KC 2019/023
- Datum uitspraak:
- 28/06/2019
- Artikel:
- 49, 47 lid 1 Pbw
- Samenvatting:
- Klager beklaagt zich over het hem niet bieden van de gelegenheid voor een dagelijks verblijf in de buitenlucht gedurende één uur. Indien een gedetineerde ervoor kiest om hele dagen deel te nemen aan de arbeid, wordt hem in de betreffende inrichting geen mogelijkheid (meer) geboden om gebruik te maken van een luchtmoment. De beklagrechter overweegt dat de in artikel 49 lid 3 Pbw opgenomen bepaling een fundamentele norm bevat. Het fundamentele karakter van die norm maakt dat terughoudendheid geboden is bij de mogelijkheid afstand van het recht op verblijf in de buitenlucht te doen dan wel aan te nemen dat afstand van dat recht is of wordt gedaan. De beklagrechter is van oordeel dat aan de gedetineerde die van de mogelijkheid gebruik maakt om hele dagen te werken, gelegenheid moeten worden geboden tot verblijf in de buitenlucht als bedoeld in artikel 49 lid 3 Pbw. Dit artikel bevat immers een norm die geen uitzondering toelaat. Nu die mogelijkheid niet is geboden, zal het beklag gegrond worden verklaard. De beklagrechter gaat er vanuit dat klager eenmalig het luchtmoment heeft moeten missen. De hoogte van de tegemoetkoming wordt derhalve vastgesteld op € 5,=.
- Uitspraak:
COMMISSIE VAN TOEZICHT
De alleensprekende beklagrechter heeft kennisgenomen van de stukken in de beklagzaak van klager:
- een klaagschrift van 28 juni 2019;
- het schriftelijke directiecommentaar van 2 augustus 2019.
De inhoud van genoemde stukken dient als hier ingevoegd te worden beschouwd.
Het klaagschrift is behandeld tijdens de beklagzitting van 21 augustus 2019, waarbij namens de inrichting […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur, en […], juridisch medewerker, zijn gehoord.
Hoewel klager op behoorlijke wijze is opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen. De raadsvrouw van klager, […], heeft op 21 augustus 2019 laten weten dat zij niet aanwezig zal zijn ter zitting.
De standpunten van klager en directie, zoals die uit de stukken blijken en ter zitting zijn verwoord, luiden als volgt.
Standpunt klager
Klager klaagt erover dat hij niet in de gelegenheid wordt gesteld om te luchten als hij hele dagen werkt. Wettelijk is bepaald dat een gedetineerde recht heeft op één uur luchten per dag. Ook kan klager niet langer deelnemen aan andere activiteiten, zoals bezoek, advocatenbezoek en sport, maar luchten vindt hij het belangrijkst. Klager leeft van de 30 euro die hij per week met de arbeid verdient, maar hij wil ook een uur per dag kunnen luchten. Hij heeft het geld hard nodig; hij wordt gedwongen om een keuze te maken tussen eten en luchten.
Standpunt directie
De directie heeft zich op het standpunt gesteld dat elke gedetineerde het recht of de plicht heeft om één dagdeel arbeid te verrichten. Uiteraard heeft iedere gedetineerde tevens recht op bepaalde activiteiten. Deze activiteiten worden dan ook buiten de arbeidsblokken gepland. Indien een gedetineerde de keuze maakt om een extra dagdeel te willen werken, is het gevolg daarvan dat dit ten koste gaat van zijn activiteiten op de leefafdeling. Indien een gedetineerde kenbaar maakt dat hij graag hele dagen wil werken (dus twee arbeidsblokken per dag), wordt op het moment dat de gedetineerde wil luchten of wil deelnemen aan andere activiteiten op zijn leefafdeling door de arbeid aangegeven dat hij dat blok op de leefafdeling blijft en dus geen hele dag werkt.
De redenen die hieraan ten grondslag liggen zijn de volgende. Voor de arbeid is het administratief erg intensief om steeds wanneer een gedetineerde tijdens de arbeid naar zijn afdeling gaat om deel te nemen aan een activiteit, dit te registreren als arbeidsdoorbreking. Daarbij is het op de arbeid erg onrustig als gedetineerden steeds de werkzaal verlaten om naar de leefafdeling gaan om deel te nemen aan activiteiten en vervolgens weer terugkeren.
Nu de mogelijkheid tot luchten en andere activiteiten nog steeds wordt aangeboden, maar het aan de gedetineerde is om hier al dan niet aan deel te nemen en het geen specifiek jegens klager genomen beslissing van de directeur betreft, wordt verzocht klager niet-ontvankelijk te verklaren in zijn beklag.
In aanvulling op het directiecommentaar heeft de plaatsvervangende vestigingsdirecteur ter zitting verklaard dat een gedetineerde normaal gesproken één dagdeel werkt en in het andere dagdeel deelneemt aan de lucht. Klager heeft er zelf voor gekozen om twee dagdelen te werken en heeft daarmee afgezien van het recht om te luchten. Klager kiest er aldus zelf voor om niet te luchten. Klager heeft weekendverlof en is het hele weekend buiten. Indien een gedetineerde geen weekendverlof heeft, wordt in het weekend (wel eens) een extra luchtmoment aangeboden.
