Opnieuw zoeken

Sla inhoud over

KC 2022/022

Datum uitspraak:
21/09/2022
Artikel:
37 lid 1 onder m PM, 22 lid 1 Wjsg en 51a lid 2 Wsjg
Samenvatting:
Klager voert aan dat iemand, onder een nummer, in zijn D & R heeft genoteerd dat hij altijd te laat bij zijn cel zou zijn. Dit wordt door klager betwist. Klager wil weten wie dat heeft geschreven, zodat hij zich daartegen kan verweren. Met de melding dat klager bij het insluiten te laat is geeft de PIW’er een mening over klager als persoon. Het recht op verbetering is niet bedoeld om meningen, indrukken en/of conclusies over de persoon, waarmee die persoon het niet eens is, te corrigeren. Dit onderdeel van het beklag is derhalve ongegrond. Voor zover klager wil dat de directeur bekend maakt wie de medewerker is met het nummer van het betreffende verslag stelt de beklagcommissie vast dat de directeur namen van betrokkenen mag anonimiseren in verband met de veiligheid van het personeel. Het is de directeur bekend wie onder welk nummer valt en heeft in het onderhavige geval ook contact gehad met de medewerker. Dit deel van het beklag is ongegrond.
Uitspraak:

DE BEKLAGCOMMISSIE UIT DE COMMISSIE VAN TOEZICHT BIJ DE PENITENTIAIRE INRICHTINGEN ROTTERDAM, LOCATIE DE SCHIE

Uitspraak op het klaagschrift als bedoeld in artikel 60 van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw), ingekomen bij de beklagcommissie op 20 juni 2022, van de gedetineerde:

[…]

verblijvende in bovenvermelde inrichting,

betreffende: informatie/procedure.

  1. Het verloop van de procedure

1.1

De beklagcommissie heeft kennis genomen van de volgende stukken:

  • het klaagschrift van 2 augustus 2022;
  • de schriftelijke reactie van de directeur van 19 augustus 2022.


1.2

De mondelinge behandeling van het klaagschrift vond plaats op 8 september 2022. Daarbij waren aanwezig klager en de directeur.

  1. De standpunten van partijen
    2.1

Klager voert aan dat iemand, onder een nummer, in zijn D & R heeft genoteerd dat hij altijd te laat bij zijn cel zou zijn. Dit wordt door klager betwist. Klager wil weten wie dat heeft geschreven, zodat hij zich daartegen kan verweren.


2.2

De directeur heeft de betreffende collega op 28 juni 2022 gebeld en deze heeft bevestigd dat klager vaker te laat is voor insluiten. Daarnaast heeft er een drieluikgesprek plaatsgevonden met twee PIW’ers en klager. Klager is vaker aangesproken op zijn gedrag en reageert dan verontwaardigd. In zijn dwingende bejegening naar het personeel toont klager zich niet respectvol, waarbij hij het personeel tergt en voorliegt.

 

  1. De beoordeling
    3.1

Ingevolge artikel 60, eerste lid, van de Pbw kan een gedetineerde bij de beklagcommissie beklag doen over een hem betreffende door of namens de directeur genomen beslissing.

Ingevolge artikel 37, eerste lid, onder m, van de Penitentiaire Maatregel (PM) behoren het detentie- en re-integratieplan (D&R-plan) en de daarop aangebrachte aanpassingen tot het penitentiair dossier van de gedetineerde.

Ingevolge artikel 22, eerste lid, van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (Wjsg) kan een gedetineerde bij de verwerkingsverantwoordelijke een verzoek indienen tot rectificatie van de hem betreffende justitiële gegevens.

Sinds 25 mei 2018 geldt de Wbp niet meer en is de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) van toepassing. Naast de AVG is er een aparte Richtlijn gegevensbescherming politie en justitie. Deze richtlijn is in Nederland per 1 januari 2019 geïmplementeerd in de Wet politiegegevens en de Wjsg.

In artikel 1, onder d. van de Wjsg is bepaald dat onder tenuitvoerleggingsgegevens wordt verstaan persoonsgegevens of gegevens over een rechtspersoon inzake de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke beslissingen, die in een dossier of een ander gegevensbestand zijn of worden verwerkt.

Gelet op het feit dat het D&R-plan van klager betrekking heeft op de tenuitvoerlegging van diens straf, is de beklagcommissie van oordeel dat de Wjsg van toepassing is op zowel het penitentiair dossier als het inrichtingsdossier.

Ten aanzien van het bestreden onderdeel van het D&R-plan is de directeur, mede in relatie tot artikel 51a, tweede lid, van de Wjsg de verantwoordelijke. Klager komt het recht van rectificatie toe op grond van artikel 22 van de Wjsg, via de verwijzing in artikel 51b, eerste lid, van de Wjsg.


