Opnieuw zoeken

Sla inhoud over

KC 2022/026

Datum uitspraak:
01/11/2022
Artikel:
8 EVRM, 36 Pbw, 39 Pbw, 23a Pm
Samenvatting:
Klager klaagt over het opnemen en uitluisteren van zijn telefoongesprekken en over een disciplinaire straf wegens het (na het uitluisteren van telefoongesprekken) geconstateerde (opdracht geven voor het) binnenbrengen en in bezit hebben van contrabande. De beklagcommissie is van oordeel dat de telefoongesprekken van klager standaard mochten worden opgenomen. Aan de uitspraak van de RSJ uit 2014, waarin zij stelt dat het beleid om alle telefoongesprekken in een P.I. op te nemen als onvoldoende gedifferentieerd moeten worden aangemerkt, conformeert de beklagcommissie zich niet. De beklagcommissie overweegt dat in het kader van de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit gekeken moet worden naar het in de afgelopen jaren sterk veranderde detentieklimaat en de veranderde populatie, waarbij het risico op voortgezet crimineel handelen binnen detentie is toegenomen, mede gelet op de steeds verdergaande uitgebreide faciliteiten die gedetineerden krijgen om contact met de buitenwereld te onderhouden. De beslissing van de directie tot het uitluisteren van de telefoongesprekken van klager is ook niet onredelijk of onbillijk. De directie heeft kennis gegeven van een individuele belangenafweging tot het uitluisteren van de telefoongesprekken. Verder heeft klager verwijtbaar gehandeld door opdracht te geven voor het binnenbrengen van contrabande en was hij in het bezit van contrabande tijdens de celinspectie. Daarmee handelde klager in strijd met de orde en veiligheid in de inrichting. De opgelegde disciplinaire straf is dan ook niet onredelijk of onbillijk of in strijd met de wettelijke voorschriften.
Uitspraak:

COMMISSIE VAN TOEZICHT BIJ DE PENITENTIAIRE INRICHTINGEN GRAVE

Beslissing van de beklagcommissie uit de commissie van toezicht op de op 8 en 16 juni 2022 ontvangen klaagschriften van de heer

[…],

verblijvende in bovengenoemde inrichting.

De directie van bovengenoemde inrichting heeft bij schrijven d.d. 30 juni 2022 de beklagcommissie inlichtingen ter zake van voormelde klaagschriften verstrekt.

Klager is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen bij de enkelvoudige beklagzitting van 7 juli 2022, welke aanving om 13:30 uur. Ook zijn raadsman, mr. […], is niet verschenen. De raadsman heeft per mail van 7 juli 2022 om 13:13 uur laten weten dat hij niet ter beklagzitting zou verschijnen vanwege uitloop van een andere zitting. De raadsman heeft per mail inhoudelijk verweer gevoerd.

De beklagrechter heeft daarop de afgevaardigde van de directie gehoord.

De beklagrechter heeft, de directie gehoord hebbende, de behandeling van de zaak aangehouden tot de beklagzitting van 8 september 2022 teneinde de directie in de gelegenheid te stellen te reageren op de mail van de raadsman.

De directie van bovengenoemde inrichting heeft bij schrijven d.d. 17 juli 2022 aan de secretaris nadere inlichtingen ter zake van voormelde klaagschriften verstrekt.

Op 4 augustus 2022 heeft de secretaris de overname stelbrief van mr. […] ontvangen, waarin hij aangeeft de belangen van klager in bovengenoemde zaken te behartigen.

De directie van bovengenoemde inrichting heeft op 11 augustus 2022 verzocht om een andere zittingsdatum in verband met het feit dat de landsadvocaat, welke haar zou vertegenwoordigen ter beklagzitting van 8 september 2022, dan verhinderd is ter beklagzitting te verschijnen.

De beklagrechter heeft om die reden op 11 augustus 2022 de behandeling van de zaken aangehouden tot de meervoudige beklagzitting van 13 oktober 2022.

