Opnieuw zoeken

Sla inhoud over

KC 2019/015

Datum uitspraak:
22/02/2019
Artikel:
54, 57 lid 2 en 3 Bvt, 46 lid 3 Huisregels
Samenvatting:
Klaagster heeft schoenen uit de prullenbak gehaald die door een medepatiënt waren weggegooid. Ze is hierop aangesproken. Als reactie heeft ze tegen de deur geschopt en bedreigingen geuit. Klaagster is op basis daarvan gesepareerd. Op 28 november om 15.00 uur werd de separatie opgeheven en werd zij afgezonderd op haar eigen kamer, omdat zij nog in gesprek moest over de geuite bedreigingen. Op basis van art. 57 lid 2 en 3 Bvt zou klaagster geen beklagmogelijkheid hebben. De beklagcommissie oordeelt echter op basis van eerdere jurisprudentie dat wanneer er sprake is van op elkaar aansluitende afzonderlijke maatregelen, waardoor een cumulatief effect ontstaat, het in strijd met de geest van de Bvt zou zijn wanneer de betrokkene geen beklagmogelijkheid heeft. Klaagster is dus ontvankelijk in zowel haar beklag over de separatie als over de afzondering. De beklagcommissie is vervolgens van oordeel dat de beslissing tot afzondering niet voldoet aan het formele vereiste van artikel 54 Bvt. De schriftelijke mededeling is niet binnen 24 uur aan klaagster uitgereikt. De klacht is dus formeel gegrond en er wordt een tegemoetkoming van €5,- toegekend. Voor wat betreft de inhoud van de maatregelen geldt het volgende. Uit artikel 46 lid 3 van de Huisregels blijkt dat het niet is toegestaan om spullen weg te geven. Onder handel wordt ook ‘schenken’ verstaan. Dit is een ruimere definitie dan in normaal taalgebruik. Klaagster begreep dit niet en werd daardoor boos. Op grond van het omschreven gedrag en de reactie van klaagster is het begrijpelijk dat de kliniek de maatregelen heeft genomen in het kader van de handhaving van de orde en veiligheid in de kliniek. De kliniek was bevoegd deze beslissingen te nemen en de beslissingen waren niet onredelijk of onbillijk. Beide beklagen worden materieel ongegrond verklaard.
Uitspraak:

DE BEKLAGCOMMISSIE UIT DE COMMISSIE VAN TOEZICHT BIJ […] TE […]

Beslissing van de beklagcommissie uit de commissie van toezicht bij de […], inzake het klaagschrift van:

[…], verder te noemen klaagster.

Het klaagschrift is gericht tegen:

- Beslissing om klaagster te separeren d.d. 27 november 2018;
- Beslissing om klaagster af te zonderen d.d. 28 november 2018.

Het hoofd van de inrichting heeft schriftelijk gereageerd en klaagster heeft van deze reactie kennis kunnen nemen.

De klacht is behandeld ter zitting van 9 januari 2019 in het bijzijn van klaagster, haar raadsvrouw mr. […], het plaatsvervangend hoofd van de inrichting […], de juridisch medewerker […] en stagiaire […].


In het kader van de behandeling van deze klacht heeft de beklagcommissie kennisgenomen van de volgende informatie:

-       Klaagschrift, gedateerd  29 november 2018 en ingekomen bij het secretariaat op 30 november 2018 2017;

-  Directiecommentaar op het klaagschrift gedateerd 20 december 2018 en ingekomen bij het secretariaat op 21 december 2018;

-       Het verhandelde ter zitting van 9 januari 2019.

De beoordeling
Artikel 34 Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) bepaalt dat het hoofd van de inrichting bevoegd is een verpleegde te separeren of af te zonderen, indien dit noodzakelijk is met het oog op een belang als bedoeld in artikel 32, eerste lid: a. de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de verpleegde voor de veiligheid van anderen dan de verpleegde of de algemene veiligheid van personen of goederen; b. de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting; c. de afwending van ernstig gevaar voor de gezondheid van de verpleegde.

Artikel 53 en 54 Bvt bepalen dat de verpleegde over de beslissing tot afzondering en separatie gehoord dient te worden en onverwijld een schriftelijke met redenen omklede, gedagtekende en ondertekende mededeling dient te krijgen.

Artikel 57 lid 2 Bvt bepaalt dat tegen de beslissing tot separatie en de duur daarvan beklag open staat, nadat de separatie een dag heeft geduurd. Artikel 57 lid 3 Bvt bepaalt dat tegen de beslissing tot afzondering en de duur van de afzondering beklag open staat, nadat de afzondering twee dagen heeft geduurd. Artikel 57 lid 4 Bvt bepaalt dat de dag waarop de beslissing wordt genomen buiten beschouwing wordt gelaten.

In artikel 46 lid 3 van de huisregels van de kliniek is opgenomen dat het in de kliniek verboden is te handelen in diensten, voorwerpen, goederen en dieren. Onder handel wordt verstaan: kopen, verkopen, lenen, ruilen en schenken.

