproken dat plasvrees goed behandelbaar is. Hij zou dan graag die behandeling krijgen binnen deze behandelsetting want hij wil zelf ook graag dat het lukt. Gezien zijn lijdensdruk is dit ook een acuut probleem waarop gehandeld dient te worden. Klager heeft op aanraden van de sociotherapie dit ook  aangekaart bij de staf.
 
Standpunt kliniek
Klager verblijft sinds 22 september 2023 in de Van der Hoeven kliniek op de afdeling Eikenboom 1 met een maatregel tbs met dwangverpleging voor de duur van maximaal 4 jaar. Klager is op 9 oktober 2023 naar de herstelkamer gebracht omdat hij geen urine kan leveren voor de UC. Hij is daartoe drie keer in de gelegenheid gesteld, de eerste twee pogingen lukten niet en de derde is hij niet gekomen op de afgesproken tijd. Conform het beleid is hij als positief beschouwd en is hij naar de herstelkamer gebracht in afwachting van een kamercontrole. Op 11 oktober 2023 kan klager terugkeren naar zijn eigen kamer nadat deze gecontroleerd is. Klager kan vanaf dat moment begeleid door de kliniek totdat hij een schone UC produceert.
Ook op 15 oktober 2023 lukt het klager niet om na drie pogingen urine te leveren voor de UC. Hij is weer conform beleid als positief beschouwd en is naar de herstelkamer gebracht in afwachting van een kamercontrole. Dezelfde dag kan klager terugkeren naar zijn eigen kamer en vanaf dat moment begeleid door de kliniek totdat hij een schone UC produceert.
Verder klaagt klager over de algemene regel die voor alle patiënten geldt en is vastgelegd in de huisregels. De Bvt voorziet niet in de mogelijkheid om te klagen over een algemene in de instelling geldende regel. Nadat de diagnostische fase is afgerond (eerste maanden van verblijf) zal gekeken worden of de methode van de UC in het geval van klager dient te worden aangepast.
Klager heeft zich inmiddels ook tot het multidisciplinaire overleg (Staf) gewend, met het verzoek om een andere methode voor de UC te hanteren. Dit voorstel wordt de komende week op Staf behandeld. Dit zou eventueel tot een heroverweging van het gehanteerde beleid kunnen leiden.
                Ter zitting is toegelicht dat het stuk van klager op 8 november 2023 op staf is besproken. De conclusie is dat zijn angst wel wordt erkend, maar omdat de kliniek hem nog niet goed kent, wil men eerst de behandeldiagnostiek afwachten. Dit kan eventueel leiden tot aanpassing, maar in beginsel is er een uniform UC beleid in de kliniek. Vele patiënten willen graag een uitzondering, maar hier wordt terughoudend mee omgegaan en alleen gedaan als het echt nodig is. Klager is wel bekend met forse verslavingsproblematiek. Hij heeft nu één keer op indicatie een UC gehad en de andere keren ad random. Bij kamercontroles is niets bij hem aangetroffen. Na de behandeldiagnostiek zal het punt opnieuw op staf worden besproken, en dit kan eventueel leiden tot verandering in de werkwijze. Er is dus wel sprake van een belangenafweging. Het is bekend dat in de vorige inrichting een aangepaste werkwijze werd toegepast, welke is niet bekend. De kliniek wil dit echter ook altijd zelf uitzoeken.
 
 
Vaststelling en beoordeling
De beklagcommissie stelt vast dat klager op 9 en 15 oktober 2023 is afgezonderd in de herstelkamer omdat hij geen urine kon leveren voor de urinecontrole. Conform het beleid is hij positief beschouwd. Klager heeft van 9 tot 11 oktober 2023 in de herstelkamer gezeten en op 15 oktober 2023 een half uur (HK2023/224).
Op 13 november 2023 is hij wederom afgezonderd in de herstelkamer vanwege het feit dat hij geen urine kon leveren voor de urinecontrole. Hij heeft toen enkele uren in de herstelkamer gezeten (HK2023/241).
Klager stelt dat hij geen urine kan leveren omdat hij “plasvrees” heeft. Dit is een medisch psychisch probleem dat volgens klager niet erkend wordt door de kliniek. Dit probleem speelde ook in andere instellingen, waar hij op een andere wijze urine heeft kunnen afgeven. Klager heeft zijn probleem voorgelegd aan de staf. Op 8 november 2023 is het eerdere besluit om de behandeldiagnostiek gedurende drie maanden af te wachten en tot die tijd de gebruikelijke wijze van de UC de hanteren, door de multidisciplinaire staf bevestigd.
 
