Opnieuw zoeken

Sla inhoud over

KC 2021/023

Datum uitspraak:
04/05/2021
Artikel:
42 en 60 Pbw
Samenvatting:
Klaagster beklaagt zich erover dat haar de toegang tot medische zorg is ontzegt. Zij had een afspraak met de psycholoog tijdens arbeidstijd, maar de arbeidsmedewerker heeft zonder klaagster in te lichten deze afspraak afgezegd. Klaagster stelt dat de psycholoog valt onder de medische dienst. De directie heeft aangegeven dat normaliter afspraken bij de medische dienst, op de afspraken met de arts na, worden ingepland buiten de uren dat klaagster aan het werk is. De psycholoog weet dat afspraken buiten arbeidstijd moeten worden gepland. De beklagcommissie stelt vast dat een psycholoog geen studie medicijnen afgerond en daarom geen arts is. Daarnaast betreft psychische zorg tweedelijns zorg. Een bezoek aan de psycholoog kan echter alleen plaatsvinden na doorverwijzing van de medische dienst, wat ook in klaagsters geval is gebeurd. Nu echter uit de overgelegde stukken niet is gebleken wanneer de afspraak plaatsvond en ook niet waarom deze al dan niet is doorgegaan, kan de beklagcommissie niet anders kan dan de klacht ongegrond verklaren. Indien en voor zover klaagster zich beklaagt over de wijze waarop de arbeidsmedewerker met haar omgaat, wordt dit beklag voor het overige niet-ontvankelijk verklaard omdat bejegening geen klachtwaardige beslissing betreft in de zin van artikel 60 Pbw.
Uitspraak:
De beklagcommissie van de Commissie van Toezicht bij Penitentiaire Inrichting Zuid-Oost, locatie Ter Peel.

Uitspraak naar aanlei­ding van het indienen van het klaagschrift van:

[…]
 
Klaagster zat in de Penitentiaire Inrichtingen (P.I.) Ter Peel toen zij haar beklag indiende.
 
De stukken
  • Een klaagschrift, gedateerd 17 november 2020, ontvangen door het secretariaat op 24 november 2020;

    Het secretariaat heeft deze klacht gevoegd in de zaken [1], [2], en [3] en niet onderkent dat klaagster niet alleen aanvullende informatie heeft toegezonden, maar eveneens een nieuwe klacht heeft willen indienen. Omdat klaagster op 20 november 2020 opnieuw heeft geklaagd over hetzelfde onderwerp en deze klacht is geregistreerd onder kenmerk [4] zullen de stukken bijeen worden gevoegd.

  • Een klaagschrift, gedateerd 20 november 2020, ontvangen door het secretariaat op 20 november 2020;
  • Een kopie van het verzoek van 20 november 2020 aan de voorzitter van de beroepscommissie van de Raad voor de Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ) met het verzoek de beslissing van de directeur te schorsen;
  • Een kopie van de uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ van 24 november 2020 waarin het verzoek is afgewezen (S-20/4759/SGA).
  • Schriftelijke inlichtingen en opmerkingen van de directie van genoemde inrichting, gedateerd 1 december 2020;
  • Een kopie van de brief van klaagster verzonden aan de voorzitter van eerdergenoemde beroepscommissie, waarin zij verder ingaat op haar beklag. Deze brief is op 3 december 2020 door het secretariaat ontvangen na doorzending door de RSJ.
De inhoud van voormelde stukken maakt onderdeel uit van deze uitspraak.
 
Op  8 december 2020 heeft de mondelinge behandeling van het beklag plaatsgevonden. Aanwezig waren
-        klaagster,
-        mr. A. de Korte (vestigingsdirecteur).
 
De raadsvrouw I.J.K. van der Meer, advocate te Haarlem is niet ter zitting verschenen.
 
