Opnieuw zoeken

Sla inhoud over

KC 2020/029

Datum uitspraak:
08/09/2020
Artikel:
Artt. 50 en 51 Pbw
Samenvatting:
Het klaagschrift is gericht tegen een disciplinaire straf opgelegd aan klager wegens fysieke en verbale agressie jegens het personeel. Dit gedrag was volgens klager een reactie op een disproportioneel hardhandige en gewelddadige aanpak door het personeel. De raadsman van klager heeft de directeur verzocht camerabeelden van het incident te tonen. De directeur heeft dit geweigerd en stelt dat een uitschrijving van deze beelden volstaat. De beklagcommissie oordeelt in een tussenuitspraak dat de uitschrijving van de beelden in deze zaak onvoldoende nauwkeurig is om een oordeel te kunnen vellen: zij houdt de klacht aan en draagt de directeur op de camerabeelden te tonen aan de beklagcommissie, de secretaris, klager en zijn raadsman. De directeur weigert de camerabeelden te tonen aan klager en zijn raadsman om de privacy van de personen op de beelden te beschermen. De beklagcommissie oordeelt in de einduitspraak dat dit beroep op privacy niet opgaat. Bovendien druist de weigering in tegen algemene beginselen van behoorlijke rechtspraak, waaronder het openbaarheidsbeginsel. De beklagcommissie ziet zich daarom genoodzaakt de zaak te beoordelen aan de hand van de thans beschikbare (schriftelijke) stukken. Op grond hiervan kan klagers stelling dat er excessief geweld jegens hem is toegepast niet uitgesloten kan worden. De beklagcommissie gaat daarom uit van de juistheid hiervan, verklaart het beklag gegrond en kent klager een tegemoetkoming van €140 toe.
Uitspraak:

De beklagcommissie van de commissie van toezicht bij de Penitentiaire Inrichtingen Zuid-Oost, locatie Roermond


TUSSENUITSRPAAK

In het klaagschrift van:


[…], hierna te noemen klager.


Klager zat toen hij het klaagschrift indiende in de Penitentiaire Inrichting (P.I.) te Roermond.

De stukken

  • Een e-mail bericht van 6 januari 2020 van mr. H.M.W. Daamen, advocaat te Maastricht klaagschrift van 6 januari 2020, waarin hij namens klager erover klaagt dat deze een disciplinaire straf is opgelegd.
  • Een kopie van het e-mail bericht van 6 januari 2020 dat de raadsman van klager heeft verzonden aan de voorzitter van de beroepscommissie van de Raad voor de Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ) met het verzoek de tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur te schorsen.
  • Een afschrift van de uitspraak van voornoemde voorzitter van 9 januari 2020, waarbij het verzoek is afgewezen (S-20/2810/SGA).
  • Schriftelijke inlichtingen en opmerkingen van de directie, gedateerd 15 januari 2020, ontvangen op 16 januari 2020. De inhoud staat hieronder bij het standpunt van de directie weergegeven. Als bijlagen zijn bijgevoegd:

        - het schriftelijk verslag van 5 januari 2020 van rapporteur Janssen,

        - disciplinaire straf van 5 januari 2020,

         - de uitgeschreven camerabeelden van het incident van 5 januari 2020 waar klager bij betrokken was en

         -  de selectiebeslissing van 8 januari 2020.

  • Het proces-verbaal van rogatoir horen van 19 februari 2020 door de voorzitter van de beklagcommissie bij de P.I. Krimpen aan den IJssel, ontvangen 11 maart 2020.
  • Een e-mail bericht van 19 februari 2020 van het secretariaat van de CvT bij de P.I. Krimpen aan den IJssel met een schriftelijk verzoek van de raadsman van klager om de camerabeelden veilig te stellen.
  • Een e-mail bericht van 12 mei 2020 namens de directie naar aanleiding van het proces-verbaal. (In verband met de uitbraak van het Covid-19 virus is het proces-verbaal op 8 mei 2020 verzonden aan de directie).
  • Een e-mail bericht van 16 juni 2020 van de raadsman met het verzoek de klacht alsnog mondeling te behandelen en de camerabeelden beschikbaar te stellen.
  • Een e-mail bericht van 6 augustus 2020 van de directeur waarin wordt gemeld dat de camerabeelden niet beschikbaar worden gesteld.


