Sla inhoud over

Telefoon gedetineerden

Recht op telefoneren
Een belangrijk medium voor het leggen van contact met de buitenwereld is voor gedetineerden de telefoon. In iedere inrichting is een telefoon aanwezig. Op grond van artikel 39 lid 1 van de Penitentiaire beginselenwet (hierna te noemen: Pbw) heeft de gedetineerde het recht ten minste eenmaal per week, op de in de huisregels vastgestelde tijden en plaatsen met behulp van een daartoe aangewezen toestel, gedurende tien minuten één of meer telefoongesprekken te voeren met personen buiten de inrichting.

Kosten
In beginsel komen de kosten van de gesprekken voor rekening van de gedetineerde, tenzij de directeur anders bepaalt (artikel 39 lid 1 Pbw). Bij gebrek aan financiële middelen mag het voor geen enkele gedetineerde een beletsel zijn om telefonisch contact met zijn raadsman te kunnen zoeken. In een dergelijk geval moet de directeur beslissen dat het gesprek niet voor rekening van de gedetineerde komt.[1] In de meeste gevallen werken de telefoons op telefoonkaarten die gedetineerden kunnen aanschaffen bij de inrichtingswinkel. Ook is het voor gedetineerden mogelijk om “collect call” te bellen door middel van de zogeheten “terugbeldienst”. Hiermee neemt degene die de gedetineerde belt de telefoonkosten op zich. Dit in tegenstelling tot reguliere telefoongesprekken die ten laste komen van degene die het gesprek tot stand heeft gebracht.

Privacy

Indien de gedetineerde gebruik maakt van de telefoonvoorziening moet deze voldoen aan bepaalde minimumeisen om zo de privacy van de bellende gedetineerde te waarborgen. De beroepsinstantie van de Raad voor de Strafrechttoepassing en Jeugdbescherming (hierna: RSJ) heeft bepaald dat de directeur hiervoor voldoende inspanningen moet verrichten.[2]

Een voorbeeld waarbij de privacy van de gedetineerde niet voldoende werd gewaarborgd was de situatie die zich voordeed in de uitspraak van de beroepscommissie van 17 augustus 2016. Er was hier sprake van een telefooncel die, ook na het treffen van bouwkundige maatregelen, gehorig was en anderen, die zich in de aangrenzende telefooncel bevonden, konden het gesprek goed volgen. Daarnaast was het ook geen mogelijkheid dat beide telefooncellen niet gelijktijdig gebruikt werden. Gelet op deze omstandigheden oordeelde de beroepscommissie dat de privacy onvoldoende werd gewaarborgd en werd er een tegemoetkoming van 25 euro toegekend.[3]

Toezicht op telefoongesprekken

Op de telefoongesprekken die gedetineerden voeren kan toezicht worden uitgeoefend. Voorafgaande aan het toezicht wordt aan de gedetineerde mededeling gedaan van de aard en de redenen van het toezicht. Het toezicht kan bestaan uit het beluisteren of uitluisteren van een opgenomen telefoongesprek, mits dit noodzakelijk is met het oog op één van de volgende genoemde belangen (artikel 39 lid 2 juncto artikel 36 lid 4 Pbw):

  • De vaststelling van de identiteit van de persoon met wie degene die in de inrichting verblijft een telefoongesprek voert;
  • De handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting;
  • De bescherming van de openbare orde of nationale veiligheid;
  • De voorkoming of opsporing van strafbare feiten;
  • De bescherming van slachtoffers van of anderszins betrokkenen bij misdrijven.

Verder is de beklagcommissie uit de commissie van toezicht van oordeel dat het opnemen van gesprekken niet valt onder de term toezicht, waarmee het beluisteren of uitluisteren van een opgenomen gesprek mee wordt bedoeld, maar dat het slechts een instrument is dat strekt tot toezicht. De inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de gedetineerden is dan ook geringer dan bij het uitluisteren.[4]

De noodzaak voor het toezicht moet blijken uit concrete aanwijzingen.[5] Volgens de nota van toelichting horende bij het Besluit toezicht telefoongesprekken justitiële inrichtingen moet aan het toezicht een belangenafweging voorafgaan.

