Sla inhoud over

KC 2023/037

Datum uitspraak:
01/12/2023
Artikel:
34, 51 Pbw
Samenvatting:
Klager heeft op 20 oktober 2023 een disciplinaire straf opgelegd gekregen, omdat bij een dagelijkse celinspectie een mes in beslag is genomen. Volgens de directie was sprake van een geslepen broodmes en daarmee van een verboden voorwerp. Klager stelt dat het mes onderdeel was van zijn celinventaris en dat hij het niet herkend heeft als een gemanipuleerd mes. De beklagrechter is van oordeel dat niet valt uit te sluiten dat het mes in de aangetroffen staat reeds onderdeel was van de celinventaris toen klager de cel betrok, nu er geen celinventarisatie is opgemaakt. Ook is onvoldoende aannemelijk geworden dat klager op de hoogte was, of had moeten zijn, van het feit dat het mes werd beschouwd als een verboden voorwerp. In het voordeel van klager spreekt dat hij eerder uit zichzelf een verboden voorwerp heeft ingeleverd, dat dit het enige mes was dat onderdeel was van zijn celinventaris, hij dit mes dagelijks in gebruik had en tijdens celinspecties open en bloot liet liggen. De beklagrechter is daarom van oordeel dat de beslissing om aan klager een disciplinaire straf op te leggen onredelijk en onbillijk is. De klacht wordt gegrond verklaard en aan klager wordt een tegemoetkoming van €50,-- toegekend.
Uitspraak:

UITSPRAAK VAN DE BEKLAGCOMMISSIE VAN DE COMMISSIE VAN TOEZICHT BIJ JUSTITIEEL COMPLEX ZEIST

  1. De procedure

De alleensprekende beklagrechter heeft kennisgenomen van de klacht van:

[…], verder te noemen klager.

De klacht is gericht tegen de beslissing van de directeur vaan 20 oktober 2023 om aan klager een disciplinaire straf op te leggen van vijf dagen opsluiting in eigen cel zonder televisie.

De directeur heeft schriftelijk gereageerd. Klager heeft een kopie daarvan ontvangen. De klacht is behandeld op de beklagzitting van 23 november 2023 in Justitieel Complex Zeist, waarbij aanwezig waren klager, […] (plv. vestigingsdirecteur) en […] (juridisch medewerker).

De beklagrechter heeft kennisgenomen van de in bijlage 1 genoemde informatie.

  1. De standpunten in de beklagprocedure

Het standpunt van klager

Klager is het niet eens met de beslissing van de directeur van 20 oktober 2023 om aan klager een disciplinaire straf op te leggen van vijf dagen opsluiting in eigen cel zonder televisie. Klager zou de straf hebben gekregen omdat er bij een celinspectie een bewerkt broodmes zou zijn gevonden. Dit mes is volgens klager echter het mes dat onderdeel uitmaakt van zijn celinventaris en dat al in deze staat op de cel lag toen hij erin trok. Dit was het enige mes dat hij op zijn cel had. Hij had verder één lepel, één vork, één theelepel en een magnetronbakje. Als klager had geweten dat de inrichting dit mes beschouwde als een bewerkt mes, dan had klager het mes ingeleverd. Klager heeft het in ieder geval niet gezien als een bewerkt mes, het was het mes dat onderdeel uitmaakte van zijn celinventaris en hij smeerde hiermee bijvoorbeeld zijn brood. Daarom lag het mes op de bewuste dag ook op zijn tafel. Als klager had geweten dat dit een bewerkt mes was en daarmee een verboden voorwerp, had hij dit mes natuurlijk niet zo open en bloot op zijn tafel hebben laten liggen. Dat is niet logisch.

Klager vindt bovendien dat hij niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor wat er op zijn cel wordt aangetroffen, omdat er geen begincontrole heeft plaatsgevonden. Normaliter wordt er als je binnenkomt een begincontrole van de cel gedaan en een contract getekend dat je verantwoordelijk bent voor alles op je cel. Dat is deze keer niet gebeurd en klager heeft dus ook niets voor akkoord getekend. Bovendien horen er dagelijks celcontroles te worden gedaan, maar die worden dus niet goed gedaan, want dan zou het mes eerder zijn opgemerkt. Bij dergelijke controles moet je je bestek altijd zichtbaar neerleggen voor het personeel. Verder heeft klager drie weken geleden bij het schoonmaken een gemanipuleerde tandenborstel met een scheermesje achter de verwarming aangetroffen. Deze heeft klager netjes ingeleverd.

Het standpunt van de directeur

Op 20 oktober 2023 heeft klager een disciplinaire straf opgelegd kregen van vijf dagen opsluiting in eigen cel, wegens het aantreffen van contrabande in zijn cel. Tijdens een dagelijkse celinspectie is er een geprepareerd broodmes aangetroffen. Uit navraag bij het personeel blijkt dat het broodmes zichtbaar was geprepareerd. Verder blijk uit het schriftelijk verslag dat het broodmes op klager zijn bureau is aangetroffen en dat het broodmes een zodanig puntige vorm had, dat klager had moeten weten dan wel behoort te weten dat het geen broodmes was voor normaal gebruik. Of er wel of geen begincontrole is gedaan, doet hier niets aan af. Op de foto’s is duidelijk te zien dat sprake is van een geprepareerd broodmes.

Tijdens het hoorgesprek heeft klager aangegeven dat het broodmes niet van hem was, maar al op de cel aanwezig was voordat klager in die cel is geplaatst. Ook heeft klager tijdens het hoorgesprek aangegeven dat als het zijn mes was, hij het mes wel zou hebben verstopt. Klager is echter op 11 september 2023 in deze cel geplaatst. Klager was op de hoogte dat het geslepen mes op zijn cel lag en klager was in de gelegenheid om het mes bij het personeel af te geven, nu klager al vijf weken in de cel verbleef.