De inhoud van deze stukken maakt onderdeel uit van deze uitspraak.


Bij de mondelinge behandeling van het klaagschrift op 17 augustus 2020 heeft de beklagcommissie klager, zijn advocaat en namens de directie de heer R. Platzbeecker, plaatsvervangend vestigingsdirecteur, en mevrouw K. Eikholt, juridisch medewerker, gehoord.


Klager was daags voor de mondelinge behandeling in vrijheid gesteld en kon daardoor aanwezig zijn bij de mondelinge behandeling.


Op 19 augustus 2020 is op eigen initiatief van de directie een nieuw verslag van de camerabeelden van het gebeuren verzonden.

Standpunt van klager en zijn raadsman

Klager stelt dat hij onterecht een disciplinaire straf opgelegd heeft gekregen, te weten veertien dagen opsluiting in een strafcel met ingang van 5 januari 2020 wegens fysieke en verbale agressie jegens personeel. Klager was boos nadat zijn cel voor een tweede keer geïnspecteerd was. Er was geen contrabande aangetroffen.

Klager uitte zijn onvrede over de gang van zaken richting personeel en medegedetineerden. Hierbij werd klager zonder dat er aanleiding voor was door vier of vijf personeelsleden hardhandig aangepakt om hem in te sluiten. Zo werd ondermeer zijn keel dichtgeknepen. Daarop heeft hij in een reflex met zijn arm een zwaaiende beweging naar achteren gemaakt, waardoor de bril van piw-er […] is gevallen. Klager is door deze piw-er twee keer hard met zijn hoofd tegen de grond is geslagen, terwijl klager geen kant op kon. Dit geweld was disproportioneel. Klager stelt dat deze piw-er hem heeft geprovoceerd en beledigd, vanaf het moment dat hij in de P.I. Roermond is binnengekomen. Klager is door de dokter gezien in verband met zijn verwondingen. Klager wil aangifte doen van mishandeling.


Klager vindt dat hij geen straf verdiend heeft en dat de opgelegde straf te hoog is.


De directeur moet klager horen, voordat hij beslist tot het opleggen van een straf en/of voordat de gedetineerde 15 uur is afgezonderd. Klager stelt dat hij te laat is gehoord.


Klager verzoekt de klacht gegrond te verklaren en een tegemoetkoming vast te stellen van € 10,00 per dag dat hij ten onrechte afgezonderd is geweest. 


Tijdens het rogatoir horen heeft klager het volgende verklaard.

Klager stelt dat hij als magere man geen drie personeelsleden tegelijkertijd kan verwonden. Zijn cel was tijdens het luchten helemaal overhoop gehaald. Klager knapte en was boos. Als het personeel een vermoeden had dat er contrabande in zijn cel lag, hadden ze klager apart moeten houden en dan de celinspectie moeten doen. Het personeel was hem zat. Een personeelslid waar klager al langer problemen mee had sprak hem aan dat hij er klaar mee was. Hij heeft klager een keer geduwd, bedreigd en beledigd. Klager wilde niets met hem te maken hebben. Hij pakte klager vast en klager draaide zich om. Klager wilde zijn spullen pakken. Hij werd bij zijn nek gepakt. Klager flipte. Hij duwde een hand in het gezicht van het personeelslid, waarbij diens bril viel. Hierna is hij hardhandig vastgepakt. Hij lag op de grond en kreeg geen lucht. Toen hij dat vertelde zei dat personeelslid ”Goed zo, zo moet het”. Hij pakte vervolgens klagers hoofd en sloeg het twee keer op de grond. Hij duwde klagers hoofd heel hard naar beneden. Klager hield er een dikke bult aan over in zijn gezicht. Klager heeft zelf geen aangifte gedaan. Voor zover hem bekend is er ook geen aangifte gedaan door de P.I.