Mevrouw I.C.P. van Kempen heeft klaagster in het kader van de bemiddeling gesproken. Desgevraagd hebben klaagster en de directeur verklaard geen bezwaar te hebben tegen de deelname van mevrouw Van Kempen als bijzitter van de beklagcommissie.
 
Al hetgeen tijdens de zitting naar voren is gebracht en is verklaard, is in deze beschikking zakelijk weergegeven, tenzij anders is vermeld.
 
Standpunt van klaagster en haar raadsvrouw
Klaagster had op 12 november 2020 een afspraak met de psycholoog. Zonder medeweten heeft de arbeidsmedewerker deze afspraak afgezegd. Ook eerdere afspraken met de arts, verpleegkundige en de fysiotherapeut zijn op deze manier afgezegd. Klaagster vindt dat er te weinig rekening wordt gehouden met haar gezondheid. In de huisregels staat vermeld dat medische afspraken tijdens het arbeidsblok mogelijk zijn. Er wordt in strijd gehandeld met de bepalingen van artikel 42, eerste lid van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw).
Klaagster verzoekt de beslissing van de directeur te vernietigen en binnen een week een nieuwe beslissing te laten nemen.
Naar aanleiding van het verweer van de directie heeft klaagster gesteld dat zij wel degelijk een afspraakbriefje heeft laten zien aan de arbeidsmedewerker voor de afspraak bij de psycholoog. Hij heeft hierop “vervallen” gezet.
Klaagster stelt dat de psycholoog valt onder de medische dienst. Een afspraak tijdens arbeidstijd zou dus mogelijk moeten zijn.
 
Anders dan de directie stelt is er geen nieuwe afspraak met de psycholoog ingepland.
 
Tijdens de mondelinge behandeling van het beklag heeft klaagster gesteld dat zij bij aanvang van de arbeid bij de arbeidsmedewerker heeft gemeld dat zij die middag een afspraak had met de psycholoog. In eerste instantie werd haar toegestaan om vanaf 15.00 uur de arbeidszaal te verlaten. Klaagster heeft hierna nogmaals gevraagd of ze weg mocht, maar toen heeft [A] gemeld dat ze niet mocht gaan en dat hij de afspraak met de psycholoog had afgezegd, omdat zij geen afspraak met de psycholoog mocht maken tijdens werktijd.
Omdat klaagster in staat wordt gesteld om online colleges te volgen tussen 15.00 en 18.00 uur en daarnaast nog werkt is er weinig ruimte om afspraken te plannen. Klaagster stelt dat de arbeidsmedewerker alleen bij haar afspraken afzegt, terwijl andere gedetineerden wel de arbeidszaal mogen verlaten.
Daarnaast bepaalt de medische dienst op welk tijdstip afspraken worden ingepland. Zij kan daar niets tegen inbrengen. Klaagster meldt ook dat zij niet weet dat afspraken met de psycholoog niet tijdens arbeidstijd kunnen. Dat is haar niet verteld.
 
Standpunt van de directie
Normaliter worden de afspraken bij de medische dienst, op de afspraken met de arts na, ingepland buiten de uren dat klaagster aan het werk is. De afspraak met klaagster was in dit geval in het arbeidsblok gepland, maar klaagster kon geen afsprakenbriefje overleggen aan de arbeidsmedewerker. De arbeidsmedewerker heeft zodoende besloten dat klaagster niet van de arbeidszaal te laten gaan. In de huisregels zijn de regels terug te vinden voor het bezoek aan de medische dienst.
Er is wel een nieuwe afspraak voor klaagster ingepland bij de psycholoog.
 
De directeur heeft aanvullend aangevoerd dat de psycholoog weet dat afspraken buiten arbeidstijd moeten worden gepland. De arbeidsmedewerker hoeft niet na te vragen of de afspraken desondanks door moeten gaan. Daarom is het ook van belang dat een gedetineerde het afsprakenbriefje meeneemt naar de arbeid.
 
Beoordeling
De beklagcommissie overweegt het volgende.
 
