Opnieuw zoeken

Sla inhoud over

Uitspraken zoeken

Resultaten 1 - 10 van 37

Datum uitspraak:
22/12/2022
Artikel:
50, 51 Pbw
Kenmerk van uitspraak:
KC 2023/005
Samenvatting:
Tijdens een spitactie is in de MPC van klager een iPhone gevonden in de jas van klager. Tijdens het horen heeft klager volgens de directie aangegeven dat hij van de iPhone heeft geweten. Klager geeft aan dat de directie zijn woorden onjuist heeft geïnterpreteerd, hij ontkent wetenschap van de iPhone. De celgenoot van klager heeft erkend dat de telefoon van hem is. De beklagrechter is alles overwegende van oordeel dat het niet aannemelijk dat klager geen enkel verwijt treft voor de iPhone. De iPhone is namelijk in zijn jas gevonden, klager heeft bij het horen verklaard weet te hebben daarvan en zijn celgenoot heeft niet uitdrukkelijk verklaard dat hij de iPhone voor klager had verstopt. Beide gedetineerden kunnen dus worden bestraft voor de aanwezigheid van contrabande in de MPC. De beslissing om aan klager een disciplinaire straf op te leggen van 7 dagen strafcel is daarom niet onredelijk of onbillijk.
Lees meer>>
Datum uitspraak:
20/12/2022
Artikel:
Medische verzorging
Kenmerk van uitspraak:
KC 2023/019
Samenvatting:
De klaagster beweert dat ze tuberculose (TBC) heeft opgelopen in de Penitentiaire Inrichting (P.I.) Ter Peel, wat zij beschouwt als een schending van de zorgplicht. Ze claimt dat er onvoldoende beschermende maatregelen zijn genomen, met meerdere onbeschermde contacten. Ondanks overleg tussen de raadsvrouw en de directie voordat het beklag werd ingediend, handhaaft de klaagster haar standpunt. De raadsvrouw meldt dat klaagster herhaaldelijk aangaf TBC te vermoeden, wat door het personeel als long-Covid werd afgedaan, zonder behandeling. Pas nadat een medewerker waarschuwde dat klaagster zonder behandeling in detentie zou kunnen sterven, werd actie ondernomen. De raadsvrouw betoogt dat de P.I. op meerdere fronten de zorgplicht schond tijdens de onbehandelde periode. De beklagrechter overweegt dat zij alleen kan beslissen over de toegankelijkheid van medische diensten en de zorgplicht van de directie op dat gebied. Aangezien er geen melding is gemaakt van het ontbreken van voorgeschreven medicatie, wordt de klaagster niet-ontvankelijk verklaard voor haar klacht over medische verzorging.
Lees meer>>
Datum uitspraak:
13/12/2022
Artikel:
5 lid 2 Rupi
Kenmerk van uitspraak:
KC 2022/029
Samenvatting:
Klager heeft een voorwaardelijke disciplinaire straf opgelegd gekregen van drie dagen opsluiting in eigen cel vanwege een positieve uitslag van een UC. Als gevolg van deze positieve UC is klager direct gedegradeerd. Uit het SV blijkt dat de uitslag van de urinecontrole aan klager is medegedeeld door een personeelslid. De beklagrechter kan niet vaststellen dat klager hierbij is gewezen op het recht tot het doen van een herhalingsonderzoek. Klager heeft wel met nog een ander personeelslid gesproken over het uitvoeren van een herhalingsonderzoek. Deze PIW’er heeft gezegd dat klager geen herhalingsonderzoek hoefde te doen. De beklagrechter maakt hieruit op dat klager bij het meedelen van de uitslag allereerst niet is gewezen op het recht op een herhalingsonderzoek en hem vervolgens is geadviseerd géén herhalingsonderzoek te laten uitvoeren. Hoewel de beklagrechter met de directeur van oordeel is dat klager geen drugs had moeten gebruiken, is het niet uitgesloten dat een herhalingsonderzoek wellicht tot een lagere THC waarde had geleid. Dit zou betekenen dat aan klager geen disciplinaire straf zou zijn opgelegd. De beslissing om een (voorwaardelijke) disciplinaire straf op te leggen en klager op basis van deze uitslag direct te degraderen moet daarom als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. De beklagrechter verklaart de klachten gegrond en kent een tegemoetkoming van € 120,00 toe. De beklagrechter heeft hierbij meegewogen dat klager wellicht onterecht vertraging in zijn PP heeft opgelopen.
