Opnieuw zoeken

Sla inhoud over

KC 2023/026

Datum uitspraak:
26/04/2023
Artikel:
23, 36, 57 Pbw
Samenvatting:
Klager klaagt ten eerste over het om onduidelijke redenen weigeren van zijn poststuk. Klagers post wordt gecontroleerd vanwege opgelegde GVM-maatregelen. Bij controle is gebleken dat klager in dit poststuk uitspraken doet die het gezag van personeel en de directie ondermijnt. De directeur heeft geweigerd het poststuk te verzenden op grond van artikel 36, lid 4 Pbw en heeft het in beslag genomen. De beklagcommissie is van oordeel dat er geen sprake was van (potentiële) ondermijning van het gezag van de directeur of het personeel van de inrichting waar klager was gedetineerd. Die beoordeling had moeten worden overgelaten aan de directeur van de ontvangende inrichting. Ook was geen sprake van schending van de orde en veiligheid in de inrichting. Het beklag is gegrond verklaard zonder toekenning van een tegemoetkoming. Klager klaagt ten tweede over de aan hem opgelegde ordemaatregel van 5 dagen afzondering in de afzonderingscel. Deze zou onvoldoende gemotiveerd zijn en klager is niet gehoord voorafgaand aan het opleggen van de beslissing. De directeur heeft de beslissing gebaseerd op ontvangen signalen, die aanleiding gaven tot nader onderzoek, waardoor de maatregel voor de orde, rust en veiligheid is opgelegd. De beklagcommissie heeft het beklag formeel gegrond verklaard, omdat klager niet voorafgaand aan het opleggen van de ordemaatregel is gehoord. Materieel is het beklag ongegrond verklaard. Aan klager is een tegemoetkoming toegekend van € 20,-. De RSJ heeft het beroep van de directeur op beide punten gegrond verklaard. De klachten zijn hiermee (alsnog) in zijn geheel ongegrond verklaard.
Uitspraak:

De beklagcommissie van de Commissie van Toezicht bij Penitentiaire Inrichting Arnhem te Arnhem.
De beklagcommissie heeft kennisgenomen van de klaagschriften van […], voorheen verblijvende in P.I. Arnhem te Arnhem. Klager is in deze procedure bijgestaan door mr. V. Poelmeijer, advocaat te Amsterdam.

De procedure
De klaagschriften respectievelijk gedateerd op 13 maart en 28 juli zijn ingekomen op 17 maart en 28 juli 2022.

De beklagcommissie heeft kennisgenomen van de stukken waaronder de schriftelijke reacties van de directeur op de beklagen van respectievelijk 27 juni en 4 oktober 2022.

Op 1 december 2022 is klager rogatoir gehoord door de voorzitter van de beklagcommissie uit de Commissie van toezicht bij de P.I. [A]. Klager is bij het verhoor bijgestaan door zijn advocaat. Op 29 december 2022 heeft de directeur schriftelijk gereageerd op het proces-verbaal van verhoor.

De inhoud van de beklagen
Klacht 1
Klager beklaagt zich over het feit dat zijn poststuk is geweigerd. Klager geeft aan dat enkele passages in zijn brief op grappen zijn gebaseerd en enkele passages op feitelijkheden zijn gebaseerd. De ‘hahaha’ in zijn passages wijzen naar grappen. ‘Wanneer je overgeplaatst wil worden, dan moet je tegen een bewaarder zeggen dat de directeur de kanker kan krijgen’, dat is volgens klager een conclusie/feit. De directeur geeft aan dat enkele passages beledigend kunnen zijn, maar klager acht dit ‘gewoon’ gebaseerd op feiten. ‘Die bolle’ is daadwerkelijk ‘allesbehalve slank’, aldus klager. Klager geeft aan dat hij geen aanwijzingen geeft om makkelijk overgeplaatst te worden aan een gedetineerde in Pl [B]. Immers is deze gedetineerde volgens klager reiniger in Pl [B], woont hij in de regio waar hij gedetineerd is, komt hij bijna vrij en heeft het in Pl [B] naar omstandigheden naar zijn zin. Volgens klager slaat de directeur ‘de plank mis’.

Klacht 2
Klager beklaagt zich over de aan hem opgelegde ordemaatregel. Klager geeft aan de inhoud van de bestreden beslissing te betwisten. Volgens klager is de beslissing onvoldoende gemotiveerd. Klager geeft aan dat er gesteld wordt dat er “signalen” zijn die “mogelijk” zien op het plannen van ontvluchting en over voortgezet crimineel handelen. Ook zouden er “geheimzinnige en versluierde telefoongesprekken” worden gevoerd. Volgens klager wordt er niet beschreven wat die vermeende signalen concreet inhouden.

Volgens klager mist er in het besluit enige vorm van onderbouwing en concretisering. Klager geeft aan dat hij naar de afzonderingscel is gebracht en dat hij daar is gehoord door de directeur. Klager stelt dat hij niet is gehoord voorafgaand aan de beslissing tot oplegging van de ordemaatregel.