In artikel 60, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) staat vermeld dat een gedetineerde bij de beklagcommissie beklag kan doen over een door of namens de directeur genomen individuele beslissing.
 
De beklagcommissie overweegt dat de directeur op grond van artikel 42 derde lid, aanhef en onder a, en vierde lid, aanhef en onder a, Pbw er zorg voor draagt dat de aan de inrichting verbonden arts of diens vervanger regelmatig beschikbaar is voor het houden van een spreekuur en zorg draagt voor de verstrekking van de door de aan de inrichting verbonden arts of diens vervanger voorgeschreven medicijnen en diëten.
 
Klaagster heeft gesteld dat haar de toegang tot de psycholoog is ontzegd, doordat de arbeidsmedewerker haar afspraak met de psycholoog heeft afgezegd. Omdat klaagster klaagt over het niet naleven van de zorgplicht die de directeur op dit punt ten aanzien van klaagster heeft, kan klaagster in haar beklag worden ontvangen.
 
De vraag waar de beklagcommissie zich over dient te buigen is of klaagster tijdens de arbeid al dan niet naar een afspraak met de psycholoog mocht gaan.
 
Door de directeur is gesteld dat een gedetineerde tijdens de arbeidsuren de werkzaal niet mag verlaten.
In het arbeidsreglement P.I. Zuid-Oost, behorend bij bijlage 2 van de Huisregels staat vermeld dat de volgende uitzonderingen gelden om de werkzaal tussendoor te verlaten of afwezig te zijn (na toestemming van de werkmeester): transport, het strafproces, bezoek van een lid van de commissie van toezicht of beklagcommissie, gesprek met een advocaat, recherche of reclassering, bezoek aan medische specialisten en inrichtingsarts of als de directie dat bepaald heeft. Een bezoek aan de psycholoog staat hier niet (expliciet) bij vermeld.
De stelling van klaagster dat de psycholoog gelijk is gesteld met de inrichtingsarts wordt door de beklagcommissie niet gedeeld. Een psycholoog heeft immers geen studie medicijnen afgerond en is daarom geen arts. Daarnaast betreft psychische zorg tweedelijns zorg. Een bezoek aan de psycholoog kan alleen plaatsvinden na doorverwijzing van de medische dienst.
 
Het staat vast dat de medische dienst klaagster heeft doorverwezen naar de psycholoog.
Klaagster stelt dat zij op 12 november 2020 niet naar de psycholoog mocht. Ze heeft een bij haar brief van 3 december 2020 als bewijs de uitnodiging van de psycholoog meegezonden. Hierop staat vermeld dat klaagster op 11 november 2020 een afspraak met de psycholoog had. Naar zeggen van klaagster heeft de werkmeester hierop geschreven “vervallen in vrije blok”. De beklagcommissie merkt op dat er een verschil in datum zit. Hierdoor is het de beklagcommissie niet duidelijk of klaagster op 11 of 12 november 2020 of op beide dagen een afspraak had met de psycholoog, hoewel dat laatste onwaarschijnlijk is, gelet op de beperkte tijd die een psycholoog normaliter heeft om de diverse gedetineerden te kunnen spreken. Wel is duidelijk dat klaagster in het bezit was van een afsprakenbriefje. De beklagcommissie kan echter niet vaststellen wie de opmerking op het papiertje heeft gezet. De beklagcommissie geeft de directeur in overweging dat indien een dergelijke opmerking wordt gemaakt, deze in ieder geval dient te worden voorzien van een paraaf, dan wel de naam van degene die het opschrijft, zodat achteraf duidelijk is wie dit geschreven heeft.
 
