Opnieuw zoeken

Sla inhoud over

KC 2025/019

Datum uitspraak:
28/10/2025
Artikel:
artikel 22 Bjj
Samenvatting:
Klager klaagt dat er vanwege personeelstekort verkorte dagprogramma’s zijn. De directie erkent dit en compenseert de verkorte dagprogramma’s met € 5,- per week voor iedere week waarin het wettelijk minimum per dag één of meerdere keren niet is gehaald. Conform artikel 22 Bjj geldt een wettelijk minimum per week van 77 uur en een wettelijk minimum per dag van 8,5 uur. De beklagcommissie stelt vast dat in de periode waar klager over klaagt de dagnorm, maar ook de weeknorm niet is gehaald. De vraag die in deze uitspraak centraal is gesteld is of klager naast compensatie voor het niet halen van de dagnorm recht heeft op meer compensatie in het geval dat de weeknorm (ook) niet is gehaald. De beklagcommissie verwijst in dit kader naar haar eerdere uitspraak onder kenmerk KC 2021/045 en constateert dat de verkorting van het programma bijna vier jaar later nog steeds van toepassing is. Er is dan ook sprake van een structurele tekortkoming en de beklagcommissie ziet hierin aanleiding om zowel de schending van de dag- als van de weeknorm mee te wegen bij het bepalen van de compensatie. Zij wijkt hiermee gemotiveerd af van de uitspraken die de RSJ tot op heden in dit kader heeft gedaan. De beklagcommissie verklaart het beklag gegrond en kent een tegemoetkoming toe van € 5,- per week, zijnde € 35,-. De beklagcommissie roept de RSJ op om ten aanzien van compensatie bij het schenden van de weeknorm een duidelijk kader te stellen dat landelijk kan worden gebruikt en roept de RJJI op om actief aan alle jongeren conform deze uitspraak op soortgelijke wijze te compenseren.
Uitspraak:
 
De beklagcommissie bij de Rijks justitiële jeugdinrichting, locatie De Hunnerberg heeft kennisgenomen van het klaagschrift van […], geboren op […], verblijvende in R.J.J.I. De Hunnerberg te Nijmegen.
 
 
1.     De procedure
Het klaagschrift, gedateerd 17 augustus 2025, is bij het secretariaat ingekomen op 20 augustus 2025.
 
De beklagcommissie heeft kennisgenomen van de stukken waaronder de schriftelijke reactie van de zijde van de directie van 29 september 2025.
 
Ter zitting van de beklagcommissie van 6 oktober 2025 zijn gehoord klager en namens de directie, [...].
 
2.     De inhoud van het beklag
Het klaagschrift heeft betrekking op het volgende onderwerp:
  • Klager beklaagt zich erover dat hij de compensatie van de extra dagdienst vanaf 1 juli 2025 tot en met 17 augustus 2025 nog steeds niet heeft gehad.
 
3.     De beoordeling ten aanzien van de ontvankelijkheid
Op grond van artikel 65 van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) kan een jeugdige bij de beklagcommissie beklag doen over een hem betreffende door of namens de directeur genomen beslissing betreffende enig andere beslissing die een beperking inhoudt van een recht dat de jeugdige op grond van een bij of krachtens deze wet of eenieder verbindende bepaling van een in Nederland geldend verdrag toekomt. De beklagcommissie is van oordeel dat het onderwerp waarover klager klaagt onder de reikwijdte van artikel 65 van de Bjj valt, zodat het beklag in zoverre ontvankelijk is.
 
Ingevolge artikel 66, zevende lid, van de Bjj wordt het klaagschrift uiterlijk op de zevende dag na die waarop de jeugdige kennis heeft gekregen van de beslissing waarover hij zich wenst te beklagen ingediend. Het beklag is tijdig ingediend zodat klager in zijn beklag kan worden ontvangen.
 
4.     De standpunten en de beoordeling daarvan
4.1 Het standpunt van klager
Klager heeft aangevoerd dat hij de compensatie van de extra dagdienst van begin tot nu nog steeds niet heeft gehad.
 
