KC 2008/067
- Datum uitspraak:
- 12/01/2008
- Artikel:
- 45 Pbw
- Samenvatting:
- Klacht richt zich tegen het niet mogen invoeren van een dekbedovertrek en een waterkoker. De beklagrechter stelt vast dat het gedetineerden niet is toegestaan voorwerpen hun berusting te houden die van rijkswege worden verstrekt en voorwerpen van dezelfde soort als die in de inrichtingswinkel verkrijgbaar zijn. Klager krijgt beddengoed van rijkswege verstrekt en daarnaast kan hij een dekbedhoes in de inrichtingswinkel kopen. Dit gedeelte van de klacht ongegrond. Ten aanzien van de waterkoker bepaalt de beklagrechter dat de directie een nieuwe beslissing moet nemen met inachtneming van haar uitspraak nu de directie onvoldoende gemotiveerd heeft hoeveel stroom de waterkoker gebruikt en hoeveel stroom beschikbaar is per cel om de afwijzing van het verzoek te kunnen onderbouwen.
- Uitspraak:
De alleensprekende beklagrechter heeft kennis genomen van het op 15 januari 2008 bij het secretariaat ingekomen klaagschrift van:
[...], verder te noemen klager.
Het klaagschrift, gedateerd 12 januari 2008, is gericht tegen de beslissing van de directeur om klager niet toe te staan een dekbedhoes en een waterkoker in te voeren. De directeur heeft schriftelijk gereageerd. Klager heeft van deze reactie kennis kunnen nemen. De klacht is behandeld ter zitting van 6 februari 2008 in het bijzijn van klager en unitdirecteur mw. [...]. Ter zitting is besloten nog een en ander uit te zoeken. Bij brief van 10 maart 2008 is klager op de hoogte gebracht over de extra informatie. Bij brief van 16 maart 2008 heeft klager aangegeven zijn klacht willen handhaven en zich te willen laten bijstaan door zijn raadsvrouwe, mr. [...]. Bij brief van 28 maart 2008 heeft de raadsvrouwe haar standpunt kenbaar gemaakt. Het beklag zal nu, met instemming van klager en zijn raadsvrouwe, op de schriftelijke stukken worden afgedaan.
De feiten
Bij binnenkomst in P.I. [...] werd klager verboden zijn waterkoker en dekbed in te voeren.
Standpunt klager
Klager wil zijn beklag doen over het feit dat hij bepaalde spullen niet op cel mag. Allereerst mag hij zijn dekbedhoes, die hij in een andere inrichting heeft gekocht, niet invoeren. Hij mag wel een nieuwe kopen via de winkelbestellijst, maar die mag hij niet uitvoeren om te laten wassen terwijl hij iedere week zijn wasgoed met badlakens van 1 meter bij 1 meter 75 wel mag laten wassen en weer invoeren. Hij heeft in een andere inrichting ook een waterkoker gekocht, die hij hier ook niet mag invoeren. Daardoor kan hij geen warm water gebruiken als zijn celdeur dicht gaat. Ter zitting heeft klager toegelicht dat hij de dekbedhoes in een inrichting in Duitsland heeft gekocht. Inmiddels heeft hij hier een nieuwe gekocht, maar hij mocht de andere niet uitvoeren. Hij is van mening dat dit raar is nu hij wel zijn grote badhanddoeken uit mocht voeren. Daarnaast is het verweer raar dat alle zaken die in de winkel verkrijgbaar zijn, niet ingevoerd mogen worden want op de winkellijst staan bijvoorbeeld ook t-shirts en sokken welke men wel mag invoeren. Over de waterkoker deelt klager mee dat hij nu geen warm water heeft om mee af te wassen. De douchekop in zijn cel, die wel warm water geeft, zit niet los.