De beklagrechter heeft de directie verzocht om nader in te gaan op de grondslag van de bevoegdheid tot het opnemen van de telefoongesprekken van klager.

Op 27 september 2022 heeft de beklagcommissie een aanvullend verweerschrift ontvangen van de landsadvocaat, optredend namens de inrichting.

Klager is op 13 oktober 2022, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet ter beklagzitting verschenen. Klager heeft desgevraagd aangegeven niet naar de beklagzitting te willen komen omdat hij de voorkeur gaf aan het in de keuken bereiden van een kip.

De raadsman van klager, mr. […] is eveneens op 13 oktober 2022 niet ter beklagzitting verschenen.

Door de secretaris is telefonisch contact opgenomen met de raadsman. De raadsman heeft aangegeven dat hij de beklagzitting niet in zijn agenda had staan en niet ter beklagzitting te zullen verschijnen. De raadsman heeft de beklagcommissie verzocht om de zaak buiten afwezigheid van hemzelf te behandelen en uitspraak te doen. 

Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling van het klaagschrift d.d. 13 oktober 2022 heeft de beklagcommissie een lid van de directie, in het bijzijn van de landsadvocaat gehoord.

De inhoud van de bovengenoemde stukken dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.

Inhoud van het beklag
X: Klager beklaagt zich - kort gezegd - over het besluit van de directie tot het uitluisteren van zijn telefoongesprekken.

Y: Klager beklaagt zich - kort gezegd - over een aan hem opgelegde disciplinaire straf van opsluiting in een strafcel voor de duur van veertien dagen, waarvan zeven dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie maanden wegens het (na het uitluisteren van telefoongesprekken) geconstateerde (opdracht geven voor) het binnenbrengen en in bezit hebben van contrabande.

Standpunt directie t.a.v. klacht X
De directie persisteert ter beklagzitting bij haar verweerschriften.

De directie stelt zich, zakelijk weergegeven, op het volgende standpunt.

Uit de eerste klacht (nr. X) blijkt dat aan klager op 1 juni 2022 mededeling is gedaan van het uitluisteren van telefoongesprekken en dat het daaraan klevende administratieve gebrek niet tot een benadeling van klager heeft geleid. Hij was immers geïnformeerd en heeft beklag ingesteld. Derhalve zou ook de tweede klacht (nr. Y) ongegrond verklaard kunnen worden.

Indien het ontbreken van een afschrift doorslaggevend zou zijn dan zou kunnen worden volstaan met een formele gegrondverklaring, met instandlating van de beslissing.

Door de directie is, bij monde van de landsadvocaat, ter beklagzitting nader ingegaan op de grondslag van de bevoegdheid tot het opnemen van de telefoongesprekken van klager.

De directie stelt zich hieromtrent, verkort en zakelijk weergegeven, op het volgende standpunt.

  1. De grondslag voor het opnemen van telefoongesprekken is gelegen in art. 39 lid van de Pbw: telefoongesprekken in penitentiaire inrichtingen kunnen worden opgenomen in verband met het uitoefenen van toezicht als bedoeld in lid 2. Het opnemen is geregeld in lid 1; het uitluisteren is geregeld in lid 2. De bevoegdheid tot het houden van toezicht op telefoongesprekken is nader uitgewerkt in art. 23a Pm. Daarin is ook bepaald hoe lang opgenomen telefoongesprekken mogen worden bewaard, dat gedetineerden van het opnemen van telefoongesprekken op de hoogte moeten worden gesteld en op welke gronden de opgenomen gesprekken aan derden kunnen worden verstrekt. Er is een verschil tussen het opnemen en het uitluisteren van de gesprekken.