In de huisregels staat onder ‘Niet toegestane artikelen/verboden voorwerpen’ opgenomen dat artikelen die in iemand zijn bezit worden aangetroffen, welke niet zijn toegestaan worden beschouwd als contrabande en deze voorwerpen kunnen in beslag worden genomen. Onder ‘bezit’ wordt verstaan: op of in het lichaam, in de kleding, in de cel of in de goederen. Klager schrijft in zijn klaagschrift dat hij tijdens het schoonmaken van zijn cel een zogenaamde shank heeft aangetroffen in zijn cel. Klager stelt dat hij deze heeft ingeleverd bij het personeel. Hieruit blijkt dat klager op de hoogte is van de geldende regels. Het geslepen broodmes had klager ook bij het personeel moeten inleveren, op het moment dat hij deze op zijn cel aantrof. Dit heeft klager echter nagelaten. Daarentegen lag het mes zichtbaar op het bureau.

Klager is verantwoordelijk voor zijn eigen celinventaris, waaronder het geslepen mes. Gelet op de bovenstaande feiten is de opgelegde disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in eigen cel redelijk en billijk. De hoogte van de disciplinaire straf is in lijn met de geldende wet- en regelgeving. Om die reden wordt verzocht de klacht ongegrond te verklaren.

  1. De beoordeling

Juridisch kader

Op grond van artikel 34 Pbw is de directeur bevoegd een celcontrole uit te voeren. De cel wordt dan gecontroleerd op de aanwezigheid van voorwerpen die een gedetineerde niet in zijn bezit mag hebben.

Op grond van de artikelen 50 lid 1 Pbw en 51 lid 1 Pbw kan de directeur een disciplinaire straf opleggen wegens het begaan van feiten die onverenigbaar zijn met de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel met de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming. Op grond van artikel 57 lid 1 sub k Pbw stelt de directeur de gedetineerde in de gelegenheid te worden gehoord, zoveel mogelijk in een voor hem begrijpelijke taal, alvorens hij beslist omtrent de oplegging van een disciplinaire straf.

In de huisregels ISD van JC Zeist van 17 juli 2023 is het volgende opgenomen.

Pagina 10:

“Begin- en eindcontrole cel

Uw verblijfsruimte heeft een vaste cel-inventaris (zie bijlage 5). Deze wordt bij uw binnenkomst door een zbiw’er samen met u gecontroleerd. Het meubilair en de andere artikelen op uw cel mogen alleen worden gebruikt voor het doel waarvoor ze zijn bestemd. De inrichting van uw cel mag niet veranderd worden. Als u de cel definitief verlaat vindt een eindcontrole plaats. Indien dan blijkt dat er artikelen ontbreken aan uw cel-inventaris of dat u schade hebt aangericht of dat u de cel niet schoon achterlaat, kan een boete of een andere straf worden opgelegd of kan een vergoedingsregeling met u worden getroffen. Dit geldt ook als er tussentijds wordt geconstateerd dat er schade is ontstaan of er goederen ontbreken.”

Pagina 11:

“Regelgeving verblijfsruimte/cel

[…]

  • Het bestek (lepel, vork, mes) dient op uw cel te blijven. U mag aan het bestek niets veranderen.
  • Goederen die u aantreft op cel, die echter niet op de cel-inventarislijst (bijlage 5) staan, dient u aan te geven bij het personeel.”

Inhoudelijke beoordeling

Vaststaat dat er op 19 oktober 2023 bij klager een mes in beslag is genomen tijdens de dagelijkse celinspectie. Volgens de directie was sprake van een geslepen broodmes en kan klager hiervoor verantwoordelijk worden gehouden omdat het mes op zijn cel is aangetroffen. Klager stelt dat het mes onderdeel was van zijn celinventaris en dat hij het niet herkend heeft als een gemanipuleerd mes.

De beklagrechter is van oordeel dat niet valt uit te sluiten dat het mes in de aangetroffen staat reeds onderdeel was van de celinventaris toen klager de cel betrok. De directie heeft immers nagelaten op dat moment een celinventarisatie op te maken. Het is bovendien naar het oordeel van de beklagrechter onvoldoende aannemelijk geworden dat klager op de hoogte was, of had moeten zijn, van het feit dat het mes in deze staat werd beschouwd als een verboden voorwerp. Anders dan de directie meent, is de beklagrechter op basis van de overgelegde foto’s niet van oordeel dat dit evident is. In het voordeel van klager spreekt bovendien dat hij eerder uit zichzelf een verboden voorwerp heeft ingeleverd, dat dit het enige mes was dat onderdeel was van zijn celinventaris, hij dit mes dagelijks in gebruik had en tijdens celinspecties open en bloot liet liggen.

Gelet op het voorgaande is de beklagrechter van oordeel dat de beslissing om aan klager een disciplinaire straf op te leggen onredelijk en onbillijk is. De beklagrechter zal de klacht daarom gegrond verklaren. Nu de gevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan kunnen worden gemaakt, is de beklagrechter van oordeel dat een tegemoetkoming moet worden toegekend. De beklagrechter stelt deze vast op € 50,-- conform de Standaardbedragen tegemoetkomingen van de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming.

  1. De uitspraak

De beklagrechter verklaart de klacht gegrond, vernietigt de beslissing van de directeur en kent aan klager een tegemoetkoming toe van € 50,--.

Deze uitspraak is gedaan op 1 december 2023 door mr. E. Hullegie, beklagrechter, bijgestaan door mr. S. van den Heerik, secretaris.

Er is door de directie beroep ingesteld bij de RSJ onder kenmerk 23/37868/GA.