Standpunt directie
De regeling voorwerpen op cel is helder. Voor elk item dat klager in wil voeren dat niet op de lijst staat, heeft hij toestemming van de directeur nodig. Voor de items die hij noemt wordt geen toestemming verleend. Dit is bij visitatie bekend. De hoes kan hij in de inrichtingswinkel kopen. Goederen die daar verkrijgbaar zijn mogen niet worden ingevoerd. Waterkokers zijn niet toegestaan omdat die een te grote belasting vormen voor het elektriciteitsnet. De tijden dat de celdeur gesloten is, is conform het dagprogramma. Op 20 februari 2008 heeft de directie nader verweer geleverd waarin wordt aangegeven dat de regel dat geen spullen mogen worden ingevoerd die in de inrichtingswinkel verkrijgbaar zijn niet in de huisregels is opgenomen. Echter elk verzoek tot invoer van spullen die ook op de winkellijst staan, wordt afgewezen en de gedetineerde wordt naar de winkel verwezen. Verder is een dekbedhoes niet noodzakelijk. Men krijgt van rijkswege lakens en dekens. Van de lakens mag men er één per week wisselen om zo verzekerd te blijven van schoon beddengoed. De hoes wordt door sommige gedetineerden als prettig ervaren maar is naar het oordeel van de directie niet noodzakelijk. Met betrekking tot de waterkoker geeft de directie aan dat die relatief veel stroom ‘trekt’ in korte tijd. Hierop is het elektriciteitsnetwerk bij P.I. [...] niet toegerust en dientengevolge is een algemeen verbod ingesteld op het invoeren van waterkokers.
Standpunt klager naar aanleiding van de nadere informatie
Klager heeft zijn eerdere standpunt in de brief van 16 maart 2008 herhaald. Hij kan zich niet vinden in het verbod van het invoeren van een dekbedovertrek. Op de winkellijst staan ook t-shirts, sokken, ondergoed en badslippers. Al deze zaken mogen wel ingevoerd worden. Ook badlakens die bijna net zo groot zijn als een dekbed mogen ingevoerd worden. Verder zijn er waterkokers van 500 watt te koop en die kunnen op elk stroomnet. Zijn klacht is dat hij langer dan 24 uur op zijn cel zat zonder af te kunnen wassen terwijl er meerder maaltijden waren geweest. Klager handhaaft zijn beklag en wil zich laten bijstaan door zijn raadsvrouwe [...].
Standpunt Raadsvrouwe
Bij binnenkomst in P.I. [...] werd klager verboden zijn waterkoker en dekbed in te voeren. Als argument werd aangevoerd dat het dekbed te verkrijgen is in de gevangeniswinkel en dat deze niet ingevoerd mag worden. In artikel 45 Penitentiaire beginselenwet (Pbw) staat vermeld dat de inrichting bezit van bepaalde voorwerpen op cel of de afdeling kan verbieden indien dit noodzakelijk is in het belang van de handhaving van de orde of veiligheid binnen de inrichting, dan wel de beperking van de aansprakelijkheid van de directeur voor de voorwerpen. Uit onderzoek is gebleken dat de huisregels niets stellen ten aanzien van het hebben van een eigen dekbedovertrek op cel. Dit betekent dat de in artikel 45 Pbw genoemde handhaving van de orde of de veiligheid de grondslag voor het verbod moet zijn. Uit de reactie van de directie blijkt geenszins dat het hebben van een eigen dekbed op cel in strijd is met de orde en veiligheid binnen de inrichting dan wel de aansprakelijkheid van de directeur. Nu de beslissing klager rechtstreeks raakt en hij in zijn belangen wordt geschaad dient het beklag ontvankelijk en gegrond te worden verklaard. De raadsvrouwe verzoekt klager te compenseren nu de gevolgen van de beslissing niet meer ongedaan kunnen worden gemaakt. Eenzelfde conclusie geldt ten aanzien van de waterkoker. De waterkoker is ook geen goed dat in de huisregels als verboden voorwerp staat beschreven. Het argument dat een waterkoker teveel stroom trekt, houdt geen stand ten aanzien van de uitzonderingsmogelijkheid welke de pbw kent ten aanzien van het verbieden van voorwerpen op cel. Immers, uit de reactie van de directie kan geenszins worden opgemaakt dat het hebben van een waterkoker op cel in strijd is met de orde en veiligheid binnen de inrichting. In de uitspraak van de RSJ van 23 december 2003 (03/2315/GA) werd overwogen dat een waterkoker niet op de lijst van verboden voorwerpen staat en ook niet op de lijst van in de inrichting toegestane voorwerpen. Dit betekent dat de directeur bij zijn beslissing op het verzoek tot invoer een belangenafweging moet maken. De raadsvrouwe merkt op dat deze belangenafweging in casu niet lijkt te hebben plaatsgevonden. In een vergelijkbare zaak van de RSJ van 10 december 2003 (03/1886/GA) was beklag ingesteld tegen een afwijzende beslissing van de directeur om een ventilator in te voeren. Eerst bij het beklag werd door de directie aangevoerd dat het te hoge stroomverbruik van een dergelijk apparaat de afwijzende beslissing staafde. In casu wordt klager verboden een waterkoker in te voeren. Als argument voor deze afwijzing krijgt klager te horen dat de waterkoker niet mag omdat deze in de huisregels verboden is. Als klager beklag instelt en de zaak wordt behandeld verneemt hij dat het stroomverbruik als argument wordt opgevoerd. De RSJ heeft hierover in bovenstaande zaak gezegd dat voor zover de directeur het verzoek heeft afgewezen in verband met het stroomverbruik, dat argument de beslissing niet kan dragen, al daarom niet, omdat klager onbetwist heeft aangevoerd dat dat argument eerst later en dus niet bij de aanvankelijke beslissing is aangevoerd. Tevens was door de directie niet gemotiveerd aangegeven hoeveel stroom een ventilator gebruikt en hoeveel stroom beschikbaar is per cel, terwijl klager bovendien heeft aangegeven dat hij bereid was een ander elektrisch apparaat tijdelijk in te ruilen voor een ventilator. De raadsvrouwe is van oordeel dat ook ten aanzien van de waterkoker de klacht gegrond verklaard dient te worden een compensatie aan klager moet worden verleend nu de beslissing niet meer ongedaan gemaakt kan worden.