De beklagcommissie concludeert allereerst dat klagers beklag gaat over de plaatsingen in de herstelkamer op 9 en 15 oktober 2023 (HK2023/224) en op 13 november 2023 (HK2023/241) die  allemaal (relatief) kort hebben geduurd. Een beklag over de plaatsing in de herstelkamer is op grond van artikel 57 lid 3 en 4 Bvt pas beklagwaardig nadat dit twee dagen heeft geduurd, waarbij de dag waarop de beslissing is genomen buiten beschouwing wordt gelaten. Nu de afzonderingen op de herstelkamer korter dan die twee dagen hebben geduurd, kan hierover geen beklag worden ingediend en zal klager niet-ontvankelijk worden verklaard.
 
De beklagcommissie overweegt als volgt ten aanzien van de klacht over de weigering om de UC op een andere wijze uit te voeren (HK2023/225). Klager heeft, zo lijkt niet ter discussie te staan,  “plasvrees”. Dit is in de eerdere instellingen waar klager verbleef kennelijk als probleem erkend. Eerder is klager dan ook in staat gesteld om zijn urine op een andere wijze af te geven dan de standaard procedure. De kliniek weigert vooralsnog om bij klager op alternatieve wijze een UC af te nemen. De kliniek wil eerst de drie maanden diagnostiek afwachten, voordat de werkwijze eventueel kan worden aangepast. De beklagcommissie acht dat niet zonder meer begrijpelijk. De kliniek is terughoudend met het toepassen van uitzonderingen, omdat veel patiënten dit willen. Daarom wil de kliniek zelf onderzoeken of de noodzaak voor een alternatieve werkwijze bestaat. Dat op zich is wel begrijpelijk, maar bij klager was er al sprake van een bestaand erkend probleem en werd er al op een alternatieve manier urine afgenomen. Zonder toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien waarom niet reeds tijdens de diagnostische fase voor klager een uitzondering kan worden gemaakt.
Ook is het doel van het afnemen van een UC om te weten of er sprake is van het gebruik van gedragsbeïnvloedende middelen. Dit doel kan niet worden bereikt als de UC op de standaardwijze zal worden uitgevoerd voor een periode van drie maanden en tevens geen behandeling is ingezet om deze angst te behandelen. Dit zal immers slechts leiden tot fictieve positieve uitslagen. Klager heeft zelf vele alternatieve manieren voorgesteld om urine af te kunnen geven, ook methodes die voor hem niet erg prettig zijn. Daaruit blijkt naar het oordeel van de beklagcommissie dat klager het graag wil oplossen.
De beklagcommissie is gelet op bovenstaande feiten en omstandigheden van oordeel dat de beslissing om te weigeren de werkwijze van de UC, al dan niet tijdelijk, aan te passen niet redelijk en billijk is geweest. De beklagcommissie verklaart deze klacht dan ook gegrond.
De beklagcommissie stelt hiervoor een tegemoetkoming vast voor het door klager geleden ongemak, te weten € 25,-.
 

BESLISSING

De beklagcommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beklag HK2023/224 en 241.
 
De beklagcommissie verklaart het beklag HK2023/225 gegrond en stelt een tegemoetkoming vast van € 25,-.
 
Aldus gedaan door mr. E.J.C. de Jong, voorzitter van de beklagcommissie, drs. H. Heddema en drs. B. Koevoet, leden van de beklagcommissie, bijgestaan door mr. S.E. Braam-van Toll, secretaris en ondertekend door de voorzitter en de secretaris, op 19 december 2023.