    Het opnemen van gesprekken is een noodzakelijke technische voorwaarde[1], derhalve een instrument, tot het houden van toezicht. Telefoongesprekken mogen standaard worden opgenomen. Aan het toezicht houden op de telefoongesprekken, bijvoorbeeld door het uitluisteren ervan, gaat een belangenafweging vooraf. Tot het houden van toezicht kan worden besloten met het oog op de[2]:
  • Vasstelling van de identiteit van de persoon met wie degene die in de inrichting verblijft een telefoongesprek voert;
  • Handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting;
  • Voorkoming of de opsporing van strafbare feiten;
  • Bescherming van slachtoffers van of anderszins betrokkenen bij misdrijven;
  • De bescherming van de openbare orde of de nationale veiligheid.

  1. Voldaan is aan de vereisten als gesteld in het Doerga-arrest[3]. Naar aanleiding van dit arrest zijn de bevoegdheden van de directeur van een penitentiaire inrichting nader uitgewerkt. Het (nieuwe) beleid ten aanzien van het opnemen van telefoongesprekken van gedetineerden houdt in dat telefoongesprekken niet meer in alle P.I.’s standaard opgenomen worden. Dit gebeurt alleen in P.I.’s waar gedetineerden worden geplaatst die voorkomen op de lijst van gedetineerden met een vlucht- en/of maatschappelijk risico (de zogeheten GVM-lijst) ofwel de inrichtingen met beveiligingsniveau 3 of hoger, waaronder P.I. Grave[4]. Het geldend beleid ten aanzien van het standaard opnemen van telefoongesprekken is door de minister van Rechtsbescherming bevestigd[5]. Over het toezicht op telefonie is in de “Handreiking toezicht op contacten met buiten van gedetineerden” onder meer vermeld dat alle telefoongesprekken van gedetineerden in de inrichtingen met een beveiligingsniveau B (zoals de P.I. Grave) en hoger standaard worden opgenomen.

  1. In de samenvatting van de Huisregels van de P.I. Grave staat vermeld dat de telefoongesprekken van gedetineerden worden opgenomen. Hiermee is voldaan aan de eisen die het EHRM in het Doerga-arrest heeft gesteld inzake duidelijkheid en voorzienbaarheid. Immers zijn de huisregels voor iedere gedetineerde in te zien en beschikt iedere gedetineerde op cel over een samenvatting van de huisregels.

  1. Ten aanzien van het opnemen van de telefoongesprekken van klager heeft derhalve een op juiste gronden gebaseerde belangenafweging plaatsgevonden.

De jurisprudentie van de RSJ uit 2011, 2012 en 2014[6] is ingehaald door de werkelijkheid van nu. Het risico op voorgezet crimineel handelen door gedetineerden binnen detentie is groter en ernstiger dan voorheen en de verharding van de criminaliteit is enkel toegenomen.

Vanwege de mogelijkheid tot het achteraf uitluisteren kunnen en dienen de mogelijkheden tot controle op contact met de buitenwereld te worden verruimd. Van de wetenschap dat alle  telefoongesprekken opgenomen worden gaat een preventieve werking uit en dient daarmee ook de orde en veiligheid binnen de inrichting.

In deze huidige tijd zijn er voor gedetineerden veel meer mogelijkheden om contact te leggen met de buitenwereld. De gedetineerden worden in de gelegenheid gesteld om meer te bellen dan de voorgeschreven tien minuten per week. In de P.I. Grave hebben de gedetineerden de beschikking over celtelefonie en zij kunnen de hele dag bellen. Controle achteraf maakt dat gedetineerden op voorhand meer ruimte kan worden geboden voor telefonisch contact. In zoverre dient het opnemen van gesprekken ook het belang van de gedetineerden. Wanneer gesprekken niet meer worden opgenomen, kan dat tot gevolg hebben dat vanwege de noodzaak van het inperken van risico’s moet worden teruggekeerd naar het wettelijke minimum voor telefoongesprekken te weten 10 minuten per week.