De standpunten van klager en de directeur
De standpunten van klager
Klacht 1
Het is onduidelijk wat met het poststuk is gebeurd. Het mag niet zonder toestemming van klager worden vernietigd. Ook is onduidelijk op basis van welke weigeringsgrond uit art. 36 lid 4 Pbw het poststuk is geweigerd. Klager vermoedt dat het om weigeringsgrond a gaat, de orde en veiligheid in de inrichting. Klager is van mening dat het poststuk het gezag van de P.I. Arnhem niet ondermijnt nu sprake was van een grap. Van aanwijzingen om snel te worden overgeplaatst is eveneens geen sprake.

Klacht 2
Klager geeft aan dat het verweerschrift onjuistheden bevat. Klager is na een dag in afzondering met spoed overgeplaatst. Klager kan de geheimzinnige en versluierde telefoongesprekken niet plaatsen. Klager heeft alleen gebeld met een kind van twaalf en zijn vriendin. Klager is niet gehoord voordat de directeur besloot tot het opleggen van de maatregel, maar pas daarna in de afzonderingscel. Van horen kan worden afgezien indien sprake is van spoed, maar niet is gemotiveerd dat sprake was van spoed. Daarnaast is er niet afgezien van het horen, maar heeft dit later plaatsgevonden. Het is niet gemotiveerd of geconcretiseerd wat de signalen die zouden wijzen op ontvluchting zouden inhouden.

De standpunten van de directeur
Klacht 1
Op basis van aan klager opgelegde GVM-maatregelen worden inkomende en uitgaande poststukken van klager gecontroleerd. Bij deze controle is naar voren gekomen dat klager aanwijzingen gaf hoe de geadresseerde gedetineerde kon worden overgeplaatst naar een andere inrichting. Klager zou het volgende hebben opgeschreven: ‘Het heeft geholpen hahaha als je overgeplaatst wil worden dan moet je gewoon tegen een bewaarder zeggen ‘zeg maar tegen de directeur dat ze de kanker kan krijgen’ dan ben je zo weg het bewijs is geleverd hahaha. Ook schrijft klager in zijn brief: ‘Doe aub de anti groeten aan de directeur en dan bedoel ik die bolle die mijn foto’s heeft gestolen teringwijf hahaha’.

Door dit soort uitspraken wordt het gezag van personeel en directie ondermijnd. De directeur acht het onwenselijk om poststukken met dergelijke ondermijnende inhoud te verzenden.  De weigeringsgrond is art. 36 lid 4 Pbw en op grond van art. 36 lid 5 Pbw is het poststuk in beslag genomen.

Klacht 2
Aan klager is op 28 juli 2022 een ordemaatregel opgelegd inhoudende vijf dagen afzondering in de afzonderingscel wegens een lopend onderzoek. Er zijn signalen ontvangen van het mogelijk plannen van een ontvluchting, voortgezet crimineel handelen vanuit detentie en het voeren van geheimzinnige en versluierde telefoongesprekken. Dit gaf aanleiding tot nader onderzoek. Het was onvoldoende veilig om klager op de afdeling te laten meedraaien, waardoor omwille van de orde, rust en veiligheid in de inrichting de maatregel is opgelegd. De directeur heeft haar best gedaan om zo spoedig mogelijk het onderzoek af te ronden. Uit dit onderzoek bleek dat het onwenselijk was dat klager in de P.I. Arnhem zou blijven wegens het feit dat klager een grote rol op zijn afdeling kreeg en gedetineerden voor zijn karretje spande. Een spoedoverplaatsing was daarom nodig. Er was weinig zicht op de communicatie tussen klager en de groep gedetineerden welke constant in zijn buurt verbleven. Klager heeft een netwerk opgezet. Bij overplaatsing van een gedetineerde uit deze groep was er sprake van ontwrichting op de afdeling met bijbehorend onrust.

Er waren ook meldingen binnengekomen dat klager trachtte te ontvluchten al kon deze informatie niet worden geverifieerd. Daarnaast bestond het sterke vermoeden dat klager een mobiel bij zich droeg of ter beschikking had wegens het afgaan van een mobifinder.

Klager wilde de maatregelen omzeilen en negeerde het personeel en de directeur volledig. Dit leidde tot ondermijning van het gezag van het personeel.

Dit alles leidde ertoe dat klager van de afdeling af moest. Daardoor verbleef hij eerst in afzondering, waarna hij met spoed is overgeplaatst. Bij het horen is klager in kennis gesteld van zijn overplaatsing en de grondslag hiervan aan hem uitgelegd.