De juridisch medewerker heeft ter zitting verklaard dat klager vier dagen per week naar een externe dagbesteding gaat. Alleen op de maandag gaat klager naar de arbeid in de inrichting. Klager is niet verplicht om ook het tweede dagdeel te werken, hij kan na het eerste dagdeel terug gaan naar de afdeling om daar activiteiten te volgen. Indien een gedetineerde ook het tweede dagdeel wil werken maar tussentijds steeds van de arbeid gaat om een activiteit te volgen, is dat niet te regelen. Het kunnen werken van hele dagen is een gunst, waarbij wordt aangegeven dat het dan niet mogelijk is om activiteiten te volgen. Het gaat klager erom dat hij ook het tweede dagdeel uit zijn cel kan zijn. Klager heeft er inmiddels voor gekozen om niet langer het tweede dagdeel te werken. Hij krijgt een vaste vergoeding van 30 euro voor de hele week en krijgt aldus niet per dag(deel) betaald.
Beoordeling
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting komt de beklagrechter tot de volgende beoordeling.
Nu klager zich beklaagt over het hem niet bieden van de gelegenheid voor een dagelijks verblijf in de buitenlucht gedurende één uur, is de beklagrechter van oordeel dat sprake is van een door of namens de directeur genomen beslissing jegens klager. Klager kan aldus worden ontvangen in zijn beklag.
Op grond van artikel 47, eerste lid, van de Penitentiaire Beginselenwet (Pbw) heeft de gedetineerde recht op deelname aan de in de inrichting beschikbare arbeid.
Ingevolge artikel 49, derde lid, van de Pbw draagt de directeur zorg dat de gedetineerde in de gelegenheid wordt gesteld dagelijks ten minste een uur in de buitenlucht te verblijven.
De beklagrechter overweegt dat klager in de gelegenheid is gesteld om gehele dagen deel te nemen aan de activiteit arbeid. Indien een gedetineerde ervoor kiest om hele dagen deel te nemen aan de arbeid, wordt hem in de betreffende inrichting geen mogelijkheid (meer) geboden om gebruik te maken van een luchtmoment. Door de directie is als reden daarvoor aangevoerd dat het administratief erg intensief zou zijn om steeds te moeten registreren wanneer een gedetineerde tijdens de arbeid naar de afdeling gaat om deel te nemen aan een activiteit. Ook zou het op de arbeid erg onrustig zijn als gedetineerden steeds de arbeidszaal kunnen verlaten om naar de afdeling te gaan en vervolgens weer terugkeren.
De beklagrechter overweegt dat de in artikel 49, derde lid, van de Pbw opgenomen bepaling een fundamentele norm bevat. Aan die norm wordt grote waarde toegekend in verband met onder meer menswaardige tenuitvoerlegging en de daaronder begrepen gezondheid van gedetineerden. De wetgever heeft het fundamentele belang van het verblijf in de buitenlucht erkend door er in geval van afzondering op welke grond dan ook geen (structurele) beperking anders dan individueel verblijf in de buitenlucht op aan te brengen. Reeds het fundamentele karakter van de norm maakt dat terughoudendheid geboden is bij de mogelijkheid afstand van het recht op verblijf in de buitenlucht te doen dan wel aan te nemen dat afstand van dat recht is of wordt gedaan. Namens de directie is aangevoerd dat klager afstand heeft gedaan van het recht op verblijf in de buitenlucht door er (vrijwillig) voor te kiezen om twee dagdelen te werken. De beklagrechter is van oordeel dat daar in het geval van klager geen sprake van is, nu hij juist heeft verzocht om zijn recht op het verblijf in de buitenlucht uit te oefenen, terwijl hij hele dagen werkt.
De beklagrechter waardeert het bieden van de mogelijkheid om hele dagen te werken, omdat dit betekent dat klager voor langere tijd kan deelnemen aan activiteiten en aldus voor kortere tijd achter de deur zit. De beklagrechter is echter van oordeel dat aan de gedetineerde die van die mogelijkheid gebruik maakt, gelegenheid moeten worden geboden tot verblijf in de buitenlucht als bedoeld in het derde lid van artikel 49 van de Pbw. Artikel 49 van de Pbw bevat immers een norm die geen uitzondering toelaat. Nu die mogelijkheid niet is geboden, zal het beklag gegrond worden verklaard. De beklagrechter acht termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming voor het door klager ondervonden ongemak, te weten het moeten missen van het luchtmoment. Klager is niet ter zitting verschenen om het door hem ondervonden ongemak toe te lichten. De beklagrechter gaat er aldus vanuit dat klager eenmalig het luchtmoment heeft moeten missen. De hoogte van de tegemoetkoming wordt derhalve vastgesteld op € 5,=.
BESLISSING
De alleensprekende beklagrechter verklaart de klacht gegrond en stelt een tegemoetkoming vast van € 5,=.
Deze uitspraak is gedaan door […], alleensprekende beklagrechter, uit de Commissie van Toezicht bij […], bijgestaan door [, secretaris.