UITSPRAAK VAN DE BEKLAGCOMMISSIE VAN DE COMMISSIE VAN TOEZICHT BIJ PENITENTIAIRE INRICHTING LELYSTAD
De beklagcommissie heeft kennisgenomen van het bij het secretariaat ingekomen klaagschrift van:
[…], verder te noemen klager.
Het klaagschrift is gericht tegen:
- de beslissing van de directeur van 19 april 2024 inhoudende de verlenging van de toezichtsmaatregelen vanwege de GVM-status van klager.
De directeur heeft schriftelijk gereageerd. Klager heeft van deze reactie kennis kunnen nemen. De klacht is behandeld op de beklagzitting van 19 december 2024, in aanwezigheid van klager en namens de directie, […] (plv. vestigingsdirecteur), […] (juridisch medewerker) en […] (stagiair juridische zaken).
In het kader van de behandeling van deze klacht heeft de beklagcommissie kennisgenomen van de volgende informatie:
- het klaagschrift gedateerd en binnengekomen bij het secretariaat op 26 april 2024, inclusief bijlagen;
- het verweerschrift van de directeur van 11 september 2024, inclusief bijlagen;
- het verhandelde ter zitting van 19 december 2024, hieronder kort uiteengezet voor zover niet gebleken uit de schriftelijke bescheiden.
- aanvulling op het klaagschrift, overlegd door klager ter zitting.
Voornoemde stukken worden als ingevoegd beschouwd.
Standpunt klager
Voor het standpunt van klager wordt verwezen naar het klaagschrift en de aanvulling hierop. Ter zitting heeft klager hier het volgende aan toegevoegd. Er wordt iedere keer verwezen naar het GRIP-rapport, maar er wordt niet inhoudelijk op ingegaan. Klager is bekend met het feit dat de directie niet gaat over de inhoud van het GRIP-rapport, maar het is wel onderdeel van de belangenafweging op basis waarvan de beslissing tot maatregelen wordt genomen. De belangenafweging van de directie moet toetsbaar en kenbaar zijn, het enkele feit dat er een GRIP-rapport is, is niet voldoende. Klager wijst op een gegrondverklaring in de uitspraak van de RSJ van 8 oktober 2024 (kenmerk 23/37542/GA). In deze uitspraak van de RSJ werden de opgelegde toezichtsmaatregelen aan klager onredelijk en onbillijk geacht, aangezien de maatregelen onvoldoende waren onderbouwd. De RSJ stelt dat er geen sprake was van actuele, betrouwbare en concrete informatie.
Daarnaast dient de directie de gedetineerde voorafgaand aan de belangenafweging te horen en in gesprek te gaan over de situatie. Klager stelt dat de directie alleen maar komt zeggen dat de maatregelen worden verlengd en dat klager daarna pas zijn kant van het verhaal kan toelichten. De beslissing tot het verlengen van de maatregelen is daardoor in feite al genomen voordat klager gehoord is. Ook moet er worden gekeken naar het tijdsbestek, de maatregelen zijn in oktober 2021 gestart en in de tussentijd is er niks bijzonders gebeurd. Het gaat steeds alleen om de latente dreiging, maar de toetsing van latente dreiging zou steeds strenger moeten worden, naarmate de tijd verstrijkt. Er moet nog steeds sprake zijn van actuele, betrouwbare en concrete informatie. Klager komt op een gegeven moment ook vrij en vraagt zich daarbij af hoe dat dan moet gaan. Er worden volgens klager wel dingen zoals cursussen aangeboden, maar dat is niet haalbaar. Klager wil graag re-integreren.
Standpunt directie
Voor het standpunt van de directie wordt verwezen naar het verweerschrift. Ter zitting heeft de directie hier het volgende aan toegevoegd. Het is voor de directie van belang dat er weer een nieuw GRIP-rapport ligt, waar de dreiging nog steeds benoemd staat, hierdoor ontstaat de zorg voor gecontroleerd toezicht en maatregelen. De directie maakt elke keer opnieuw een belangenafweging. Hiervoor worden ook gesprekken met de mentor en met klager zelf gevoerd. Hier wordt bekeken wat de mogelijkheden kunnen zijn, zoals bijvoorbeeld educatie op cel. Er wordt altijd gekeken naar wat er kan veranderen, maar het GRIP-rapport is heel belangrijk.
Beoordeling
Wettelijk kader
Gelet op de uitspraak van de beroepscommissie (RSJ) met kenmerk S-20/3909/SGA van 7 juli 2020 gelden een aantal voorwaarden ten aanzien van het opleggen van toezichtmaatregelen:
a. er moet sprake zijn van een noodzaak voor het opleggen van de onderhavige toezichtmaatregelen;
b. de directeur dient de gedetineerde voorafgaand aan de beslissing te horen;
c. de directeur dient een eigen belangenafweging te maken en kan zijn beslissing niet slechts baseren op de plaats en status van verzoeker op de GVM-lijst.