Een voorbeeld waarbij de directie op grond van een gemotiveerde individuele belangenafweging, standaard telefoongesprekken van de gedetineerde mocht opnemen deed zich voor in een uitspraak van de beklagcommissie op 1 november 2022. De gedetineerde had opdracht gegeven voor het binnenbrengen van contrabande en ook was hij in bezit van contrabande tijdens de celinspectie.  Deze omstandigheden rechtvaardigen de beslissing van de directie om gesprekken van gedetineerde standaard op te nemen. Volgens de beklagcommissie was dit dan ook niet onredelijk of onbillijk.[6]

Een voorbeeld waarbij de directie juist op grond van een onvoldoende gemotiveerde belangenafweging standaard gesprekken van de gedetineerde opnam deed zich voor in een uitspraak van de beklagcommissie op 7 mei 2012. Hier werden de gesprekken van een gedetineerde -in het kader van zijn plaatsing op de lijst van Gedetineerden met een vlucht of maatschappelijk risico (GVM-lijst)- opgenomen, beluisterd en toegezonden aan het Gedetineerden Recherche Informatie Punt (GRIP). De klacht van klager is gegrond verklaard wegens het ontbreken van een eigen belangenafweging van de directeur, onderbouwd met een voldoende inzichtelijke schriftelijk verslaglegging.[7] 

Weigering en beëindiging gesprekken
De directeur is bevoegd het voeren van een telefoongesprek te weigeren als dit noodzakelijk is met het oog op een belang als bedoeld in artikel 36 lid 4 Pbw. Dit zijn de belangen zoals hiervoor genoemd bij ‘toezicht op telefoongesprekken'. Het weigeren van bepaald(e) telefoongesprek(ken) betreft een beslissing welke voor maximaal twaalf maanden mag worden genomen (artikel 39 lid 3 Pbw).

Algehele belverboden zijn in beginsel niet toegestaan.[8] Slechts wanneer de gedetineerde verblijft in een straf- of afzonderingscel en het algehele verbod gekoppeld is aan een maatregel of disciplinaire straf is een algeheel belverbod toegestaan.[9]

Weigeren van telefoongesprekken voor de maximumtermijn van twaalf maanden kan alleen bij gedetineerden die worden verdacht van of veroordeeld zijn voor een terroristisch misdrijf of bij gedetineerden waarbij de bescherming van slachtoffers van of anderszins betrokkenen bij misdrijven een weigering voor een zo lang mogelijke termijn vergt. Dit blijkt uit artikel 6 Regeling toelating en weigering bezoek en beperking telefooncontacten penitentiaire inrichtingen. 

Een aangevangen telefoongesprek kan door de directeur ook worden beëindigd. De beëindiging moet noodzakelijk zijn met het oog op een belang als bedoeld in artikel 36 lid 4 Pbw.

Recht op ongestoord telefonisch contact met geprivilegieerde personen en instanties
Er zijn verschillende geprivilegieerde personen en instanties, waaronder de advocaat van de gedetineerde en leden van de commissie van toezicht. Alle geprivilegieerde personen en instanties zijn opgesomd in artikel 37 lid 1 Pbw. Als een gedetineerde telefonisch contact wil met een geprivilegieerde persoon of instantie moet hij vanuit de inrichting hiervoor de mogelijkheid krijgen, mits hiertoe de noodzaak en gelegenheid bestaat. Toezicht op telefoongesprekken met geprivilegieerden is alleen toegestaan ter vaststelling van de identiteit van de betrokken geprivilegieerde persoon of instantie (artikel 39 lid 4 Pbw). Dit wordt door de Beroepscommissie strikt toegepast.[10] Wanneer bij het houden van toezicht blijkt dat gesprekken met geprivilegieerden zijn opgenomen, moeten deze gelijk worden gewist (artikel 23a lid 3 Pm).[11]

