Opnieuw zoeken

Sla inhoud over

KC 2023/028

Datum uitspraak:
07/07/2023
Artikel:
34 lid 2 en 40 lid 2 Bjj
Samenvatting:
Klager klaagt over 1) fouillering tijdens een tussenstop van het transportvoertuig en 2) geweldstoepassing door de medewerker(s) van de DV&O, waaronder het knijpen in zijn balzak, het geven van klappen, het op de grond gooien en het dichtknijpen van klagers keel. De beklagcommissie heeft ten aanzien van klacht 1) vastgesteld dat klager bij een tussenstop in P.I. [B] door DV&O-medewerkers is gefouilleerd op verdenking van roken in de transportbus en het bij zich dragen van een aansteker. De klacht is ongegrond verklaard omdat vanwege deze verdenking voldoende grondslag aanwezig was voor fouillering van klager in een besloten plaats, uitgevoerd door personen van hetzelfde geslacht als klager. Klacht 2) is ook ongegrond verklaard. Gebleken is dat klager de medewerkers heeft uitgescholden en bedreigd. Na herhaalde waarschuwingen aan klager waaraan hij geen gehoor gaf, is hij naar de grond gewerkt door middel van controletechnieken. Vervolgens heeft klager zich hevig verbaal en fysiek verzet, waardoor twee badmeesters van P.I. [B] genoodzaakt waren te helpen klager onder controle te brengen met onder andere een beenklem. Niet is gebleken dat klager in de ballen is geknepen of klappen heeft gekregen, maar wel dat klagers armen zijn gefixeerd door middel van het uitoefenen van druk op zijn triceps en pols. Verder is een nekklem toegepast. Klagers stelling dat zijn keel was dichtgeknepen vindt geen ondersteuning in de rapportages. Niet kan met zekerheid worden vastgesteld dat de door klager beschreven nekklachten niet mede zijn veroorzaakt door zijn eigen verzet tegen de toepassing van de controlemiddelen.
Uitspraak:

De beklagcommissie van de Commissie van Toezicht voor het vervoer bij de Dienst Vervoer & Ondersteuning (DV&O)

De beklagcommissie heeft kennisgenomen van het bij het secretariaat ingekomen klaagschrift van:

[…], verder te noemen klager en op dit moment gedetineerd in [A].

Het klaagschrift is gericht tegen:

  • Klacht 1: de beslissing om klager op 9 mei 2023 tijdens een tussenstop in P.I. [B] te fouilleren;
  • Klacht 2: de wijze en mate van het jegens klager toegepaste geweld door (een) medewerker(s) van de DV&O, bestaande uit het tweemaal met kracht in de balzak knijpen, het geven van meerdere klappen, het op de grond gooien en de keel dichtknijpen van klager.

De directeur van de DV&O heeft schriftelijk gereageerd. Klager heeft van deze reactie kennis kunnen nemen. De klacht is behandeld ter zitting van 9 juni 2023 in aanwezigheid van klager en zijn raadsman mr. D.R. Kops. Namens de directie was […] (plv. algemeen directeur/directeur operatie) ter zitting aanwezig.

In het kader van de behandeling van deze klacht heeft de beklagcommissie kennisgenomen van de volgende informatie:

  • een klaagschrift namens klager, ingediend door mr. D.R. Kops, gedateerd en ingekomen bij het secretariaat op 11 mei 2023;
  • 11 door de raadsman op 7 juni 2023 via email toegestuurde digitale foto’s van bij klager geconstateerd letsel;
  • een verweerschrift van de directeur van DV&O van 24 mei 2023, inclusief 4 bijlagen;
  • het verhandelde ter zitting van 9 juni 2023, hieronder kort uiteengezet voor zover niet gebleken uit de schriftelijke bescheiden.

Voornoemde informatie wordt als ingevoegd beschouwd.