Lees meer>>
Datum uitspraak:
12/12/2022
Artikel:
1a Rag, 38 Pbw, 57 Pbw, 58 Pbw, 1d Rspog
Kenmerk van uitspraak:
KC 2023/015
Samenvatting:
Klager is het niet eens met de mededeling die tegen hem is gedaan dat hij geen recht heeft op bezoek zonder toezicht (BZT), de beslissing dat hij is uitgesloten van de arbeid voor de duur van zes weken, de afwijzing van zijn verzoek tot BZT en het besluit tot degradatie. Dit alles is gebaseerd op incidenten waar klager geen betrokkenheid bij had en er is uitgegaan van onjuiste informatie. De directie voert aan dat klager betrokken is geweest bij twee incidenten. Daardoor kwam klager niet meer in aanmerking voor BZT, werd zijn verzoek tot BZT afgewezen en werd hij voor zes weken uitgesloten van deelname aan de arbeid. Tevens is hij vanwege deze incidenten en het niet voldoen aan een haalbaar en uitvoerbaar re-integratieplan gedegradeerd. De beklagcommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beklag met betrekking tot de mededeling dat hij geen BZT mag ontvangen, omdat er geen sprake is van een beslissing van de directeur. Het uitsluiten van de arbeid voor de duur van zes weken is enkel mogelijk indien een gedetineerde structureel wangedrag laat zien tijdens de arbeid. Hoe ernstig de gedraging in de arbeidszaal ook was, er is niet gebleken van structureel wangedrag en klagers betrokkenheid is ook niet vastgesteld. De beklagcommissie verklaart het beklag gegrond en kent een tegemoetkoming toe van € 40,-. Met betrekking tot de afwijzing van klagers verzoek tot BZT is voldoende aannemelijk geworden dat de directeur een belangenafweging heeft gemaakt. Het beklag wordt door de beklagcommissie ongegrond verklaard. Met betrekking tot de beslissing om klager te degraderen is de beklagcommissie van oordeel dat er een belangenafweging is gemaakt door de directie. Ook dit beklag wordt door de beklagcommissie ongegrond verklaard.
Lees meer>>
Datum uitspraak:
12/12/2022
Artikel:
52 lid 1, 2 en 3 Bjj
Kenmerk van uitspraak:
KC 2023/003
Samenvatting:
Klager klaagt over het niet mogen volgen van onderwijs in de periode van oktober 2021 tot en met 20 juni 2022. Klager heeft eerder eenzelfde klacht ingediend over de periode oktober 2021 tot en met 31 maart 2022, die op 1 juni 2022 door klager is ingetrokken. Omdat klager niet tweemaal kan klagen over eenzelfde periode, heeft de beklagrechter het beklag beperkt tot de periode vanaf 1 april 2022 tot en met 20 juni 2022. Ter zitting is komen vast te staan dat aan klager alle dagen een lesprogramma is aangeboden (sportlessen en heftrucklessen) en dat klager zijn heftruckcertificaat heeft behaald. Ook heeft de inrichting met klager om tafel gezeten om het schoolprogramma te bespreken. De inrichting dient zoveel mogelijk rekening gehouden met de redelijke wensen van klager, maar uiteindelijk is de inrichting verantwoordelijk voor de onderwijskeuzes die worden gemaakt, rekening houdend met alle omstandigheden. Daarnaast heeft klager geregeld periodes onderwijs geweigerd en is hij door eigen toedoen in situaties beland waardoor het voor hem niet meer veilig was op school en/of de groep. Dat klager hierbij koos om voor zijn eigen veiligheid op kamer te verblijven, kan de inrichting niet worden aangerekend. De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard.