Als een geprivilegieerd contact, zoals een advocaat, de inrichting heeft gebeld met het verzoek om teruggebeld te worden door een gedetineerde, dan moet dit verzoek aan de gedetineerde in beginsel binnen 24 uur worden doorgegeven. Het geprivilegieerd contact moet de urgentie van het terugbellen kenbaar maken.[12] Als het namelijk op een bepaald tijdstip in beginsel niet mogelijk is om terug te bellen, maar dit wel noodzakelijk is, dan moet de gedetineerde aan het personeel kunnen uitleggen waarom het noodzakelijk is dat hij terug moet bellen.[13] Het afdelingshoofd kan dan beoordelen of er een uitzondering kan worden gemaakt op de vastgestelde tijden waarbinnen telefoneren mogelijk is.

Opgenomen gesprekken van gedetineerden met hun advocaat kunnen bij de opsporingsinstanties terechtkomen als het openbaar ministerie de gesprekken van de inrichting vordert. Met name strafrechtadvocaten worden hierdoor belemmerd in hun praktijkuitoefening, omdat zij niet vertrouwelijk over de telefoon kunnen spreken met gedetineerde cliënten. Om die reden is het systeem van nummerherkenning ingevoerd voor het contact tussen advocaten met gedetineerde cliënten.

Het systeem van nummerherkenning is in 2013 ingevoerd. Hiermee is het opnemen van telefoongesprekken tussen gedetineerden en advocaten onmogelijk gemaakt. Wanneer een gedetineerde belt, dan wordt de opname van het gesprek automatisch geblokkeerd als hij belt met een opgegeven nummer van een advocaat. Deze blokkade vindt direct plaats bij aanvang van het gesprek. Medewerkers van een justitiële inrichting kunnen een dergelijk gesprek dan niet meer gelijktijdig beluisteren en/of naderhand uitluisteren.

Zie de Verordening tot wijziging van de Verordening op de nummerherkenning. 

Standaard opnemen van telefoongesprekken
Met de invoering van het Telio-systeem in 2010 worden alle telefoongesprekken van gedetineerden standaard opgenomen. De beroepscommissie van de RSJ heeft in een uitspraak van 29 oktober 2012 geoordeeld dat het standaard opnemen van gesprekken in strijd is met de wet.

Volgens de beroepscommissie voorziet de Pbw niet in een wettelijk grondslag voor het standaard opnemen van alle telefoongesprekken van gedetineerden. Volgens de beroepscommissie moet de directeur, mede in het licht van artikel 8 EVRM dat het recht op privacy waarborgt, een belangenafweging maken en beoordelen of het standaard opnemen van de gesprekken noodzakelijk is gelet op de belangen genoemd in artikel 36 lid 4 Pbw.

Op 1 augustus 2013 heeft de staatssecretaris een reactie gegeven op vragen die gesteld waren door de Tweede Kamer omtrent het standaard opnemen van telefoongesprekken binnen inrichtingen. In zijn reactie heeft de staatssecretaris het beleidskader voor het opnemen van telefoongesprekken in penitentiaire inrichtingen geschetst.[14] De staatssecretaris heeft, kort samengevat, aangegeven dat door de plaatsing van gedetineerden die voorkomen op de GVM-lijst in penitentiaire inrichtingen met beveiligingsniveau 3 of hoger, het noodzakelijk wordt geacht dat er in deze inrichtingen standaard telefoongesprekken worden opgenomen. In overige penitentiaire inrichtingen mag in principe niet meer standaard worden opgenomen. Dit kan alleen indien sprake is van een uitzondering, bijvoorbeeld naar aanleiding van een incident gedurende een bepaalde periode.