Standpunt klager
Klager heeft niet gerookt in de transportbus. Echter ook al had hij wel gerookt, dan was het handelen nog steeds disproportioneel geweest. Klager rookt normaal wel. Hij is pas boos geworden toen de medewerkers tweemaal in zijn geslachtsdeel hebben geknepen. Toen kreeg hij ook een nek- en beenklem en heeft hij een stoot op zijn hoofd gekregen. Er werd gezegd dat hij mee moest werken, onder andere door het in de ballen knijpen. Toen klager in [A] aankwam, heeft hij zijn verhaal gedaan. Hij moest toen naar de afzondering. Twee dagen nadat hij daarin was geplaatst zijn de foto’s van het letsel gemaakt. Klager is niet gelijk bij de medische dienst geweest. Wel is hij een week na het incident naar de medische dienst geweest vanwege nekklachten. Hij had ook een plek op zijn achterhoofd, dit heeft de groepsleiding ook gevoeld. Zij hebben geadviseerd om een klacht in te dienen. Klager is in de afzondering geplaatst om in de gaten te houden of hij contrabande had. Daarbij dachten ze dat klager agressief was. Bij binnenkomst in de inrichting was klager niet agressief. Toen klager in een nekklem werd gehouden heeft hij aangegeven dat hij geen lucht kreeg. Toen werd er gezegd: ”Als je nog kan praten, dan krijg je lucht”.

De raadsman merkt op dat in het rapport van 9 mei 2023 van rapporteur L.R. wordt vermeld dat bij het verzet door klager tijdens de fouillering de rapporteur klager een kaakklem heeft aangelegd. Aangenomen wordt dat dit een nekklem is, wat een heel ingrijpende actie is. Iemand moet geoefend zijn om deze nekklem te kunnen toepassen. Iemand verzet zich juist als hij geen adem meer krijgt en daardoor wordt het een escalerend middel. Uit het feit dat de rapporteur de nekklem een kaakklem noemt, blijkt dat deze persoon niet geoefend was. Daarnaast wordt de nekklem niet proportioneel geacht gelet op de setting. Bij een vermoeden van de aanwezigheid van een aansteker is door deze toepassing sprake van dusdanig proportioneel geweld. Er is geen aansteker aangetroffen en vervolgens zijn de medewerkers verder gegaan met de fouillering bij het kruis van klager. Klager is erg geschrokken van de mate van het toegepaste geweld, de toepassing van een nek- en beenklem en de fouillering bij het kruis. De klacht richt zich niet tegen de fouillering op zichzelf, maar wel tegen de wijze en mate van toepassing van het geweld.

Standpunt directie
Er was sprake van een vermoeden van roken en klager heeft niet meegewerkt aan de fouillering. In eerste instantie deed hij dit wel, maar toen de medewerkers aan klagers lichaam zaten, stopte de medewerking. Het geweld is dan ook toegepast om klager te kunnen fouilleren. Fouilleren houdt vaak in dat er op plekken wordt gekeken waar dat niet per se gewenst is, maar dat noodzakelijk is voor de fouillering.
De medewerkers zijn meer dan goed opgeleid om geweld binnen de perken te houden. Op het moment dat iemand in bedwang moet worden gehouden, dient er een klem te worden toegepast. Zoals omschreven lijkt de toepassing wel op een nekklem. De toepassing van het geweld is niet buitensporig geweest, maar er is wel iets gebeurd.

Beoordeling
Klacht 1:
Op grond van artikel 34, tweede lid van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (hierna: Bjj) is Onze Minister (in dit geval de DV&O) bevoegd ten behoeve van het vervoer van de jeugdige hem aan zijn lichaam of aan zijn kleding te onderzoeken. Het derde lid bepaalt dat het onderzoek aan het lichaam van de jeugdige mede omvat het uitwendig schouwen van de openingen en holten van het lichaam van de jeugdige. Het onderzoek aan de kleding van de jeugdige omvat mede het onderzoek van de voorwerpen die de jeugdige bij zich draagt of met zich mee voert. Het vierde lid bepaalt dat het onderzoek aan het lichaam van de jeugdige op besloten plaatsen en, voor zover mogelijk, door personen van hetzelfde geslacht als de jeugdige wordt verricht.