 
De raadsman heeft tijdens het rogatoir horen nogmaals een verzoek gedaan om de camerabeelden te zien. In de beschrijving van de beelden is de worsteling zeer summier beschreven. Klager is ervan overtuigd dat de beelden zijn verhaal bevestigen. De raadsman wijst op artikel 3 van het EVRM. Indien geweld wordt toegepast door personeel van de P.I. moet dit tot op de bodem worden uitgezocht.


Het formele punt in het klaagschrift wordt niet gehandhaafd.


Tijdens de mondelinge behandeling van de klacht heeft klager verklaard dat hij de camerabeelden niet zelf heeft gezien. Hij kreeg een omschrijving van de beelden te horen van de directeur. Hij vindt het verhaal van de directie erg wazig. De raadsman stelt zich op het standpunt dat de uitschrijving van de camerabeelden onvoldoende is. Negenennegentig procent gaat over de aanleiding, maar over de wijze waarop het geweld is toegepast wordt nauwelijks iets gezegd. Hij heeft tot vier keer toe schriftelijk verzocht om de camerabeelden te mogen bekijken. Deze zijn blijkbaar wel aanwezig, maar de directeur wil geen medewerking verlenen om de beelden te zien. Het gaat hier om excessief geweld ten opzichte van zijn cliënt. Hij wijst op artikel 3 van het EVRM en de vaste jurisprudentie, expliciet de uitspraak Bouyid vs België, 23380/09 van 28 september 2015, blz. 83. Het EHRM benadrukt dat, indien een individu van zijn vrijheid beroofd is of anderszins in aanraking komt met wetshandhavers, het gebruik van fysiek geweld dat niet strikt noodzakelijk is als gevolg van de eigen gedragingen van het individu in beginsel een inbreuk oplevert op de rechten onder art. 3 EVRM en dat de bewijslast ligt bij de partij onder wiens verantwoordelijkheid van de persoon valt.


Nu de directie geen openheid wenst te geven, wekt dat de suggestie dat de directie iets onder het tapijt wil vegen. Het is niet duidelijk wat er over en weer is gebeurd. Is het dan redelijk en billijk om klager een disciplinaire straf op te leggen? Uit het rapport is niet op te maken wat klager heeft gedaan en wat hem is aangedaan. Zo is niet duidelijk wat wordt verstaan onder: “onder controle brengen”.

De advocaat wil graag de beelden zelf zien, zodat hij kan beoordelen wat er daadwerkelijk is gebeurd.

Standpunt van de directie

Klager heeft de orde, rust en veiligheid in de P.l. Roermond met zijn gedrag ernstig verstoord.

Klager heeft zich jegens personeel ernstig verbaal en fysiek agressief gedragen hetgeen in de P.l. Roermond absoluut niet wordt getolereerd.

Bedreigen en fysiek agressief gedrag jegens personeel is strafbaar gedrag en derhalve kon aan klager een disciplinaire straf worden opgelegd.

Voor het fysiek agressieve gedrag waarbij drie medewerkers zijn beschadigd is aangifte gedaan.

Vanwege voornoemd feitelijk gedrag is klager gesanctioneerd conform artikel 50 jo. 51 van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw).


Verzocht wordt de klacht ongegrond te verklaren nu niet gesteld kan worden dat voornoemde

beslissing onredelijk kan worden geacht.


Het proces-verbaal van rogatoir horen leidt niet tot aanvullend verweer.