Ook voor het uitluisteren van de gesprekken was voldoende aanleiding. Klager had een positieve urinecontrole en naar aanleiding daarvan is hem medegedeeld dat zijn telefoongesprekken zouden worden uitgeluisterd. Het uitluisteren van de gesprekken heeft geleid tot de vaststelling dat klager betrokken was bij de invoer van contrabande en dat hij om die reden contacten had met de buitenwereld. Ook bleek klager zestien keer gebruik had gemaakt van de telefoonkaart van zijn celgenoot. Bij een celinspectie zijn contrabande aangetroffen. Gelet op het aantreffen van de contrabande en zijn betrokkenheid bij de invoer van contrabande is hem terecht een disciplinaire straf van veertien dagen strafcel, waarvan zeven dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie maanden opgelegd.

Klacht X dient, aldus de directie, ongegrond te worden verklaard.

De mededeling uitluisteren telefoongesprekken is aan klager uitgereikt. Het ontbreken van een (kopie van een) afschrift van de mededeling uitluisteren telefoongesprekken dwingt niet tot gegrondverklaring. Subsidiair kan worden volstaan met een formele gegrondverklaring met instandlating van de beslissing.

Standpunt van de verdediging t.a.v. klacht X
De raadsman van klager heeft betoogd dat telefoongesprekken nimmer, zonder een belangenafweging te maken of het noodzakelijk is, standaard kunnen worden opgenomen. Hij verwijst daarbij naar uitspraken van de RSJ en doet een beroep op artikel 8 EVRM. Daarnaast merkt de raadsman op dat klager, voorafgaande aan het toezicht op de telefoongesprekken, geen mededeling is gedaan, en deze ook niet schriftelijk is uitgereikt, van de aard en de redenen van het toezicht.

De beoordeling van klacht X
De beklagcommissie overweegt dat klager zich beklaagt over het besluit van de directie betreffende het opnemen en het daarna uitluisteren van zijn telefoongesprekken.

De beklagcommissie ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of in onderhavige casus voldaan is aan de vereisten tot het standaard opnemen van de telefoongesprekken van klager.

De beklagcommissie kan zich dienaangaande geheel vinden in het hiervoor door de directie ingenomen standpunt. De beklagcommissie overweegt daartoe meer specifiek als volgt. Ingevolge artikel 39, eerste lid van de Penitentiaire beginselenwet (hierna: Pbw) kunnen telefoongesprekken, in verband met het uitoefenen van toezicht als bedoeld in het tweede lid van artikel 39 Pbw, worden opgenomen.

De beklagcommissie is van oordeel dat het opnemen van telefoongesprekken niet valt onder de term toezicht. Het opnemen van telefoongesprekken is een instrument dat strekt tot toezicht, waarbij de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de gedetineerden geringer is dan bij het uitluisteren.

Voldaan is aan de vereisten geformuleerd in het Doerga-arrest en artikel 8 EVRM, nu het voor gedetineerden duidelijk en voorzienbaar is dat telefoongesprekken ten allen tijde worden opgenomen.

In de samenvatting van de Huisregels P.I. Grave mei 2020, die aan iedere gedetineerde, dus ook klager, bij binnenkomst wordt verstrekt en tot de celinventaris behoren, is immers opgenomen dat de telefoongesprekken die de gedetineerde voert via de gedetineerdentelefoons, behoudens gesprekken met geprivilegieerde contacten, worden opgenomen en eventueel kunnen worden beluisterd.

De beklagcommissie overweegt dat de P.I. Grave de status beveiligingsniveau B draagt en plek kan bieden aan GVM-gedetineerden. Uit de ‘Handreiking toezicht op contacten met buiten van gedetineerden’ volgt dat op alle telefoongesprekken van gedetineerden in de inrichtingen met beveiligingsniveau B en hoger standaard worden opgenomen.

Aan de uitspraak van de RSJ uit 2014, waarin zij stelt dat de gang van zaken waarbij alle telefoongesprekken in een P.I. conform het beleid worden opgenomen als onvoldoende gedifferentieerd moeten worden aangemerkt, conformeert de beklagcommissie zich derhalve niet.