De beklagcommissie stelt vast dat klager op 9 mei 2023 bij een tussenstop in P.I. [B] door DV&O-medewerkers is gefouilleerd op verdenking van roken in de transportbus en het bij zich dragen van een aansteker. De raadsman heeft ter zitting aangegeven dat het beklag zich niet richt tegen deze fouillering.

De beklagcommissie acht op grond van voornoemde verdenking voldoende grondslag aanwezig voor fouillering van klager in een besloten plaats, uitgevoerd door personen van hetzelfde geslacht als klager. Het beklag zal dan ook ongegrond worden verklaard.

Klacht 2
Artikel 40, tweede lid van de Bjj bepaalt dat Onze Minister bevoegd is jegens een jeugdige geweld te gebruiken of vrijheidsbeperkende middelen aan te wenden voor zover zulks noodzakelijk is met het oog op een van de volgende belangen:
a. de uitvoering van een door hem genomen beslissing;
b. de voorkoming van het zich onttrekken van de jeugdige aan het op hem uitgeoefende toezicht.

Verzet, klappen, knijpen ballen en letsel:
De beklagcommissie stelt vast dat klager zich is gaan verzetten tegen zijn fouillering toen een van de transportgeleiders tijdens de fouillering klagers liesstreek naderde. Op geen enkele wijze is gebleken dat klager hierbij in de ballen is geknepen. Klager heeft alle medewerking geweigerd en begon de medewerkers uit te schelden en te bedreigen. Klager is door hen volgens instructie eerst (meerdere malen) gewaarschuwd dat als hij niet meewerkte zij genoodzaakt waren om geweld te gebruiken. Hieraan gaf klager geen gehoor, waarop hij naar de grond is gewerkt door middel van controletechnieken. Klagers hevige verzet, zowel verbaal is fysiek, wordt bevestigd door de twee badmeesters van P.I. [B], die genoodzaakt waren te helpen klager onder controle te brengen met gepast geweld (waaronder een beenklem als controlemiddel) toen klager zich bleef verzetten. De digitale foto’s van klagers letsel van enkele krassen, blauwe plekken en kleine bloeduitstortingen ondersteunt de inhoud van de rapportages, waardoor kan worden geconcludeerd dat de toepassing van het geweld niet disproportioneel is geweest. Niet is gebleken dat klager klappen heeft gekregen, maar wel dat klagers armen zijn gefixeerd door middel van het uitoefenen van druk op zijn triceps en pols.

Kaakklem en nekklachten:
Het feit dat een van de transportgeleiders aangeeft dat hij een “kaakklem” heeft toegepast als controlemiddel, bevestigt eerder het feit dat hier sprake was van het toepassen van een nekklem als controlemiddel, zoals de Circulaire beleidslijn nekklem van 8 augustus 2017 voorschrijft. Er lijkt dan ook sprake van een ‘spraakverwarring’. De beklagcommissie gaat niet mee in de stelling van de raadsman dat een ‘spraakverwarring’ zou wijzen op disproportioneel handelen, nu hiervan in het geheel niet is gebleken. Daarnaast ontvangen transportgeleiders van de DV&O structureel training in het correct toepassen van controlemiddelen. Klagers stelling dat zijn keel was dichtgeknepen vindt geen ondersteuning in de rapportages. Het kan echter wel zo zijn dat klager zich dusdanig heeft verzet, dat de toegepaste nekklem dat gevoel bij klager heeft opgeleverd.
Verder kan niet met zekerheid worden vastgesteld dat de door klager beschreven nekklachten niet mede zijn veroorzaakt door klagers eigen verzet tegen de toepassing van de controlemiddelen. 

Samenvattend is de beklagcommissie van oordeel dat dit beklag ongegrond moet worden verklaard.

BESLISSING
De beklagcommissie verklaart de klachten 1 en 2 ongegrond.

Aldus gegeven op 7 juli 2023 door mr. J.M. Reinking, voorzitter, mr. A.A. Bloemberg en mr. H. Afellay (leden), bijgestaan door mw. C.S.T. Geenen, plv. secretaris.

Er is door klager beroep ingesteld bij de RSJ onder kenmerk 23/34791/DA.