Klager heeft ter zitting van de beklagcommissie, verkort en zakelijk weergegeven, aangevoerd dat er in juli en augustus te weinig dagprogramma was door de extra dagdienst en hij hiervoor geen compensatie heeft gekregen. Per 1 juli 2025 is er van 1 dagdienst per week naar 2 dagdiensten per week gegaan. De half/half dienst in de zomerperiode is netjes geregeld. Voor iedere dienst kreeg klager € 5,-. De “gewone” compensatie heeft klager niet gekregen in de zomerperiode. Die weken was er te weinig dagprogramma. Tot en met vandaag is er niets geregeld en daarom heeft klager het beklag doorgezet. Klager heeft nooit bericht gekregen over de € 5,- compensatie. Klager en zijn medegedetineerden zitten hier en willen behandeling. Er is weinig personeel en dit is lastig op te lossen, maar klager vindt dat jongeren hier niet onder moeten lijden. Klager heeft schade geleden door op kamer geplaatst te worden. Klager verwacht dat er compensatie komt. Hij wil dat dit ook voor de anderen goed wordt opgelost. Klager is met alle compensatie tevreden zoals MC Donalds of KFC. In dit geval gaat het om bijna drie maanden te weinig dagprogramma en wil hij graag de € 5,- compensatie per week. Klager vindt dit een mooie compensatie. Klager heeft in juli twee keer half om half gedraaid en in augustus eenmaal. Hij heeft voor de maand juli € 10,- compensatie gekregen voor het half om half draaien. De box met educatief programma is klager niet bekend. Hier heeft hij nog niet eerder van gehoord. Klager vraagt zich af of het beperkte dagprogramma niet in Den Haag kan worden besproken. Hoe meer jongeren op kamer zitten, hoe langer de behandeling duurt en hoe langer zij dus een kamer bezet houden binnen de inrichting.
 
4.2 Het standpunt van de directie
De directie heeft aangevoerd dat er sinds juli vanwege personeelstekorten op twee doordeweekse dagen een dagdienst wordt gedraaid, namelijk op woensdag en vrijdag. Op maandag, dinsdag en donderdag wordt wel gewerkt in twee diensten. Indien nodig kan ook gewerkt worden in half om half diensten. Jongeren worden in dat geval gecompenseerd met € 5,- per week voor iedere week dat één of meerdere dagdiensten gedraaid zijn. De afdeling van klager heeft in juli voor één week die compensatie ontvangen. In juli en augustus hebben de jongeren, met uitzondering van weken waarin half om half is gedraaid, 73 uur en 20 minuten aan gemeenschappelijke activiteiten per week aangeboden gekregen. Op grond van bovenstaande wordt verzocht om het beklag gegrond te verklaren. De directie is aan het zoeken naar een structurele manier van compensatie voor de gemiste uren.
 
De directie heeft ter zitting van de beklagcommissie, verkort en zakelijk weergegeven, aangevoerd dat gegrondverklaring op zijn plek is. De inrichting is vanaf juli 2025 met het draaien van twee dagdiensten niet aan de 77 uren dagprogramma gekomen die de wet voorschrijft. Ook is er geen compensatie toegekend. De directeur heeft het er met de maandcommissaris over gehad vanwege een brief van het ministerie dat het dagprogramma in de toekomst mogelijk in uren naar beneden zal worden gesteld. Dit speelt in verschillende RJJI-locaties en is ook hier ter sprake gekomen en besproken met de directie. Er dient een meer uniforme manier van compensatie te zijn. Alle inrichtingen doen dit anders. Dit alles ligt nu bij de directrice van de drie RJJI’s. Het is goed als er een uitspraak komt zodat de inrichting weet hoe de beklagcommissie hiernaar kijkt. Misschien biedt de uitspraak een goed alternatief voor het beperkte dagprogramma of misschien gaat de inrichting in beroep. De stukken van de minister zijn niet meegenomen in het verweer. Daaruit volgt dat 62 uur en activiteiten op kamer oké zou zijn. Eerder was er maar één dagdienst in de inrichting, maar vanaf 1 juli 2025 zijn er twee dagdiensten. Er wordt dus niet aan de 77 uur per week gekomen, maar aan 73 uur en 20 minuten. Het dagprogramma is wel zo aangepast dat er aan 8,5 uur per dag wordt gekomen. Enkel het half om half draaien wordt geregistreerd en per week gecompenseerd. Het educatieve programma op kamer is in de praktijk niet effectief aanwezig . Er zou een individueel aanbod aan educatief programma voor alle jongeren op kamer moeten zijn, maar dit is in de inrichting niet het geval. Klager heeft gelijk en dient compensatie te krijgen.
 