De beklagcommissie overweegt dat in het kader van de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit gekeken moet worden naar het in de afgelopen jaren sterk veranderde detentieklimaat en de veranderde populatie, waarbij het risico op voortgezet crimineel handelen binnen detentie is toegenomen, mede gelet op de steeds verdergaande uitgebreide faciliteiten die gedetineerden hebben/krijgen om contact met de buitenwereld te onderhouden. Specifiek voor de P.I. Grave geldt dat de gedetineerden beschikken over een telefoon op cel. Gedetineerden kunnen (bijna) de hele dag door telefoongesprekken voeren met de contacten in de buitenwereld.

De beklagcommissie overweegt dat het opnemen van telefoongesprekken noodzakelijk is, onder andere omdat sommige gedetineerden telefonisch het binnenbrengen van contrabande regelen. Het komt ook voor dat gedetineerden medegedetineerden de opdracht geven om telefonisch boodschappen aan de buitenwereld door te sluizen. Ook is controle nodig omdat het voorkomt dat gedetineerden gesprekken voeren met behulp van de aanmeldgegevens en/of telefoonkaarten van andere gedetineerden. 

Ten behoeve van de veiligheid in de inrichting en het voorkomen van voortgezet crimineel handelen tijdens detentie is het niet  voldoende om het opnemen van telefoongesprekken tot de gedetineerden met het grootste veiligheidsrisico te beperken.

Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is de beklagcommissie van oordeel dat de telefoongesprekken van klager standaard mochten worden opgenomen.

De beklagcommissie verklaart de klacht met nummer X op dit onderdeel ongegrond.

De tweede vraag die de beklagcommissie moet beantwoorden is of de door klager gevoerde en opgenomen gesprekken mochten worden uitgeluisterd en of aldus alvorens daartoe is over gegaan een door de directie, kenbare individuele belangenafweging tot het uitluisteren van de telefoongesprekken van klager is gemaakt. Ook hier sluit de beklagcommissie zich aan bij het door de directie ingenomen standpunt.

Ingevolge artikel 39, tweede lid van de Pbw kan de directeur bepalen dat op de door of met de gedetineerde gevoerde telefoongesprekken toezicht wordt uitgeoefend, indien dit noodzakelijk is om de identiteit van de persoon met wie de gedetineerde een gesprek voert vast te stellen dan wel met het oog op een belang als bedoeld in artikel 36, vierde lid. Dit toezicht kan omvatten het beluisteren van een telefoongesprek of het uitluisteren van een opgenomen telefoongesprek. Aan de betrokkene wordt mededeling gedaan van de aard en de reden van het toezicht. 

De beklagcommissie heeft kennis genomen van de reactie van de directie d.d. 30 juni 2022, waarin zij aangeeft dat op 1 juni 2022 de uitslag van de urinecontrole van klager is binnengekomen. De urinecontrole is op 28 mei 2022 afgenomen. De uitslag was positief op het gebruik van gedragsbeïnvloedende middelen. Op 1 juni 2022 is aan klager een mededeling uitluisteren telefoon uitgereikt, omdat het vermoeden bestond dat klager opdracht had gegeven om contrabande in te voeren. Vervolgens zijn de gesprekken die door klager zijn gevoerd in de periode van 20 mei 2022 tot en met 31 mei 2022 uitgeluisterd. Uit die gesprekken is te herleiden dat klager opdracht heeft gegeven om contrabande in te voeren.

Helaas beschikt de directie niet over een kopie van de mededeling die klager op 1 juni 2022 is uitgereikt. Deze mededeling betreft geen gegenereerde mededeling uit Tulp, maar een WORD-bestand. De originele beschikking is aan klager uitgereikt. Daarnaast is gebleken dat klager 16 maal gebruik heeft gemaakt van de telefoonkaart van zijn celgenoot toen deze in de OBS verbleef.