De beklagcommissie stelt vast dat er onduidelijkheid is over de wijze waarop een en ander verlopen is. Klaagster voert aan dat zij op 12 november 2020 een afspraak had, die door de werkmeester geannuleerd is. De directie betwist dit. Uit de overgelegde stukken blijkt niet wanneer de afspraak plaatsvond en ook niet waarom deze al dan niet is doorgegaan. Dit betekent dat de beklagcommissie niet anders kan dan de klacht ongegrond verklaren. Klaagster krijgt geen gelijk.  
 
De beklagcommissie heeft overigens geen redenen om aan te nemen dat er geen nieuwe afspraak met klaagster is ingepland.
 
Verder is door de directie betwist dat er voortdurend afspraken van klaagster met de medische dienst door piw-ers dan wel arbeidsmedewerkers geannuleerd worden. Dit is de beklagcommissie dan ook niet gebleken. Indien klaagster tegen dit probleem blijft aanlopen, adviseert de beklagcommissie klaagster dit goed bij te houden en hier onmiddellijk melding van te maken bij de maandcommissaris. Dit is mogelijk door een klacht- dan wel grievenformulier in te dienen. De maandcommissaris – of in het geval van een klacht de beklagcommissie – kan dit dan nader onderzoeken.
 
Indien en voor zover klaagster verder klaagt over de wijze waarop de arbeidsmedewerker met haar omgaat overweegt de beklagcommissie het volgende.
 
Ingevolge artikel 60, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) kan een gedetineerde bij de beklagcommissie een beklag doen over een door of namens de directeur genomen individuele beslissing.
De wijze waarop klaagster door personeel wordt bejegend, betreft geen beslissing als bedoeld in de wet.
Dit kan anders zijn als het gedrag van één of meer personeelsleden bijvoorbeeld een stelselmatige onheuse bejegening of discriminatie van een gedetineerde inhouden en de directie hier geen actie op onderneemt. Hiervoor zijn geen aanwijzingen. De beklagcommissie zal derhalve het beklag op dit punt niet-ontvankelijk verklaren. Ook hierbij adviseert de beklagcommissie klaagster om – wanneer de door haar gestelde onheuse bejegeningen aanhouden – hier melding van te maken door het indienen van een klacht- of grievenformulier.
 
De beklagcommissie ziet in deze klacht wel aanleiding om ten overvloede nog het volgende te overwegen.
 
De beklagcommissie begrijpt dat afspraken met een psycholoog zo veel mogelijk moeten worden ingepland buiten arbeidstijd. De beklagcommissie is echter van oordeel dat indien een afspraak met de psycholoog toch is ingepland in werktijd, het niet aan de werkmeester is om de afspraak al dan niet door te laten gaan. De gedetineerde dient dan wel een afsprakenbriefje te laten zien bij aanvang van de werktijd. Het belang van de gedetineerde weegt in dat geval zwaarder dan het belang van de inrichting. Immers, als de psychische gezondheid van klaagster goed is, komt dat ook ten goede aan de orde, rust en veiligheid in de inrichting.
 
Ook in dit geval geeft de commissie de directie in overweging de huisregels op dit punt te verduidelijken. Thans is voor een gedetineerde niet duidelijk welke personen behorende tot de medische dienst onder de term “inrichtingsarts of medisch specialisten” vallen. Dit schept verwarring. Bovendien is de commissie niet geheel duidelijk hoe afspraken bij een psycholoog of andere tweedelijnszorg gepland worden. Wanneer deze personen zelf de afspraak plannen, kan een gedetineerde geen verwijt gemaakt worden dat tijdens arbeid de tweedelijnszorg bezocht wordt.
 
Beslissing
De beklagcommissie verklaart het klaagschrift ongegrond voor wat betreft de toegang tot de psycholoog en niet-ontvankelijk voor het overige.
 
Deze uitspraak is gedaan op 6 januari 2021 door de beklagcommissie: mr. A.J.D.D. Burhenne, plv. voorzitter, mw. I.C.P. van Kempen en dhr. T.H. Bergmans, leden, in tegenwoordigheid van P. van Kaam-Wolfswinkel, secretaris.