Lees meer>>
Datum uitspraak:
08/12/2022
Artikel:
1d Regeling SPOG (promoveren)
Kenmerk van uitspraak:
KC 2023/001
Samenvatting:
Klaagster is het er niet mee eens dat de mogelijkheid om te promoveren pas na 10 weken in het MDO wordt besproken. De directie stelt dat 3 weken na binnenkomst het eerste MDO plaatsvindt. Hierna wordt 6 wekelijks de gedetineerde besproken. Tevens stelt de directie dat in de eerste vier weken van de detentie onderzoek naar relevantie informatie wordt gedaan. Daarom is er na vier weken een eerste MDO de beslissing over een eventuele promotie wordt weer 6 weken later genomen tijdens het MDO. De directeur stelt uit te gaan de procedure, zoals deze is vastgelegd door DJI. De beklagcommissie overweegt dat uit de Regeling RSPOG volgt dat een gedetineerde in aanmerking komt voor promotie indien hij gedurende zes weken na aanvang van detentie gewenst gedrag laat zien. De beklagcommissie is van oordeel dat deze Regeling in strijd is met een hogere regeling (RSPOG). Dat betekent dat uiterlijk na 6 weken na binnenkomst moet worden beoordeeld of een gedetineerde kan worden gepromoveerd. Nu de beslissing om niet na 6 weken in het MDO een beslissing te nemen over het al dan niet promoveren in strijd is met de Regeling SPOG, is de beklagcommissie van oordeel dat het beklag gegrond is. Klaagster komt een tegemoetkoming toe van € 7,50.
Lees meer>>
Datum uitspraak:
01/11/2022
Artikel:
8 EVRM, 36 Pbw, 39 Pbw, 23a Pm
Kenmerk van uitspraak:
KC 2022/026
Samenvatting:
Klager klaagt over het opnemen en uitluisteren van zijn telefoongesprekken en over een disciplinaire straf wegens het (na het uitluisteren van telefoongesprekken) geconstateerde (opdracht geven voor het) binnenbrengen en in bezit hebben van contrabande. De beklagcommissie is van oordeel dat de telefoongesprekken van klager standaard mochten worden opgenomen. Aan de uitspraak van de RSJ uit 2014, waarin zij stelt dat het beleid om alle telefoongesprekken in een P.I. op te nemen als onvoldoende gedifferentieerd moeten worden aangemerkt, conformeert de beklagcommissie zich niet. De beklagcommissie overweegt dat in het kader van de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit gekeken moet worden naar het in de afgelopen jaren sterk veranderde detentieklimaat en de veranderde populatie, waarbij het risico op voortgezet crimineel handelen binnen detentie is toegenomen, mede gelet op de steeds verdergaande uitgebreide faciliteiten die gedetineerden krijgen om contact met de buitenwereld te onderhouden. De beslissing van de directie tot het uitluisteren van de telefoongesprekken van klager is ook niet onredelijk of onbillijk. De directie heeft kennis gegeven van een individuele belangenafweging tot het uitluisteren van de telefoongesprekken. Verder heeft klager verwijtbaar gehandeld door opdracht te geven voor het binnenbrengen van contrabande en was hij in het bezit van contrabande tijdens de celinspectie. Daarmee handelde klager in strijd met de orde en veiligheid in de inrichting. De opgelegde disciplinaire straf is dan ook niet onredelijk of onbillijk of in strijd met de wettelijke voorschriften.
Lees meer>>
Datum uitspraak:
30/09/2022
Artikel:
47 lid 2 Pbw, Regeling Arbeid Gedetineerden
Kenmerk van uitspraak:
KC 2022/025
Samenvatting:
Aan klager is een disciplinaire straf is opgelegd van drie dagen opsluiting in eigen cel. Klager is, vóórdat aan hem de disciplinaire straf was opgelegd, gewekt om naar arbeid te gaan, maar is niet gegaan. Volgens klager was dit omdat hij in de veronderstelling verkeerde dat de disciplinaire straf al was ingegaan. Klager is vervolgens uitgesloten van de arbeid voor de duur van zes weken en de klacht richt op deze uitsluiting. De directeur is onduidelijk over de reden voor deze uitsluiting. De directeur wijst op "werkweigering", daarvan is sprake als een gedetineerde meer dan tweemaal zonder opgaaf van redenen niet bij de arbeid is verschenen. Maar klager is niet meer dan twee keer weggebleven bij de arbeid. Als de directie bedoelt dat klager is uitgesloten van de arbeid voor de duur van zes weken vanwege de disciplinaire straf van drie dagen, dan is dit ook niet volgens de regels. De huisregels en het Arbeidsreglement noemen dit niet als mogelijkheid voor uitsluiting van arbeid. Een specifiek beleid ter zake is gesteld noch gebleken. Bovendien lijkt uit de nadere informatie te volgen dat de bestreden beslissing is genomen door het hoofd Arbeid. Het hoofd Arbeid is op grond van de toepasselijke artikelen niet bevoegd een dergelijke beslissing te nemen. De beklagcommissie verklaart de klacht gegrond en kent een tegemoetkoming toe van € 40,-.