Inhakend op deze reactie wijst de beroepscommissie erop dat de staatssecretaris vanwege de potentiële aanwezigheid van gedetineerden op de GVM-lijst een zeer groot aantal inrichtingen heeft aangewezen waarin alle gesprekken worden opgenomen. Naar het oordeel van de beroepscommissie voert het te ver om, vanwege de (mogelijke) aanwezigheid van GVM-gedetineerden in een inrichting, alle vanuit die inrichting gevoerde gesprekken op te nemen.[15]

Bij het maken van een dergelijke inbreuk dient maatwerk te worden geleverd. Het is aan de directeur om - binnen de door de staatssecretaris geformuleerde grenzen - de uitoefening van de aan hem toegekende bevoegdheden voor de controle op telefoongesprekken op een wijze te gebruiken die voldoet aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. Dat vereist (telkens) een belangenafweging waarbij van belang is of zich in een inrichting ten tijde van het opnemen van gesprekken ook daadwerkelijk een GVM-gedetineerde bevindt van wie de gesprekken moeten worden opgenomen, en of het opnemen van gesprekken kan worden beperkt tot deze gedetineerde of zo nodig tot de afdeling waar deze gedetineerde verblijft.

Bewaartermijn opgenomen gesprekken
De opnames van telefoongesprekken mogen maximaal vier maanden worden bewaard. Na deze periode moeten de opnames worden gewist (artikel 23a lid 1 en 2 Penitentiaire Maatregel). Het opnemen en langer bewaren dan deze termijn, is volgens het Europese Hof voor de Rechten van de Mens in strijd met artikel 8 EVRM waarbij het recht op privacy wordt gewaarborgd. Het EHRM heeft in de zaak Doerga tegen Nederland  bepaald dat tappen en andere vormen van interceptie van telefoongesprekken heldere en gedetailleerde regels vereisen. Hiermee wordt beoogd adequate rechtsbescherming te verlenen tegen willekeurige inmengingen. Het ontbreken van een wettelijke grondslag vormt een ernstige inbreuk op artikel 8 EVRM.[16]


Telefoongesprek(ken) met een medegedetineerde
Gedetineerden mogen telefoongesprekken voeren met medegedetineerde die in een andere inrichting verblijven, mits het gaat om een aantoonbare levenspartner of familie in de eerste of tweede graad niet verblijvend in een EBI (hoofdstuk 3.9.1 Regeling model huisregels penitentiaire inrichtingen.

Het begrip levenspartner is niet nader omschreven in de huisregels. Voor de beoordeling van wie wel en wie niet als partner is te beschouwen moet gekeken worden of er sprake is van een affectieve relatie, de duur van de gezamenlijke huishouding en huisvesting en de inschrijving bij de bevolkingsadministratie.[17]

                                                                                                                                                             

[1] C. Kelk, Nederlands detentierecht 2008, p. 230.

[2] RSJ 9 maart 2016, 15/3445/GA.

[3] RSJ 17 augustus 2016, 15/3051/GA.

[4] KC 2022/026, 1 november 2022.

[5] RSJ 19 maart 2012, 11/4423/GA.

[6] KC 2022/026, 1 november 2022.

[7] KC 2012/096, 7 mei 2012.

[8] RSJ 15 juli 2011, 11/1773/SGA.

[9] RSJ 12 oktober, 21/23582/SGA. en RSJ 15 juni 2011, 11/1773/SGA.

[10] RSJ 20 september 2016, 16/1698/GA.

[11] RSJ 4 juni 2013, 13/0767/GA.

[12] RSJ 22 maart 2021, R-19/5648/GA.

[13] Idem.

[14] Kamerstuk 29279, nr. 169.

[15] RSJ 8 september 2014, 17/0794/GA.

[16] EHRC 28 april 2004, 50210/99, (Doerga v. Nederland).

[17] C. Kelk, Nederlands detentierecht 2008, p. 227