Uit de Circulaire beleid gedetineerden met vlucht- en maatschappelijk risico, 8 juli 2021, kenmerk 3399954 blijkt het volgende: “Het uitgangspunt bij het opleggen van (toezichts)maatregelen is dat het gaat om een sluitend en samenhangend pakket van maatregelen. Het is bijvoorbeeld niet effectief om wel toezicht uit te oefenen op telefoongesprekken, maar niet op de post of tijdens bezoekmomenten.”
Reikwijdte klacht
De beklagcommissie stelt vast dat klager over twee dingen klaagt. Ten eerste is klager is het niet eens met de beslissing tot opleggen van de maatregelen. Ten tweede is klager het niet eens met de inhoud van het GRIP-rapport. Het rapport bevat volgens klager meerdere onjuistheden. Ter zitting heeft klager aangegeven te begrijpen dat de directie niet gaat over de inhoud van het GRIP-rapport. Dit maakt dat de beklagcommissie de klacht opvat als enkel gericht tegen het opleggen van toezichtsmaatregelen. De beklagcommissie zal derhalve enkel ingaan op de beslissing van de directeur tot het verlengen van de toezichtsmaatregelen.
Inhoudelijke beoordeling
De beklagcommissie stelt vast dat klager op 13 oktober 2021 de GVM-status Hoog heeft gekregen. Later heeft klager de GVM-status verhoogd gekregen. Op 31 oktober 2023 is klager besproken in het Operationeel Overleg (OO) en is besloten dat de GVM-status van klager verhoogd blijft. Dit is gebaseerd op criteria: C. (risico op) Liquidatie of bedreiging in detentie van of door de gedetineerde. Uit GRIP informatie van 5 maart 2024 volgt dat de GRIP informatie nog steeds actueel wordt geacht. Dit omdat klager niet heeft willen verklaren over de berichten en plannen zoals de voornoemde medeverdachte heeft aangestuurd vanuit de Extra Beveiligde Inrichting. Op 12 april 2024 heeft klager met de directie gesproken over het verlengen van de toezichtsmaatregelen. Op 19 april 2024 heeft de directeur besloten om de toezichtsmaatregelen in het kader van de GVM-status van klager te verlengen voor een periode van zes maanden (tot 19 oktober 2024).
De beklagcommissie overweegt als volgt.
Ten aanzien van de noodzaak voor de oplegging van de toezichtsmaatregelen
De overlegde uitspraak van de RSJ ter zitting, betreft een verlenging van de GVM-maatregelen per 14 april 2023. De directie heeft zich daarbij gebaseerd op oude GRIP-informatie. De verlenging van de GVM-maatregelen van 19 april 2024 zijn echter niet gebaseerd op gedateerde GRIP-informatie, aangezien er op 5 maart 2024 nieuwe GRIP-informatie is verstrekt en de directie de belangenafweging mede op deze informatie heeft gebaseerd. Door het nieuwe GRIP-rapport, waarin nog steeds een latente dreiging op liquidatie van klager wordt vermeld, wordt de noodzaak tot de oplegging van toezichtsmaatregelen voldoende aannemelijk gemaakt.
Ten aanzien van het horen van klager
Uit de beschikking van 12 april 2024 maakt de beklagcommissie op dat de directie met klager heeft gesproken en dat klager dus gehoord is voor de beslissing tot toezichtsmaatregelen is genomen. De beklagcommissie wil echter opmerken dat het beter zou zijn om de term ‘horen’ te gebruiken in een beschikking, in plaats van ‘gesproken’, om zo meer duidelijkheid te scheppen. Toch kan de beklagcommissie de beschikking niet anders verstaan dan dat er een gesprek tussen de directie en klager heeft plaatsgevonden, waarin de zienswijze over de op te leggen toezichtsmaatregelen is besproken en klager zijn standpunten naar voren heeft kunnen brengen. Dit kan niet anders worden verstaan dan dat klager vooraf gehoord is alvorens door de directeur ter zake een beslissing werd genomen.
Ten aanzien van de belangenafweging
De directeur acht de maatregelen noodzakelijk ter bescherming van klager, het personeel en medegedetineerden. Hoewel de opgelegde toezichtsmaatregelen ingrijpend zijn, heeft de directeur het belang bij de geschetste risico’s zwaarder laten wegen dan klagers persoonlijke belang. Hiermee wordt voldoende aannemelijk dat de directie een eigen belangenafweging heeft gemaakt.
De directie mocht de beslissing nemen om aan klager de genomen toezichtmaatregelen op te leggen. De beklagcommissie stelt vast dat de directeur zijn beslissing aan al de genoemde voorwaarden heeft getoetst en daarbij een belangenafweging heeft gemaakt en heeft gemotiveerd waarom hij van oordeel is dat het opleggen van toezichtmaatregelen noodzakelijk is. De directie heeft gebruik gemaakt van actuele GRIP-informatie, namelijk de informatie van 5 maart 2024. Hierdoor is er sprake van actuele, betrouwbare en concrete informatie. De beklagcommissie zal het beklag ongegrond verklaren.
BESLISSING
De beklagrechter verklaart het beklag ongegrond.
Aldus gegeven op 19 maart 2025 door dhr. mr. R. Appels, beklagrechter, bijgestaan door mw. W.G. Douma en dhr. drs. H.A. van der Meulen, leden, en mw. mr. I.L. Stierhout, secretaris.