De beklagcommissie heeft kennis genomen van de schriftelijke verslagen/rapporten d.d. 1 juni 2022 en 3 juni 2022 die met de nodige waarborgen zijn omkleed.

De beklagcommissie overweegt dat de positieve uitslag op de urinecontrole van klager de aanleiding was tot het uitluisteren van de telefoongesprekken van klager gedurende de voorafgaande periode van 20 mei 2022 tot en met 31 mei 2022, nu het vermoeden was gerezen dat klager betrokken was bij de invoer van contrabande (drugs) in de inrichting.

Klager is hiervan mededeling gedaan op 1 juni 2022, nadat hem ook een disciplinaire straf was opgelegd vanwege de positieve urinecontrole.

De beklagcommissie overweegt concluderend dat de directie, in het kader van de orde en veiligheid in de inrichting en het voorgezet crimineel handelen tijdens detentie tot het besluit kon komen om de telefoongesprekken van klager uit te luisteren.

Dan rijst tot slot de vraag hoe om te gaan met het feit dat geen schriftelijke mededeling van het uitluisteren van de opgenomen telefoongesprekken aan klager zou zijn uitgereikt.

De beklagcommissie overweegt dat de verklaring van klager en de directie, wat betreft hun standpunten over het uitreiken van de mededeling uitluisteren telefoongesprekken, tegenover elkaar staan.

De raadsman van klager heeft aangegeven dat klager geen mededeling tot uitluisteren telefoongesprekken heeft ontvangen, terwijl de directie aangeeft dat zij klager een mededeling tot uitluisteren telefoongesprekken heeft uitgereikt, maar helaas geen kopie van deze mededeling meer tot haar beschikking heeft, nu gebruik is gemaakt van WORD en het bestand niet is opgeslagen.

De beklagcommissie kan niet vaststellen dat de mededeling daadwerkelijk aan klager is uitgereikt, nu deze niet (ook niet in kopie) kan worden overgelegd. De beklagcommissie is evenwel van oordeel dat klager op de hoogte was van het feit dat zijn gesprekken over de genoemde periode zouden worden uitgeluisterd nu klager hieraan refereert in zijn klaagschrift d.d. 2 juni 2022. Klager schrijft immers “Snap niet waarom mijn privacy word afgenomen door mijn telefoon gesprekken af te luisteren?”  Gelet hierop kan niet anders geconcludeerd worden dan dat klager op de hoogte was van het uitluisteren van zijn telefoongesprekken.

Gelet op het voorgaande is de beklagcommissie van oordeel dat dit onderdeel van de klacht met nummer X (dat geen schriftelijke mededeling van het uitluisteren van opgenomen telefoongesprekken aan klager zou zijn uitgereikt) formeel gegrond dient te worden verklaard, nu niet is voldaan aan de wettelijke vormvoorschriften.

De beklagcommissie overweegt dat zij, hoewel zij dit onderdeel formeel gegrond zal verklaren, geen termen aanwezig acht om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.

Zoals hiervoor overwogen, is de beslissing van de directie tot het uitluisteren van de telefoongesprekken van klager niet onredelijk of onbillijk. De directie heeft kennis gegeven van een individuele belangenafweging tot het uitluisteren van de telefoongesprekken.

De beklagcommissie overweegt voorts dat klager geen nadeel heeft ondervonden van het feit dat hij geen mededeling op schrift heeft ontvangen, nu het voor klager duidelijk was dat zijn telefoongesprekken zouden worden uitgeluisterd, zoals blijkt uit zijn klaagschrift d.d. 2 juni 2022.

