Opnieuw zoeken

Sla inhoud over

KC 2021/038

Datum uitspraak:
20/06/2021
Artikel:
50 en 51 Pbw
Samenvatting:
De klacht van klaagster bestaat uit verschillende onderdelen. Klaagster is op 12 april in een afzonderingscel geplaatst voor de duur van 14 dagen met cameratoezicht. Op 13 april wordt klaagster een beslissing uitgereikt van deze ordemaatregel. Op 14 april 2021 is de beslissing aan klaagster uitgereikt, waarin is besloten om klaagster met terugwerkende kracht tot 12 april 2021 een disciplinaire straf op te leggen van 7 dagen die ten uitvoer wordt gelegd in de strafcel. De ordemaatregel komt te vervallen naar aanleiding van het advies van de arts en psycholoog en de opgelegde straf komt daarvoor in de plaats. De beklagrechter overweegt dat er een rapport wordt opgemaakt nadat er een incident heeft plaatsgevonden. Naar aanleiding van het rapport kan de directeur beslissen of het rapport gevolgen heeft of niet. Dit dient zo spoedig mogelijk maar uiterlijk 24 uur nadat de directeur het rapport heeft ontvangen. Ofschoon de beklagrechter begrip heeft voor de bedoeling van de directeur, is de gevolgde werkwijze niet correct. De beslissing tot het opleggen van een disciplinaire straf met terugwerkende kracht is in strijd met de wet en kan daardoor niet in stand blijven. Omdat de gevolgen niet kunnen worden teruggedraaid, komt klaagster een tegemoetkoming toe van € 10,-- per dag dat zij ten onrechte in de strafcel heeft verbleven.
Uitspraak:

DE BEKLAGCOMMISSIE UIT DE COMMISSIE VAN TOEZICHT BIJ PI ZUID-OOST TER PEEL

Beslissing van de beklagcommissie uit de commissie van toezicht bij  PI Zuid-Oost, locatie Ter Peel, inzake het klaagschrift van:

[…], verder te noemen klager.

Het klaagschrift is gericht tegen de beslissing d.d. 12 april 2021 om in afzondering te plaatsen en een disciplinaire straf op te leggen.

Het hoofd van de inrichting heeft schriftelijk gereageerd en klager heeft van deze reactie kennis kunnen nemen.

De klacht is ter zitting van 11 mei 2021 in het bijzijn van klager, juridisch medewerker […] en de vestigingsdirecteur […].

In het kader van de behandeling van deze klacht heeft de beklagcommissie kennisgenomen van de volgende informatie:

  • Klaagschrift, ingekomen bij het secretariaat op 16 april 2021;
  • Directiecommentaar op het klaagschrift gedateerd en ingekomen bij het secretariaat op 23 april 2021;
  • Het verhandelde ter zitting van 11 mei 2021.


Standpunt klager
Klaagster heeft een rapport gekregen omdat zij vergeten was naar de arbeid te gegaan. Klaagster heeft een border-line stoornis. Als ze het moeilijk heeft of stress ervaart dan gooit ze met spullen. Ook nu heeft klaagster spullen in haar cel kapot gegooid. Zij heeft sorry gezegd. Vervolgens moest ze 14 dagen naar de isolatiecel.  Klaagster is het er niet mee eens dat haar een ordemaatregel is opgelegd en zij is het niet eens met het aantal dagen dat zij in de iso moet zitten.

Tijdens de mondelinge behandeling van het beklag heeft klaagster gemeld dat in de P.I. bekend is dat kampt met een borderline-stoornis. Men moet daarom meer tijd nemen om naar klaagster te luisteren. Het was niet nodig om haar in de iso te plaatsen. Nadat klaagster met spullen heeft gegooid, wordt zij altijd binnen een uur rustiger. Dat heeft ze thuis ook.
Klaagster heeft onder meer glas kapot gegooid en de magnetron. Het hele team is naar haar cel gekomen om haar naar de iso te brengen. Klaagster vindt de periode die ze in de iso zou moeten blijven veel te lang.
Het klopt dat de periode is verkort tot 7 dagen.
Klaagster vindt dat het rapport geen aanleiding hoefde te vormen tot het opleggen van een maatregel of straf. Klaagster vindt het leuk om te werken. Daarnaast heeft ze zich verontschuldigd ten opzichte van het personeel. Daar had men het bij kunnen laten.
Daarnaast vindt klaagster dat haar gezegd had moeten worden dat zij uit de iso kon komen als zij goed gedrag zou laten zien. Dat werkt positief. De dagen dat zij afgezonderd zat hebben haar geholpen om weer rustig te worden