Beoordeling
Artikel 60 lid 1 Pbw bepaalt dat een gedetineerde beklag kan doen bij de beklagcommissie over een hem betreffende door of namens de directeur genomen beslissing. De beklagrechter is van oordeel dat in dit geval de beslissing is genomen jegens klager waarbij hem werd verboden een dekbedhoes en een waterkoker in te voeren. Klager dient derhalve ontvankelijk te worden verklaard in zijn beklag.
Artikel 45 Pbw lid 1 bepaalt dat in de huisregels kan worden bepaalde dat het bezit van bepaalde soorten voorwerpen binnen de inrichting of een bepaalde afdeling daarvan verboden is, indien dit noodzakelijk is in het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting, dan wel de beperking van de aansprakelijkheid van de directeur voor voorwerpen. Lid 2 bepaalt dat de directeur een gedetineerde toestemming kan geven hem toebehorende voorwerpen, waarvan het bezit niet is verboden ingevolge het eerste lid, in zijn verblijfsruimte te plaatsen dan wel bij zich te hebben voor zover dit zich verdraagt met het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting, dan wel de aansprakelijkheid van de directeur voor voorwerpen. In de huisregels van P.I. [...] is in artikel 4.5.1.1 opgenomen welke voorwerpen in ieder geval verboden zijn. Onder a is opgenomen de voorwerpen van dezelfde soort als de voorwerpen die deel uitmaken van de van rijkswege verzorgde inventaris van de verblijfsruimte of de gezamenlijke woon- en werkruimtes van de gedetineerden en voorwerpen van dezelfde soort als die in de inrichtingswinkel verkrijgbaar zijn. Onder i is opgenomen alle andere voorwerpen die naar het oordeel van de directeur een gevaar kunnen opleveren voor de orde en veiligheid in de inrichting, waaronder ook alle (zelfgemaakte) wapens of daarop gelijkende voorwerpen. In artikel 4.5.1.2. zijn alle goederen opgenomen die de gedetineerde in ieder geval onder zijn berusting mag houden, waarbij sommige spullen niet ingevoerd mogen worden maar bij de inrichtingswinkel verkrijgbaar zijn. Bij de uitzonderingen sub c staat dat indien de gedetineerde voorwerpen onder zijn berusting wenst te houden anders dan voornoemd dan kunnen ze een verzoek indienen bij de directeur.
De beklagrechter stelt ten aanzien van het beklag gericht tegen het niet mogen invoeren van een dekbedovertrek vast dat klager van rijkswege beddengoed, namelijk lakens en dekens verstrekt krijgt. De directie stelt zich op het standpunt dat een dekbedhoes niet noodzakelijk is omdat al het beddengoed van rijkswege wordt verstrekt. Sommige gedetineerden vinden het echter prettig om wel een dekbedhoes te gebruiken. Deze is beschikbaar in de inrichtingswinkel. De raadsvrouwe stelt zich namens klager op het standpunt dat de huisregels niets stellen ten aanzien van het hebben van een eigen dekbedovertrek op cel en dat het in artikel 45 Pbw genoemde orde of veiligheid de grondslag dient te zijn voor het verbod om de dekbedhoes in te voeren. Niet gebleken is dat het hebben van een dekbedhoes strijd oplevert met de orde of de veiligheid in de inrichting.