Standpunt van de directie t.a.v. klacht Y
De directie heeft zich op het standpunt gesteld dat het door klager opdrachtgeven tot het binnenbrengen van contrabande, het feit dat hij daadwerkelijk contrabande heeft binnengebracht en in zijn bezit heeft gehad, verboden en in strijd met de orde en veiligheid van de inrichting is. Een disciplinaire straf van veertien dagen opsluiting in een strafcel waarvan zeven dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie maanden acht de directeur een juiste en afgewogen straf. 

Standpunt van de verdediging t.a.v. klacht Y
Omdat onterecht gesprekken van klager zijn opgenomen en uitgeluisterd, subsidiair omdat de straf die aan klager is opgelegd disproportioneel is, dient de klacht gegrond te worden verklaard.

De beoordeling van klacht Y
De beklagcommissie overweegt dat klager zich beklaagt over een aan hem opgelegde disciplinaire straf van opsluiting in de strafcel voor de duur van veertien dagen, waarvan zeven dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie maanden.

Op grond van de artikelen 50 en 51 van de Penitentiaire beginselenwet heeft de directeur de bevoegdheid om een disciplinaire straf op te leggen, indien een medewerker constateert dat een gedetineerde betrokken is bij feiten die onverenigbaar zijn met de orde of de veiligheid van de inrichting dan wel met de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming.

De beklagcommissie heeft kennis genomen van de reactie van de directie d.d. 30 juni 2022, waarin zij aangeeft dat er op 9 juni 2022 een celinspectie heeft plaatsgevonden waarbij ook de hond is ingezet. De hond sloeg aan bij de cel van klager. In de cel lagen overal korrels die met plakband waren vastgeplakt, vermoedelijk om op deze wijze de hond te misleiden. Gelet hierop is besloten de cel grondig te inspecteren. Bij het losschroeven van de magneetstrip waar het bestek aan hangt, is 3,9 gram hasj aangetroffen. Bij het losschroeven van het nachtlampje op het bovenbed was te zien dat ook hier een substantie heeft gelegen, maar hier is bij de celinspectie niets aangetroffen. Ook is er een mes aangetroffen dat was geprepareerd om de schroeven van de magneetstrip los te draaien. De losse korrels die in de cel zijn aangetroffen, zijn niet gewogen.

De beklagcommissie heeft voorts kennis genomen van het opgemaakt schriftelijke verslag/rapport d.d. 9 juni 2022, dat met de nodige waarborgen is omkleed.

De beklagcommissie heeft daarnaast kennis genomen van de beschikking disciplinaire straf d.d. 9 juni 2022.

Uit de beschikking komt naar voren hetgeen in de reactie van de directie d.d. 30 juni 2022 is weergegeven. Daarnaast blijkt uit het uitluisteren van de telefoongesprekken dat klager op 31 mei 2022 opdracht heeft gegeven voor invoer van hasj. Op 31 mei 2022 om 11.33 uur belde klager met een telefoonnummer en zei: “Pak effe pen en papier…. (telefoonnummer), met het verzoek even te bellen, omdat hij geen drugs krijgt van een andere vriend”.

Op 31 mei 2022 om 11.35 uur belde klager met het telefoonnummer genoemd in het vorige gesprek. De vriend in dit gesprek geeft aan dat hij hassie (hasj) gaat geven aan de vriend genoemd in het eerste gesprek. Klager geeft aan dat dit zijn neefje betreft. De vriend geeft aan dat hij deze week nog hier is en daarna een paar dagen weggaat. Klager gaat papier doen ( waarschijnlijk wordt bedoeld invoer bezoek). De vriend geeft aan de neef van klager te gaan appen vanavond. Dan brengt hij 20 hassie. Even later geeft de vriend aan 20 tot 30 hassie af te geven aan de vriend.

Op 31 mei 2022 om 18.17 uur belde klager met een telefoonnummer en geeft aan dat zijn celgenoot in de OBS zit. De celmaat is deze keer gepakt zegt klager (dit is niet letterlijk zo gezegd, maar dit was wel de boodschap). Klager vraagt of zijn vriend die man al gebeld heeft. De vriend zegt dat hij dadelijk gaat bellen.