3.2

Ontvankelijkheid van het beklag

Artikel 23, eerste lid, van de Wjsg merkt een beslissing op een verzoek ingevolge artikel 22 van de Wjsg aan als een beschikking in de zin van artikel 1:3, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Echter, de hoofdstukken 2 tot en met 8 en 10 van de Awb zijn ingevolge artikel 1:6 van die Wet niet van toepassing op de opsporing en vervolging van strafbare feiten, alsmede de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke beslissingen.


Nu klager zijn verzoek tot rectificatie van een specifiek deel van zijn D&R-plan op goede gronden heeft gericht tot de directeur en de Awb niet van toepassing is, is klager gelet op artikel 60, eerste lid, van de Pbw ontvankelijk in zijn beklag.


Maatstaf voor beoordeling van verzoeken tot correctie of verwijdering

Bij de hierna inhoudelijke beoordeling van het beklag heeft de beklagcommissie, in navolging van de RSJ (zie RSJ 13/2143/GA en 13/2144/GA, 7 oktober 2013) de in wet en rechtspraak ontwikkelde toetsingsmaatstaven gehanteerd. Uitgangspunt bij de toetsing is of de geregistreerde gegevens juist zijn en daarom is een eerste aan te leggen maatstaf de juistheid van de gegevens. Voorts geldt dat bij elke gegevensverwerking moet zijn voldaan aan de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit. Dit brengt met zich dat de inbreuk op de belangen van betrokkene niet onevenredig mag zijn in verhouding tot het met de verwerking te dienen doel en dat dit doel in redelijkheid niet op een andere, voor de betrokkene minder nadelige, wijze kan worden verwerkelijkt (vgl. Hoge Raad 9 september 2011, NJ 2011, 595 m.nt. Dommering).


Onder verwijzing naar de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (onder meer ECLI:NL:RVS:2005:AT0510) moet aan het voorgaande worden toegevoegd dat het recht op verbetering en verwijdering van persoonsgegevens niet is bedoeld om gegevens, bestaande uit indrukken, meningen en conclusies omtrent de persoon van de betrokkene, waarmee de betrokkene zich niet kan verenigen, te corrigeren of te verwijderen.


3.3

Klager wil, zoals hij ook ter zitting heeft verduidelijkt, de, in zijn ogen, valse aantijgingen rechtzetten. De beklagcommissie vat dit op als een verzoek tot rectificatie.

Met de melding dat klager bij het insluiten te laat is geeft de PIW’er een mening over klager als persoon. Klager kan zich hiermee niet verenigen. Het recht op verbetering is niet bedoeld om meningen, indrukken en/of conclusies over de persoon, waarmee die persoon het niet eens is, te corrigeren. Dit onderdeel van het beklag is derhalve ongegrond.

Het beklag ziet voornamelijk toe op het verzoek van klager om de naam kenbaar te maken van de persoon die in het D&R dossier heeft geschreven dat klager altijd te laat zou zijn bij het insluiten in zijn cel. Voor de behandeling van dit beklag verwijst de beklagcommissie naar de uitspraak van de RSJ van 8 mei 2017, onder kenmerk 16/4111/GA, waarin uitvoerig wordt ingegaan op het inzagerecht van de gedetineerde. De RSJ oordeelde dat: ‘….. de enkele stelling dat in de gegevens die in het inrichtingsdossier zijn opgenomen, de namen van anderen zijn opgenomen, waaronder welk personeelslid wat heeft opgemerkt, niet een reden kan vormen voor inperking van het inzagerecht.’

Waarna de RSJ vervolgens stelt: ‘Het vorenstaande staat er niet aan in de weg dat de directeur ter bescherming van de belangen van anderen namen anonimiseert.’

Voor zover klager wil dat de directeur bekend maakt wie de medewerker is met het nummer van het betreffende verslag, wijst de beklagcommissie naar genoemde RSJ-uitspraak en stelt vast dat de directeur namen van betrokkenen mag anonimiseren in verband met de veiligheid van het personeel. Het is de directeur bekend wie onder welk nummer valt en heeft in het onderhavige geval ook contact gehad met de medewerker. Dit deel van het beklag is ongegrond.

  1. BESLISSING
    De beklagcommissie verklaart het beklag geheel ongegrond.


Deze uitspraak is gegeven door de beklagcommissie, bestaande uit mr. P.H. de Bruin, voorzitter, mr. T. Gümüş en mr. H.G. Vis, leden, in tegenwoordigheid van C. Groenewegen, secretaris, op 21 september 2022.