Tijdens de mondelinge behandeling van het beklag heeft de directeur verklaard dat de camerabeelden wel aanwezig zijn, maar niet worden getoond in verband met de privacy van de andere gedetineerden en de personeelsleden die op beelden staan. De directeur kan geen juridische grondslag noemen waarop dit standpunt is gebaseerd.
De directie geeft aan dat zij eerder met de RSJ een discussie heeft gehad over het bewaren van de camerabeelden. De RSJ heeft toen beslist dat het uitschrijven van de beelden voldoende was en dat de camerabeelden niet hoefden te worden getoond.


De camerabeelden worden gebruikt om te zien wat er is gebeurd in het geval van een incident met gedetineerden of om te zien of het eigen personeel eventueel fouten heeft gemaakt. Het niet tonen van de beelden heeft niets te maken met de wens iets te verdoezelen. Het merendeel van de directeuren van een P.I. zal niet meewerken aan het tonen van camerabeelden.


Naar aanleiding van de vraag van de voorzitter over de aantekeningen die behoren bij het horen van klager voorafgaande aan het opleggen van de straf, kan de directeur niet aangeven welk gedeelte van het verhaal van klager door de beelden niet “helemaal” wordt ondersteund of wat hiermee wordt bedoeld. Kennelijk waren de beelden voldoende duidelijk om klager de maximale straf op te leggen van 14 dagen afzondering. De reactie van het personeel op het handelen van klager heeft geen aanleiding gegeven om de hoogte van de straf te matigen.

Beoordeling

Klager wordt verweten ernstig verbaal en fysiek agressief gedrag te hebben getoond tegenover enkele personeelsleden. Uit het rapport van 5 januari 2020 blijkt dat klager geagiteerd was over het feit dat er een inspectie had plaatsgevonden van zijn cel. Klager werd op zijn gedrag aangesproken, maar klager bleef schelden. Daarop is besloten om klager achter de deur te plaatsen. Klager is verteld dat de verbale agressieve houding hiervan de reden was. In eerste instantie liep klager zonder problemen mee, maar op enig moment bedacht hij zich en keerde zich tegen het personeel, waarbij een bril van een van de personeelsleden van zijn gezicht werd geslagen. Klager liet zich niet onder controle brengen en eenmaal op de grond bleef klager verbaal dreigen naar het personeel toe. Ook tijdens de verplaatsing naar de afzonderingscel werkte klager niet mee. Drie personeelsleden hebben verwondingen opgelopen.


De beklagcommissie stelt vast dat klager hier een ander verhaal tegenover stelt. Hij erkent dat hij geïrriteerd was vanwege de celinspectie, maar stelt dat hij als eerste bij de keel werd gepakt, waarop hij in een reflex heeft gereageerd. Klager stelt voorts dat er disproportioneel geweld tegen hem is gebruikt door het personeel, waardoor hij verwondingen heeft opgelopen. Om dit aan te tonen wil klager de camerabeelden zien.


De commissie wijst in dit kader naar de uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ met kenmerk R 767, van 5 november 2018. Hierin wordt het belang van het bewaren van camerabeelden voor lopende beklag- en beroepsprocedures benadrukt, temeer als de verweten gedragingen worden ontkend en de beelden (mede) ten grondslag liggen aan de oplegging van de disciplinaire straf. In deze zaak ontkent klager de gedragingen en hebben de beelden mede ten grondslag gelegen aan de oplegging van de disciplinaire straf.


De directie heeft laten weten de camerabeelden niet ter beschikking te zullen stellen, omdat het tonen van de camerabeelden een schending oplevert van de privacy van mede-gedetineerden en personeel Deze stelling is in zijn geheel niet onderbouwd. De beklagcommissie kan deze stelling ook niet volgen. De beklagzitting is immers besloten en de camerabeelden zijn slechts op locatie te zien, zo heeft de directeur tijdens de mondelinge behandeling gesteld. Enige persoonsgegevens van degenen die op de beelden staan worden met het tonen van de beelden niet verstrekt.