Standpunt kliniek
Uit de klacht maakt de directeur op dat klaagster klaagt over een aan haar opgelegde ordemaatregel. Opgemerkt dient te worden dat klaagster in haar beklag spreekt over een ordemaatregel. Echter, dit betreft een disciplinaire straf van 14 april 2021. De ordemaatregel van 14 dagen, welke in eerste instantie is opgelegd om het gedrag van klaagster te monitoren, is omgezet naar een disciplinaire straf inhoudende 7 dagen in afzondering in een strafcel. De straf van 14 dagen, waar klaagster over klaagt, heeft zij derhalve niet in het geheel uit hoeven te zitten.

Nader onderzoek leert dat klaagster op 12 april 2021 een rapport opgelegd heeft gekregen naar aanleiding van werkweigering. Ten tijde van de afhandeling van het rapport door de directeur heeft klaagster zich jegens hem fysiek agressief gedragen. Klaagster heeft geprobeerd de papieren uit de handen van de directeur te trekken en heeft zich tevens verbaal agressief geuit. Nadat de celdeur van klaagster werd gesloten, heeft zij met een deel van haar cel inventaris gegooid. Als gevolg daarvan zijn een aantal voorwerpen kapotgegaan. Dit gedrag is onverenigbaar met de orde, rust en veiligheid in de inrichting en derhalve is in alle redelijkheid en billijkheid besloten aan klaagster conform artikel 50 jo. 51 van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) een disciplinaire straf op te leggen.

Verzocht wordt de klacht ongegrond te verklaren.

Tijdens de mondelinge behandeling van de klacht heeft de directeur gemeld dat klaagster een rapport had gekregen omdat ze te laat op de arbeid was verschenen. Hijzelf heeft het rapport afgehandeld. Toen hij bij klaagster kwam, was klaagster boos. Zij was op dat moment niet voor rede vatbaar. De meeste tijd gaat het goed met klaagster. Gelet op haar gedrag is een gedragsdeskundige geraadpleegd. De directeur heeft toen besloten klaagster de ordemaatregel op te leggen. Zij is dagelijks beoordeeld door de gedragsdeskundige en na enkele dagen is de ordemaatregel omgezet in een disciplinaire straf van 7 dagen. Er was sprake van excessief geweld en klaagster was niet voor rede vatbaar. Het kapot gooien van spullen is tegen de regels. 

De beoordeling
De klacht van klaagster bestaat uit verschillende onderdelen. Klaagster heeft in haar klaagschrift gesproken over een rapport en een opgelegde ordemaatregel van 14 dagen. Uit het verweer van de directie blijkt dat het zou gaan om een disciplinaire straf.

Het volgende staat vast.

  1. Klaagster heeft op 12 april 2021 een rapport gekregen om 14.00 uur omdat zij niet op tijd bij de arbeid aanwezig was.
  2. Klaagster heeft op 13 april 2021 een rapport gekregen omdat zij tijdens de afhandeling van het voornoemde rapport op 12 april 2021 om 16:30 uur agressief reageerde tegenover de directeur waarbij zij het rapport uit zijn handen trok en omdat zij spullen in haar cel kapot heeft gegooid. Klaagster werkte vervolgens niet mee met haar overplaatsing naar een isolatiecel.
  3. Op 13 april 2021 is een schaderapport opgemaakt van de spullen die kapot zijn.
  4. Klaagster is op 12 april 2021 om 16.45 uur in een afzonderingscel geplaatst voor de duur van 14 dagen met cameratoezicht. Op 13 april 2021 om 14.41 uur is aan klaagster een beslissing uitgereikt van een ordemaatregel tot plaatsing in de iso voor 14 dagen.
  5. Op 14 april 2021 om 16.00 uur is de beslissing aan klaagster uitgereikt, waarin is besloten om klaagster met terugwerkende kracht tot 12 april 2021 een disciplinaire straf op te leggen van 7 dagen die ten uitvoer wordt gelegd in de strafcel. De ordemaatregel komt te vervallen naar aanleiding van het advies van de arts en psycholoog en de opgelegde straf komt daarvoor in de plaats.