De beoordeling
Klacht 1
Op grond van art. 36 lid 4 Pbw kan de directeur ertoe besluiten om een poststuk niet te verzenden met het oog op de daar limitatief opgesomde belangen. De directeur heeft in de mededeling dat het poststuk niet zal worden verzonden niet met zoveel woorden naar een van deze belangen verwezen. Wel heeft de directeur aangegeven dat met de inhoud van de gewraakte brief het gezag van de directeur en het personeel van de inrichting waar de geadresseerde van de brief was gedetineerd werd ondermijnd. Het moet klager daarom duidelijk zijn geweest dat de directeur het oog had op het belang de handhaving van de orde of veiligheid in de inrichting. In het verweer heeft de directeur aangegeven het onwenselijk te vinden om poststukken “met deze (ondermijnende) inhoud te verzenden aan een gedetineerde verblijvende in een andere inrichting, dan wel aan iedere andere geadresseerde”. Nu het echter geen (potentiële) ondermijning betrof van het gezag van de directeur of het personeel van de inrichting waar klager was gedetineerd maar van, kort gezegd, de ontvangende inrichting, en ook overigens door de directeur niet is gesteld waarom de orde en veiligheid in de inrichting waar klager was gedetineerd door de gewraakte passages werd aangetast, mocht de directeur naar het oordeel van de beklagcommissie de verzending van de brief niet weigeren. Het was aan de directeur van de ontvangende inrichting om te oordelen of uitreiking van de brief mocht en moest worden geweigerd. Dat met verzending van post met de gewraakte passages aan anderen, niet de door klager beoogde geadresseerde, de orde en veiligheid in de inrichting in het geding zou zijn, vermag de beklagcommissie verder ook niet in te zien.

Het beklag zal gegrond worden verklaard. De beklagcommissie ziet geen aanleiding voor toekenning van een tegemoetkoming.

Klacht 2
De beklagcommissie leidt uit de stukken het volgende af. Op 28 juli 2022 is aan klager een maatregel van vijf dagen plaatsing in afzonderingscel opgelegd. De maatregel werd diezelfde dag met ingang van 15.00 uur ten uitvoer gelegd. Op 29 juli 2022 om 11.00 uur is de afzondering beëindigd en is klager aansluitend overgeplaatst naar een andere inrichting. Voorafgaand aan de plaatsing in afzondering is klager niet gehoord. Hij is eerst gehoord toen de maatregel al ten uitvoer werd gelegd en hij in afzondering verbleef.

Op grond van het bepaalde in artikel 57, eerste lid, Pbw stelt de directeur de gedetineerde in de gelegenheid te worden gehoord alvorens te beslissen over de plaatsing in afzondering op de grond van art, 23, eerste lid, onder a of b Pbw.

Ingevolge artikel 57, derde lid, van de Pbw kan het horen van de gedetineerde – in verband met een op te leggen ordemaatregel – achterwege blijven indien de vereiste spoed zich hiertegen verzet, dan wel indien de gemoedstoestand van de gedetineerde daaraan in de weg staat. Het horen is bedoeld om de gedetineerde in de gelegenheid te stellen om bij een ingrijpende beslissing als plaatsing in afzondering en de hoorplicht betreft een belangrijk formeelrechtelijk voorschrift.

Niet is gebleken dat de vereiste spoed of de gemoedstoestand van klager aan het horen in de weg hebben gestaan. Het beklag zal derhalve, op formele grond, gegrond worden verklaard. Aan klager zal een tegemoetkoming van € 20,- worden toegekend.

BESLISSING
De beklagcommissie:

  • verklaart het beklag in de zaak met nummer [klacht 1] gegrond en vernietigt de beslissing van de directeur;
  • verklaart het beklag in de zaak met nummer [klacht 2] formeel gegrond. Verklaart het beklag materieel ongegrond. Kent aan klager een tegemoetkoming toe van € 20,-.


Aldus gegeven op 26 april 2023 door mr. A. van Waarden (voorzitter), L.N.A. Biesot en D.M.H. Fleuren MSc (leden) en mr. N. van Geel, secretaris.

De RSJ heeft het beroep onder kenmerk 23/33520/GA op 20 september 2023 op beide punten gegrond verklaard. De klachten zijn hiermee alsnog (in zijn geheel) ongegrond verklaard.

Ten aanzien van klacht 1 overweegt de RSJ o.a. het volgende: "het versturen van een brief waarin klager 'tips' geeft voor overplaatsing van gedetineerden en klagers bewoordingen over de directeur ondermijnen het gezag van de directeur en het personeel van de inrichting waar klager op dat moment verblijft. [...] Dat klagers brief gericht was aan een gedetineerde in een andere inrichting, doet daar niet aan af."

Ten aanzien van klacht 2 overweegt de RSJ: "Naar het oordeel van de beroepscommissie is aannemelijk geworden dat klager niet op de afdeling kon worden gehoord vanwege het bestaande veiligheidsrisico, waardoor klager pas in de afzonderingscel kon worden gehoord. De beroepscommissie heeft in dit geval in haar beoordeling meegewogen dat de directeur bij klagers overplaatsing naar de afzonderingscel aanwezig was en klager direct bij zijn aankomst in de afzonderingscel heeft gehoord en geïnformeerd over de oplegging van de ordemaatregel en het onderzoek."