Op 31 mei 2022 om 21.58 uur belde klager met een telefoonnummer en spreekt in de moedertaal en zegt: “breng tamara (morgen) chocola (hasj) voor me mee”. De vriend zegt: “ja, toch”.

Op 9 juni 2022 om 8.38 belde klager met zijn vrouw/vriendin. De vriendin zegt: “jullie moeten echt niets meer doen. Ze gaan jullie de hele tijd in de gaten houden. Grave, he!”.

Op 9 juni 2022 om 9.18 belde klager met zijn vrouw/vriendin en geeft aan dat hij rapport krijgt omdat bij celcontrole een blok hasj is gevonden achter de dinges. Klager vertelt wat er gebeurd is die dag.

Uit het vorenstaande blijkt dat klager wel degelijk opdracht heeft gegeven voor het invoeren van contrabande en dat hij ook wist  van de aanwezigheid van de contrabande. Klager is verantwoordelijk voor de spullen in zijn cel.

De beklagcommissie heeft kennis genomen van de mededeling uitluisteren telefoongesprekken d.d. 9 juni 2022, waarin de directie besluit tot het uitluisteren van de door klager gevoerde gesprekken vanaf 8 juni 2022 tot en met 9 juni 2022. De directie geeft aan dat de telefoongesprekken worden uitgeluisterd in het kader van de handhaving van de orde en veiligheid in de inrichting en de voorkoming of opsporing van strafbare feiten, nu er tijdens een celinspectie van klagers cel contrabande is aangetroffen en klager daarmee de orde n veiligheid in de inrichting in gevaar heeft gebracht.

De beklagcommissie overweegt voorts dat hetgeen zij heeft overwogen en besloten in de zaak met nummer X met betrekking tot het opnemen en uitluisteren van telefoongesprekken onverkort van toepassing is in onderhavige zaak.

Gelet op het voorgaande is de beklagcommissie van oordeel dat klager verwijtbaar heeft gehandeld. Klager heeft opdracht gegeven voor het binnenbrengen van contrabande en was in het bezit van contrabandetijdens de celinspectie. Daarmee handelt klager in strijd met de orde en veiligheid in de inrichting.

Gelet hierop is de beklagcommissie van oordeel dat de beslissing van de directie om klager onderhavige disciplinaire straf op te leggen niet onredelijk of onbillijk of in strijd met de wettelijke voorschriften is. De klacht zal dan ook ongegrond worden verklaard.

Mitsdien wordt als volgt besloten.

BESLISSING
De beklagcommissie,
X: 
verklaart de klacht ongegrond ten aanzien van het opnemen van telefoongesprekken en verklaart de klacht formeel gegrond ten aanzien van het niet uitreiken aan klager van een schriftelijke mededeling voor het uitluisteren van opgenomen telefoongesprekken;
acht geen termen aanwezig voor een tegemoetkoming in de zin van artikel 68, zevende lid van de Penitentiaire beginselenwet.

Y:
verklaart de klacht ongegrond.

Deze beslissing is gegeven te Grave op 1 november 2022 door mr. […], voorzitter, […] en […], leden, in tegenwoordigheid van de secretaris, en is ondertekend door […] en de secretaris, zijnde de voorzitter buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.


[1] Kamerstukken II 2008/09, 31 386, nr. 9, p. 8-9 (Nota van wijziging)

[2] Stb. 2010, 700, p. 7-8

[3] EHRM 27 april 2004, app. No. 50210/99 (Doerga t. Nederland)

[4] Kamerstukken II 2012/13, 29279, nr. 169

[5] Kamerstukken II 2017/18, 24 587, nr. 722, p. 4 en nr. 756, p. 5-6

[6] RSJ 11 juli 2011, 11/0172/GA, RSJ 29 oktober 2012, 12/1813/GA en RSJ 8 september 2014, 14/0794/GA