De directie stelt zich voorts op het standpunt dat het uitschrijven van de camerabeelden voldoende is.
De beklagcommissie onderschrijft dat in zijn algemeenheid geldt dat het feitelijk en nauwkeurig uitschrijven van de camerabeelden in de meeste gevallen voldoende zal zijn, zodat het niet nodig is om de camerabeelden te bekijken.


In dit geval is de beklagcommissie echter van oordeel dat de beelden onvoldoende feitelijk en nauwkeurig zijn uitgeschreven. In de beschrijving van de teamleider beveiliging die als bijlage is gevoegd bij het verweer van 15 januari 2020 staat enkel “Betrokkene wordt aangesproken op zijn gedrag en het lijkt er op dat hij met de collegae mee de keuken uit loopt, maar plots draait hij zich om waarna het escaleert. Hij werkt niet meer mee en er ontstaat een worsteling met het personeel waarin betrokkene naar de grond wordt gewerkt. Er komen om 15.26 collegae te hulp die op het gemaakte alarm af komen. Om 15.31 uur wordt betrokkene na een veiligheidsfouillering afgevoerd richting de ISO afdeling.” Met name de escalatie wordt niet nader uiteengezet en er staat in zijn geheel niet omschreven wie wat doet. Evenmin is duidelijk op welke wijze klager weigert mee te werken aan zijn overplaatsing naar de iso-afdeling en wat wordt bedoeld een “worsteling”; ook hier is niet duidelijk wie wat doet. Ook de nadere omschrijving, die de directie na de zitting heeft laten opmaken, en die op 19 augustus 2020 is ontvangen, voldoet naar het oordeel van de beklagcommissie nog steeds niet. Hierin staat immers: “15.25.45 Dit is het moment waarop het personeel uit de Teamkamer komt en in de richting van de keuken loopt. In de aanloop naar de keuken is duidelijk te zien dat de collegae betrokkene aanspreken. Hij loopt naar het keukenblok, er lopen 2 collegae meteen naar hem toe en spreken hem aan en maken gebaren om mee te komen. Hij loopt mee richting de uitgang van de keuken maar blijft in de deuropening plots stilstaan. Betrokkene wil terug de keuken inlopen maar de collegae houden betrokkene tegen. Hij begint zich te verzetten waarop de collegae moeten ingrijpen, ze krijgen hem voor de deur van de Teamkamer op de grond onder controle. Hier word betrokkene ook meteen afgeboeid. Om 15.26.45 komen collegae te hulp die reageren op het gemaakte alarm en beginnen meteen de hele afdeling in te sluiten. Om 15.31.12 uur wordt betrokkene na een veiligheidsfouillering afgevoerd richting de ISO afdeling”. Naar het oordeel van de beklagcommissie blijkt hieruit nog steeds niet wat er nu precies gebeurd is en wie wat heeft gedaan. Daarbij komt nog de cryptische aantekening die is gemaakt bij het horen van klager door de directeur, waarbij staat vermeld “hem geconfronteerd met de camerabeelden welke het verhaal niet (helemaal) ondersteunen” De beklagcommissie is daarom van oordeel dat zij op dit moment onvoldoende is voorgelicht om op basis van de thans overgelegde gegevens en verklaringen een beslissing te nemen. Zij houdt daarom de beslissing aan voor onbepaalde tijd met de opdracht aan de directie om de camerabeelden alsnog te laten zien aan de beklagcommissie, klager en diens raadsman. De directie dient hiertoe binnen twee weken na verzending van deze tussenuitspraak een afspraak te maken met partijen.

BESLISSING

De beklagcommissie houdt de behandeling van de klacht voor onbepaalde tijd aan en draagt de directie op met partijen binnen 14 dagen na dagtekening van deze tussenuitspraak een afspraak in te plannen om de camerabeelden te tonen aan de beklagcommissie, klager en diens raadsman. 