4.3 De beoordeling
De beklagcommissie overweegt als volgt.
 
Uit artikel 22 van de Bjj volgt dat jeugdigen in de inrichtingen in groepen verblijven en deelnemen aan gemeenschappelijke activiteiten gedurende ten minste 77 uren per week, waarvan ten minste 8,5 uren per dag. De jeugdigen houden zich gedurende de voor de nachtrust bestemde uren in hun kamer op, tenzij zij als onderdeel van het regime van de inrichting deelnemen aan meerdaagse activiteiten buiten de inrichting.
 
De beklagcommissie overweegt allereerst dat de klacht ziet op een periode van in totaal 7 weken (van 1 juli tot en met 17 augustus 2025). In deze periode is de norm van 8,5 uur programma per dag (hierna: de ‘dagnorm’) in principe gehaald. Op de dagen dat dit niet het geval was omdat de groep van klager half om half[1] heeft gedraaid, is klager hier steeds voor gecompenseerd met een geldbedrag van € 5,- per keer. De klacht ziet hier ook niet op. Vast staat echter dat klager in deze periode wekelijks een programma van 73 uur en 20 minuten heeft gekregen en nog minder als er op bepaalde dagen half om half wordt gedraaid. Hiermee wordt de norm van 77 uur programma per week (hierna: de ‘weeknorm’) structureel niet gehaald. Ter zitting is overigens gebleken dat dit tot op heden het geval is.
 
Mede gelet op het recht van klager op een passende behandeling, is het van belang dat de wettelijk aan het programma gestelde urennormen worden gehaald. De directie heeft hiertoe ook een zorgplicht. Het staat vast dat klagers rechten zijn geschonden omdat niet werd voldaan aan de minimale eisen die de Bjj stelt aan een programma en aldus minder kan worden toegekomen aan passende behandeling en begeleiding van klager. Het nadeel dat klager heeft ondervonden rechtvaardigt daarom het toekennen van een tegemoetkoming.
 
Het door de jeugdige ondervonden ongemak staat centraal bij het bepalen van een tegemoetkoming. In de uitspraak RSJ 19 november 2003, 03/1608/JA heeft de beroepscommissie van de RSJ ten behoeve hiervan uitgangspunten geformuleerd:
a.  het pedagogische aspect moet zoveel mogelijk gewaarborgd zijn;
b.  bij voorkeur en indien mogelijk dient naar een tegemoetkoming in natura te worden gezocht; en
c.  er moet zoveel mogelijk aan de individuele wensen van de jeugdige worden voldaan.
 
De vraag die in deze uitspraak dus centraal staat is dus of klager naast compensatie voor - in dit geval - het niet halen van de dagnorm zoals al door de directie is toegekend, nog recht heeft op een andere of meer compensatie in het geval dat de weeknorm (ook) niet is gehaald. Nog iets breder geformuleerd: of het aantal ‘gemiste’ uren programma invloed moet hebben op de aard en hoogte van de toe te kennen compensatie.
 
De beklagcommissie beantwoordt deze vraag bevestigend en overweegt in dat kader het volgende.
 
Al op 20 oktober 2021 heeft de beklagcommissie in de uitspraak met nummer KC 2021/045 (te vinden onder dit nummer op commissievantoezicht.nl) in algemene zin uiteengezet hoe zij toen aankeek tegen compensatie in het geval van het missen van het dagprogramma. De beklagcommissie deed dit toen omdat de aanpassing/ bekorting van het dagprogramma voor jeugdigen eind 2021 een structureel karakter leek te krijgen. Daarna heeft de beklagcommissie op 26 september 2023 (H-2023-216 en -217) uitspraak gedaan en opnieuw uiteengezet hoe zij aankeek tegen de compensatie. De beklagcommissie heeft in die uitspraken een aparte compensatie toegekend voor het schenden van de dagnorm en voor het schenden van de weeknorm omdat die normen naar haar oordeel deels zien op een ander beschermd belang. De dagnorm beoogt er namelijk voor te zorgen dat jongeren niet te lang (achter elkaar) op hun kamer zitten en de weeknorm beoogt te voorkomen dat jongeren niet (voldoende) toekomen aan ontwikkeling, scholing en behandeling. Deze argumenten gelden wat de beklagcommissie betreft op dit moment nog steeds.
 