De beklagrechter is van oordeel dat uit artikel 4.5.1.1 onder a van de huisregels blijkt dat het gedetineerden niet is toegestaan voorwerpen hun berusting te houden die van rijkswege worden verstrekt en voorwerpen van dezelfde soort als die in de inrichtingswinkel verkrijgbaar zijn. Klager krijgt beddengoed van rijkswege verstrekt en wanneer hij het prettig vindt om daarnaast nog over een dekbedhoes te verstrekken, kan hij deze in de inrichtingswinkel verkrijgen.
De beklagrechter is derhalve van oordeel dat de beslissing om klager niet zijn eigen dekbedhoes in te laten voeren overeen komt met het bepaalde in de huisregels en dus niet in strijd is met de in de inrichting geldende wettelijke bepalingen. Tevens kan niet gezegd worden dat de beslissing onredelijk of onbillijk is geweest nu klager wel beschikking had over het van rijkswege verstrekte beddengoed. Het beklag, voor zover gericht tegen het niet mogen invoeren van de dekbedhoes dient dan ook ongegrond te worden verklaard. De beklagrechter merkt hierbij nog op dat het onvoldoende duidelijk is geworden of klager en zijn raadsvrouwe op het moment van de behandeling van het beklag beschikking hadden over de vanaf 1 november 2007 geldende huisregels. Dit zal echter niet tot een ander oordeel kunnen leiden.
De beklagrechter stelt ten aanzien van het beklag gericht tegen de beslissing dat de waterkoker niet mag worden ingevoerd vast dat de waterkoker niet voorkomt op de lijst met verboden voorwerpen en niet op de lijst met toegestane voorwerpen. Op grond van de uitzonderingen in de huisregels sub c kan de gedetineerde dan een verzoek indienen bij de directeur. Dit blijkt ook uit artikel 45 lid 2 Pbw. De directie stelt zich op het standpunt dat er een algemeen verbod geldt op waterkokers omdat die een te grote belasting vormen voor het elektriciteitsnet. De raadsvrouwe stelt zich namens klager op het standpunt dat nergens uit blijkt dat de waterkoker op cel in strijd is met de orde en veiligheid binnen de inrichting. Zij haalt vervolgens 2 uitspraken van de RSJ aan, op basis waarvan zij van mening is dat het beklag gegrond verklaard dient te worden.
De beklagrechter is van oordeel dat de directeur bij zijn beslissing over het mogen invoeren van een waterkoker een belangenafweging dient te maken, zoals dit in de op 23 december 2003 genoemde uitspraak van de RSJ ook is bepaald. De beklagrechter is, anders dan de raadsvrouwe, van oordeel dat de directeur deze belangenafweging wel heeft gemaakt. De directie geeft als argument voor de afwijzing van het verzoek tot invoer van de waterkoker dat het elektriciteitsnetwerk in P.I. [...] de belasting van waterkokers niet aankan. De beklagrechter heeft onvoldoende vast kunnen stellen of dit argument bij klager pas bekend is gemaakt op het moment dat zijn klacht in behandeling is genomen. Dit zal dus naar het oordeel van de beklagrechter dan ook niet leiden tot de conclusie dat dit argument de beslissing niet kan dragen, zoals dit in de uitspraak van de RSJ van 10 december 2003 is bepaald. In diezelfde uitspraak wordt door de RSJ echter ook nog overwogen dat de directeur wel gemotiveerd dient aan te geven hoeveel stroom een bepaald apparaat gebruikt en hoeveel stroom beschikbaar is per cel om de afwijzing van het verzoek te kunnen onderbouwen. De beklagrechter is van oordeel dat de directeur dat in dit geval niet heeft gedaan, waardoor de beslissing onvoldoende gemotiveerd is. De beklagrechter is derhalve van oordeel dat het beklag om die reden gegrond verklaard dient te worden. Zij draagt de directeur op een nieuwe, gemotiveerde, beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak.
De beklagrechter ziet op dit moment geen aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen, nu de directeur eerst een nieuwe beslissing dient te nemen.
BESLISSING
De beklagrechter verklaart de klacht, voor zover gericht tegen de afwijzing van het verzoek om een dekbedhoes in te voeren, ongegrond.
De beklagrechter verklaart de klacht, voor zover gericht tegen de afwijzing van het verzoek om een waterkoker in te voeren, gegrond en vernietigt de beslissing van de directeur. Zij draagt de directeur op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak.
Aldus gegeven door de beklagrechter ……., bijgestaan door ………., secretaris, op 2008.