Aldus gegeven op  26 augustus 2020 door de beklagcommissie, samengesteld uit mr. S.A.M.C. van de Winkel, voorzitter, A.C.H.I. Leenaers en C.G.M.M. Bakker als leden, bijgestaan door de secretaris P. van Kaam-Wolfswinkel.



De beklagcommissie van de commissie van toezicht bij de Penitentiaire Inrichtingen Zuid-Oost, locatie Roermond

EINDUITSRPAAK

In het klaagschrift van:


[…], hierna te noemen klager.


Klager zat toen hij het klaagschrift indiende in de Penitentiaire Inrichting (P.I.) te Roermond.

De stukken

  • De tussenuitspraak verzonden op 26 augustus 2020.
  • Een e-mail bericht van 26 augustus 2020 van de directeur naar aanleiding van de tussenbeslissing, met als inhoud:
    “Na directie overleg willen zij het voorstel doen om de betreffende camerabeelden te tonen aan de voorzitter en secretaris van de beklagcommissie. Zodat zij een goed beeld kunnen vormen wat er daadwerkelijk is voorgevallen. In verband met de privacy van bijvoorbeeld het personeel dat op de beelden te zien is wil de directie de beelden niet delen met advocaat en zijn cliënt.
    Ik hoop dat er van uw kant akkoord gegaan kan worden met dit voorstel, mochten er nog vragen zijn dan hoor ik het graag.”


De inhoud van deze stukken maakt onderdeel uit van deze uitspraak.


Gelet op de inhoud van het e-mail bericht van de directeur zal de beklagcommissie thans op basis van de haar voorgelegde stukken en standpunten beslissen op het beklag.

Beoordeling
Klager wordt verweten ernstig verbaal en fysiek agressief gedrag te hebben getoond tegenover enkele personeelsleden. Uit het rapport van 5 januari 2020 blijkt dat klager geagiteerd was over het feit dat er een inspectie had plaatsgevonden van zijn cel. Klager werd op zijn gedrag aangesproken, maar klager bleef schelden. Daarop is besloten om klager achter de deur te plaatsen. Klager is verteld dat de verbale agressieve houding hiervan de reden was. In eerste instantie liep klager zonder problemen mee, maar op enig moment bedacht hij zich en keerde zich tegen het personeel, waarbij een bril van een van de personeelsleden van zijn gezicht werd geslagen. Klager liet zich niet onder controle brengen en eenmaal op de grond bleef klager verbaal dreigen naar het personeel toe. Ook tijdens de verplaatsing naar de afzonderingscel werkte klager niet mee. Drie personeelsleden hebben verwondingen opgelopen.


Klager stelt hier een ander verhaal tegenover stelt. Hij erkent dat hij geïrriteerd was vanwege de celinspectie, maar stelt dat hij als eerste bij de keel werd gepakt, waarop hij in een reflex heeft gereageerd. Klager stelt voorts dat er disproportioneel geweld tegen hem is gebruikt door het personeel, waardoor hij verwondingen heeft opgelopen. 


Het incident is vastgelegd op camerabeelden. In de tussenuitspraak heeft de beklagcommissie al gemeld dat zij de beschrijving van deze camerabeelden te summier vindt. Ook de nadere beschrijving die op 19 augustus 2020 is ontvangen is als te summier beoordeeld. De beklagcommissie heeft daarom in de tussenuitspraak de behandeling van de klacht voor onbepaalde tijd aangehouden en heeft de directie opgedragen met partijen binnen 14 dagen na dagtekening van de tussenuitspraak een afspraak in te plannen om de camerabeelden te tonen aan de beklagcommissie, klager en diens raadsman.


Uit het e-mailbericht van 26 augustus 2020 blijkt dat de directie de beelden niet wil delen met klager en diens raadsman in verband met de privacy van bijvoorbeeld het personeel dat op de beelden te zien is. De directie doet het voorstel om de camerabeelden alleen aan de voorzitter en de secretaris van de beklagcommissie te tonen.