De beklagcommissie constateert daarbij dat de verkorting van het programma voor de jeugdigen bijna vier jaar na voornoemde eerdere uitspraak uit 2021 nog steeds van toepassing is. Dit betekent dat jongeren inmiddels vier jaar vaak te weinig programma wordt aangeboden en dat daarmee structureel en jarenlang onvoldoende wordt toegekomen aan passende behandeling en begeleiding van jongeren, iets wat ook wordt geconstateerd door de RSJ in het onlangs gepubliceerde rapport ‘Problemen met de PIJ’.[2] De beklagcommissie ziet dat de Hunnerberg en RJJI alles doen om het personeelstekort terug te dringen. Een periode van vier jaar is echter onacceptabel lang en moeilijk uit te leggen aan jongeren die gedurende een lange tijd vanwege jeugddetentie of een PIJ-maatregel in een justitiële jeugdinrichting verblijven. Gedetineerde jongeren verdienen voor deze structurele tekortkomingen een passende compensatie. Hierbij dienen zowel de schending van de dag- als van de weeknorm te worden meegewogen.
 
Een beroep op de brief van de toenmalig Minister van Rechtsbescherming aan de Tweede Kamer van 2 februari 2023[3], zoals overgelegd door de directie, kan de inrichting wat de beklagcommissie betreft niet baten. Uit deze brief blijkt namelijk van een voornemen om de weeknorm uit de Bji per april 2023 aan te passen naar 62 uur op de groep met daarbij een alternatief dagprogramma op kamer, dat individueel en op maat voor iedere jongere zou moeten worden aangeboden. De beklagcommissie constateert dat dit voornemen ruim twee en een half jaar later nog niet in wetgeving is omgezet. Gelet op die gang van zaken zal de beklagcommissie dan ook oordelen op basis van de geldende Bji en de huidige urennormen. Bovendien is gebleken dat van een daadwerkelijke toepassing van een passend, individueel voor de jongere op maat gemaakt (educatief) programma op kamer, volgens de toenmalig Minister kennelijk een voorwaarde voor het verantwoord kunnen terugbrengen van de weeknorm in de Bji naar 62 uur, in de praktijk geen enkele sprake is.
 
De beklagcommissie realiseert zich dat zij hiermee afwijkt van de uitspraken die de RSJ tot op heden heeft gedaan over compensatie voor het missen van dag- en weekprogramma’s. De lijn die daarin te ontwaren valt is dat de RSJ oordeelt dat volstaan kan worden met een compensatie van € 5,- voor elke week dat de weeknorm niet wordt gehaald, ongeacht om hoeveel uren gemist programma het gaat. In de recente uitspraak van de beroepscommissie (RSJ 25/46058/JA, 18 april 2025) is op dit punt expliciet overwogen dat de geldelijke compensatie in beginsel los staat van het daadwerkelijke aantal uren gemeenschappelijke activiteiten die een jeugdige heeft gemist, waarbij de beroepscommissie geen aanleiding zag voor extra tegemoetkoming.
 
De beklagcommissie is van oordeel dat deze wijze van compensatie niet langer stand kan houden.
 
Daarvoor zijn een aantal argumenten. In de eerste plaats wordt met deze wijze van compenseren onvoldoende rekening gehouden met de verschillende belangen die met de dag- en weeknorm worden gediend, zoals hierboven is overwogen. Voorts wordt er geen recht gedaan aan de structurele en al jarenlang bestaande situatie die nu is ontstaan. Vervolgens betekent het vasthouden aan deze vorm van compensatie ook dat een verdere reductie in het weekprogramma naar - bijvoorbeeld - 30 of 25 uur per week groepsgebonden activiteiten, niet zou kunnen leiden tot extra compensatie, terwijl de behandeling van jongeren dan alleen maar meer in de knel zou komen. De beklagcommissie ziet in de hoogte van de toe te kennen compensatie niet alleen een genoegdoening voor de jongeren, maar wenst ook een signaal af te geven dat het nog verder terugbrengen van begeleiding en behandeling voor jongeren een verdergaande consequentie zou moeten hebben voor de RJJI. Ten slotte is de beklagcommissie niet duidelijk waarom in een volwassen detentiesetting de schending van het dagprogramma volgens de recent herijkte ‘standaardbedragen tegemoetkoming’ die de RSJ hanteert € 10,- voor de eerste week bedraagt[4] en deze voor jongeren blijkens de voornoemde uitspraak niet meer dan € 5,- per week, dit terwijl juist voor jongeren in jeugddetentie een groepsgebonden detentieklimaat en behandeling voorop staat.
 