 
Omdat gebleken is dat er sprake is van een ordemaatregel en een disciplinaire straf is besloten om een extra klacht te registreren voor de ordemaatregel.

De beklagrechter overweegt dat er een rapport wordt opgemaakt nadat er een incident heeft plaatsgevonden. Naar aanleiding van het rapport kan de directeur beslissen of het rapport gevolgen heeft of niet. Dit dient zo spoedig mogelijk maar uiterlijk 24 uur nadat de directeur het rapport heeft ontvangen.
Het opmaken van een rapport is geen beslissing van de directeur waartegen beklag kan worden ingesteld. Voor zover het beklag zich daarop richt is het beklag niet-ontvankelijk.

Naar aanleiding van het rapport heeft de directeur tijdig een ordemaatregel opgelegd omdat het gedrag van klaagster (schreeuwen en slopen van voorwerpen op cel) vreemd is en zeer onvoorspelbaar. Daarnaast is cameratoezicht opgelegd. Het opleggen van deze ordemaatregel is naar het oordeel van de beklagrechter niet onredelijk of onbillijk, gelet op hetgeen is voorgevallen. Het is gebruikelijk dat een ordemaatregel voor maximaal 14 dagen wordt opgelegd. Dagelijks wordt bezien of de ordemaatregel nog noodzakelijk is gelet op het gedrag van klaagster.

Na twee dagen was het gedrag van klaagster voldoende verbeterd zodat de ordemaatregel niet langer hoefde door te gaan.
De directeur heeft vervolgens beslist dat de ordemaatregel werd vervangen door een disciplinaire straf die met terugwerkende kracht is ingegaan. Dat laatste is echter wettelijk niet toegestaan. De zorgvuldigheid vereist namelijk dat de directeur zo spoedig mogelijk nadat hem verslag is gedaan beslist over het opleggen van een disciplinaire straf en dat de afhandeling binnen 24 uur na het aanzeggen van het verslag plaatsvindt. 
De straf mag niet ingaan op een datum die ligt vóór de dag waarop de straf is opgelegd. Straffen met terugwerkende kracht is in strijd met de wet  .

Analoog aan de beslissing van de RSJ 06/1257/SGA van 18 mei 2006 is het wel mogelijk om onder gelijktijdige intrekking van het restant aantal dagen van de ordemaatregel, een disciplinaire straf te leggen van zeven dagen opsluiting in een strafcel. Echter in dit geval wordt dan niet voldaan aan de verplichting om binnen 24 uur na aanzegging van het verslag een beslissing te nemen om een disciplinaire straf op te leggen. Immers deze beslissing is pas genomen na 2 dagen. 

Ofschoon de beklagrechter begrip heeft voor de bedoeling van de directeur, is de gevolgde werkwijze niet correct. De beslissing tot het opleggen van een disciplinaire straf met terugwerkende kracht is in strijd met de wet en kan daardoor niet in stand blijven.
Klaagster heeft uiteindelijk 7 dagen in de strafcel verbleven. De beklagrechter gaat ervan uit dat na 2 dagen het cameratoezicht is opgeheven, omdat het de bedoeling was dat de ordemaatregel werd opgevolgd door een disciplinaire straf in de strafcel voor een periode van in totaal 7 dagen.
Een ordemaatregel mag echter niet langer voortduren dan noodzakelijk is. Op 14 april 2021 is bepaald, na overleg met de gedragsdeskundige en de arts, dat de ordemaatregel kon worden opgeheven. Dit houdt in dat klaagster 5 dagen zonder geldige titel in de strafcel heeft doorgebracht. Het beklag is daarom gegrond.

Omdat de gevolgen niet kunnen worden teruggedraaid, komt klaagster een tegemoetkoming toe van € 10,-- per dag dat zij ten onrechte in de strafcel heeft verbleven.


BESLISSING
.

De alleensprekende beklagrechter:

- verklaart het klaagschrift [...] gegrond;

- stelt een tegemoetkoming vast van € 50,--;

- verklaart het klaagschrift [...] voor wat betreft de oplegging en de duur van de ordemaatregel ongegrond en voor het overige niet ontvankelijk.


Deze uitspraak is gedaan op 20 mei 2021 door de alleensprekende beklagrechter, mr. P. van Blaricum, bijgestaan door de secretaris P. van Kaam-Wolfswinkel.