Zoals reeds is overwogen in de tussenuitspraak is de beklagcommissie van oordeel dat het (wederom niet onderbouwde) beroep op de privacy niet opgaat.


Nog belangrijker is dat het voorstel van de directie indruist tegen de algemene beginselen van behoorlijke rechtspraak, in het bijzonder het openbaarheidsbeginsel. Dit houdt in dat de samenleving de rechtsgang kan controleren (externe openbaarheidsbeginsel) én de garantie dat alle betrokkenen inzage hebben in alle stukken (interne recht op openbaarheid). Er zijn weliswaar uitzonderingen mogelijk op dit beginsel, maar dan gaat het om evident vertrouwelijke stukken (bijvoorbeeld vertrouwelijke informatie van de AIVD of een psychologische rapportage van een betrokkene) en de beklagcommissie stelt vast dat dat hier niet aan de orde is.


Nu de directie de camerabeelden niet aan alle betrokkenen wil laten zien, ziet de beklagcommissie zich genoodzaakt om de zaak te beoordelen aan de hand van de thans beschikbare (schriftelijke) stukken.


De beklagcommissie stelt vast dat op basis van het rapport van 5 januari 2020 vastgesteld kan worden dat klager zich op 5 januari 2020 verbaal en fysiek agressief heeft gedragen richting het personeel van de PI. Klager heeft tijdens het rogatoir horen ook erkend dat hij helemaal “flipte” en zijn hand in het gezicht van een bewaarder heeft geduwd, waardoor de bril van het gezicht van de bewaarder viel. Klager heeft door dit gedrag de orde en veiligheid in de inrichting in gevaar gebracht. Uit het schriftelijke verslag blijkt bovendien dat bij het onder controle brengen van klager meerdere personeelsleden verwondingen hebben opgelopen. Gelet hierop is de beslissing van de directeur om klager een disciplinaire straf op te leggen van 14 dagen opsluiting in een strafcel in beginsel niet onredelijk of onbillijk.


Klager heeft echter gesteld dat er door het personeel excessief geweld is toegepast tegen hem, waarbij hij een dik oog heeft opgelopen. Dat klager verwondingen in zijn gezicht had en door een inrichtingsarts is gezien wordt door de directie niet betwist. Wel betwist de directie dat het personeel onjuist zou hebben gehandeld en verwijst daarbij naar de beschrijving van de camerabeelden.
Echter uit de beschrijving van de camerabeelden blijkt in het geheel niet wat er zich nu precies heeft voorgedaan en wie wat heeft gedaan. Ook uit de nadere omschrijving blijkt dit niet. De beklagcommissie is dan ook van oordeel dat de stelling van klager dat er excessief geweld jegens hem is toegepast op basis van de beschikbare gegevens niet uitgesloten kan worden, zodat de beklagcommissie uit zal moeten gaan van de juistheid van deze stelling.


Gelet hierop is er reden om de duur van de disciplinaire straf te matigen. Nu de mate van het excessieve geweld niet is vast te stellen, zal de beklagcommissie de duur van de disciplinaire straf tot het maximum matigen met 14 dagen.


Dit brengt met zich dat klager 14 dagen ten onrechte in een strafcel heeft verbleven en hem komt een tegemoetkoming toe van € 10,-- per dag. Klager heeft daarom recht op een totale tegemoetkoming van € 140,--.

BESLISSING

De beklagcommissie:

  • verklaart de oplegging van de disciplinaire straf gegrond;
  • matigt de duur van de disciplinaire straf met 14 dagen;
  • stelt een tegemoetkoming vast van in totaal € 140,--.


Aldus gegeven op 8 september 2020 door de beklagcommissie, samengesteld uit S.A.M.C. van de Winkel, voorzitter, A.C.H.I. Leenaers en C.G.M.M. Bakker als leden, bijgestaan door de secretaris P. van Kaam-Wolfswinkel.