Lees meer>>
Datum uitspraak:
29/09/2022
Artikel:
BZT
Kenmerk van uitspraak:
KC 2022/032
Samenvatting:
De klacht is gericht tegen de omstandigheden bij het bezoek zonder toezicht op 19 mei 2022. Klager is bijna veertien uur onderweg geweest voor 1,5 uur bezoek en heeft een groot deel van de tijd door moeten brengen in een sobere wachtcel. Klager kreeg geen lunchpakket mee. Klager heeft verder ook niet tot nauwelijks eten en drinken gekregen. De directie vindt dat de locatie Zeist geen geschikte ruimte heeft voor BZT. Daarom dient de gedetineerde voor BZT naar Nieuwegein vervoerd te worden door DV&O. DV&O rijdt een bepaalde route en houdt geen rekening met de tijden van het bezoekmoment, waardoor het voor kan komen dat een gedetineerde enkele uren in een wachtcel moet wachten. De directie vindt dat zij hier niet verantwoordelijk voor kan worden gehouden omdat de inrichting geen invloed heeft op dit proces. Dat klager niet tot nauwelijks eten en drinken heeft gekregen vindt de directie wel een onwenselijke situatie. De beklagcommissie is van oordeel dat de directie richting klager haar zorgplicht heeft geschonden bij het BZT op 19 mei 2022. De beklagcommissie verklaart de klacht gegrond en kent een tegemoetkoming toe van € 25,--.
Lees meer>>
Datum uitspraak:
28/09/2022
Kenmerk van uitspraak:
KC 2023/025
Samenvatting:
Klager heeft bezwaar gemaakt tegen de beslissing van de directeur waarbij de eerder opgelegde toezichtmaatregelen verlengd zijn. Klager betoogt dat er geen sprake is van liquidatiegevaar en dat er onvoldoende concrete feiten zijn om de maatregelen te rechtvaardigen. Hij acht de maatregelen ook disproportioneel en vraagt om versoepeling. De directeur stelt dat er nog steeds liquidatiegevaar bestaat en dat de maatregelen ter bescherming van de klager zijn genomen. Klager stond sinds […] op de GVM-lijst met een "hoog" risicoprofiel, waarbij toezichtmaatregelen werden opgelegd. Op 13 […] werd het risicoprofiel gewijzigd naar "verhoogd". Op […] werden de toezichtmaatregelen grotendeels verlengd, uitsluitend gebaseerd op het (risico op) liquidatie- of bedreigingsgevaar. De beklagcommissie concludeert dat de directeur toezichtmaatregelen kan opleggen als dat nodig is voor de handhaving van orde en veiligheid, maar dat een gedegen belangenafweging met schriftelijke verslaglegging vereist is. Aangezien de maatregelen langer duren, moet de onderbouwing zwaarder wegen. De verlengingsbeslissing van […] bouwt voort op de eerdere beslissing en beweert een "heersende liquidatiedreiging". Een e-mailbericht van de officier van justitie van […] ontkracht echter het gemelde gevaar. Het GRIP-rapport van […] bevestigt geen concrete dreiging. De beklagcommissie verklaart de klacht gegrond, vernietigt de beslissing van […] en kent de klager een tegemoetkoming toe van €100. Het gebrek aan concrete informatie over liquidatiegevaar rechtvaardigt de opgelegde toezichtmaatregelen niet. Directeursberoep tegen gegrondverklaring van beklag tegen GVM-maatregelen. Voldoende aannemelijk dat er sprake is van een reëel liquidatiegevaar. Ondanks dat het OM niet bekend was met een concreet gevaar, is er een voortdurende dreiging. Maatregelen zijn voldoende gemotiveerd. Beroep gegrond.
Lees meer>>