De beklagcommissie heeft met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ uit 2003 overwogen om een andere dan een geldelijke compensatie toe te kennen, maar komt tot de conclusie dat dat simpelweg niet mogelijk is, omdat het missen van programma eigenlijk alleen maar kan worden gecompenseerd met méér dagprogramma op een ander moment of een snellere dan wel intensievere behandeling. Juist deze vormen van compensatie zijn op dit moment feitelijk onmogelijk door dezelfde oorzaak als waardoor de tekortkoming ontstond: het gebrek aan personeel. De uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ uit 2003 is bovendien gedaan in een geheel ander tijdsgewricht, in ieder geval niet in een situatie van jarenlange en structurele tekorten in de groepsgerichte behandeling zoals die nu bestaat, zodat de beklagcommissie zich daaraan minder gebonden voelt. De beklagcommissie kan dan in dit geval dan ook niet anders compenseren dan met een geldbedrag, zoals bovendien verzocht door klager.
 
De beklagcommissie zal al met al het beklag gegrond verklaren en gelet op het feit dat in die zeven weken de weeknorm steeds met meer dan 3,5 uren is geschonden, een tegemoetkoming toekennen van € 5,- per week. Dit betekent dat aan klager een tegemoetkoming van € 35,- (7 weken x € 5,-) zal worden toegekend.
 
De beklagcommissie overweegt ten overvloede nog het volgende.
De beklagcommissie oordeelt slechts over de individuele klacht van klager die verblijft in één van de drie RJJI-locaties. Over de andere locaties van de RJJI en de particuliere JJI’s kan de beklagcommissie niet oordelen. In geval tegen deze uitspraak beroep wordt ingesteld, roept de beklagcommissie de beroepscommissie van de RSJ op om ter zake compensatie bij het schenden van de weeknorm een duidelijk kader te stellen dat landelijk kan worden gebruikt, al dan niet met inachtneming van wat de beklagcommissie in deze uitspraak heeft overwogen. In het geval er geen beroep wordt ingesteld, roept de beklagcommissie de RJJI op om actief aan alle jongeren, conform deze uitspraak en op alle locaties en in ieder geval op soortgelijke wijze te compenseren.
 
Tenslotte wil de beklagcommissie benadrukken dat deze uitspraak niets afdoet aan de waardering die zij heeft voor de (individuele) inspanningen van directie en personeel van de inrichting om – ondanks de personeelstekorten waar zij op dagelijkse basis mee kampt – er alles aan te doen het pedagogische klimaat te bieden dat gedetineerde jongeren nodig hebben en waar zij recht op hebben.
 
5.    De beslissing
De beklagcommissie:
 
verklaart het beklag gegrond;
 
stelt als tegemoetkoming vast een geldbedrag van € 35,- .
 
De beslissing van de beklagcommissie op het beklag zal aan klager en directeur schriftelijk worden toegezonden.
 
De beklagcommissie was als volgt samengesteld:
mw. mr. K. Verhoeven, voorzitter,
dhr. mr. M. Rietveld en mw. mr. S.C.M. Vugts, leden.
In tegenwoordigheid van mw. M.D. Willems-de Schouwer, secretaris.

Deze beslissing is gegeven op: 28 oktober 2025



[1] ‘Half om half’ draaien houdt in dat - vaak door personeelsgebrek- (een deel van de dag) de helft van de jongeren op de groep is en de andere helft op kamer. De groep wisselt na een aantal uren om.
[3] Kamerstukken II 2022/23, 24587, nr. 881.