Klaagster stelt dat zij op 27 november 2018 na de lunch is gesepareerd. Op 28 november 2018 is zij na 15.00 uur afgezonderd op haar eigen kamer. Klaagster kan zich niet verenigen met het opleggen van de maatregelen en het voortduren daarvan. Zij heeft schoenen uit de prullenbak gehaald die door een medepatiënt waren weggegooid. Het waren redelijk nieuwe schoenen en zij vond dit zonde. Zij werd hierop aangesproken dat ze dit niet had mogen doen want de schoenen waren van een medepatiënt. Klaagster geeft aan dat de medepatiënt de schoenen had weggegooid en er dus geen belemmering was om die schoenen te pakken. De volgende dag wordt haar vanwege deze discussie aangezegd dat ze op begeleid stond. Klaagster was het hier niet mee eens en werd boos. Vervolgens is zij afgezonderd op haar eigen kamer. Volgens klaagsters waren de maatregelen disproportioneel.

Ter zitting heeft klaagster toegelicht dat zij de schoenen uit de prullenbak heeft gepakt voor haar vriend (medepatiënt). Ze waren dus al weggegooid. Klaagster is het er niet mee eens dat dat handel wordt genoemd. Zij heeft het niet aan haar vriend kunnen geven omdat de groepsleiding het al weggepakt had.

De raadsvrouw heeft toegelicht dat  de tijdstippen en periodes van separatie en afzondering kloppen. Op grond van deze cumulatie van maatregelen met dezelfde grondslag, is klaagster wel ontvankelijk is haar beklag (RSJ 30 mei 2000, 00/0182/TA en RSJ 17 september 2000, 01/0689/TA). De maatregel van afzondering is te laat uitgereikt, dat wil zeggen niet binnen 24 uur, waardoor niet aan de formele vereisten is voldaan. Klaagster verzoekt daarvoor een tegemoetkoming van het standaardbedrag van € 5,-.

Inhoudelijk was er afstand gedaan van de schoenen door deze weg te gooien. Klaagster heeft ze uit de prullenbak gepakt en wilde ze aan haar vriend geven. Daarmee is nog geen sprake van handel. De kliniek had dit anders kunnen aanpakken door het met de betrokken patiënten te bespreken in plaats van een maatregel op te leggen wat bij klaagster weer een boze reactie veroorzaakt. Misschien zou er een soort “kringloopkast” gemaakt kunnen worden waar patiënten spullen in leggen die ze niet meer willen hebben maar die nog wel bruikbaar zijn voor andere(n) (medepatiënten). Hierbij kan gedacht worden aan het opmaken van een soort contractje dat betreffende patiënt iets mag meenemen, om te voorkomen dat er sprake is van handel.

De kliniek stelt dat klaagster niet-ontvankelijk is in haar klaagschriften, nu deze niet voldoen aan de vereisten van artikel 57 lid 2 en 3 Bvt.

Op 26 november 2018 gooit een medepatiënt schoenen weg. Klaagster pakt deze schoenen, met de bedoeling om deze aan een medepatiënt te geven. Aan haar wordt uitgelegd dat handel verboden is in de kliniek en dat het bovendien niet aan haar is de schoenen weg te geven aan een medepatiënt. Bij navraag blijkt ook dat de medepatiënt die de schoenen heeft weg gegooid niet te willen dat de schoenen naar de andere medepatiënt gaan. Klaagster luistert niet naar de aanwijzingen en uit verwijten gericht op de persoon aan de medewerkers. Zij wijst daarbij met haar vinger naar de medewerkers, terwijl de spanning voelbaar is, en zegt: “wacht maar, vandaag is nog niet alles”. Zij laat zich wel insluiten voor de nacht.

Op 27 november 2018 wordt besloten dat klaagster begeleid is. Ze geeft dan aan dat zij niets meer met het behandelend team te maken wil hebben en dat ze naar de separeer wil. Ze is fel naar de medewerkers. Ze schopt tegen de deur en geeft daarbij aan er alles aan te doen om naar een andere kamer te gaan. Klaagster is daarop gesepareerd, omdat dit noodzakelijk wordt geacht in verband met de handhaving van de orde of veiligheid in de kliniek. Tijdens het separeren geeft zij aan de medewerkers van haar behandelend team nog wel te pakken. Ze is boos en geeft aan spanning te ervaren. Zij geeft ook aan erg moe te zijn en slaapt veel tijdens haar verblijf in de separeerruimte. Op 28 november om 15.00 uur wordt de separatie opgeheven en wordt zij afgezonderd op haar eigen kamer, omdat zij nog in gesprek moet over de geuite bedreigingen. Zij kan wel grotendeels haar programma volgen. Op 30 november om 15.00 uur wordt de maatregel opgeheven.

Ter zitting is toegelicht dat in de kliniek streng beleid geldt ten aanzien van spullen van de patiënten. Er mogen geen spullen worden weggegeven aan een ander. Dit kan er namelijk op een later moment weer toe leiden dat iemand er bijvoorbeeld iets voor terug wil. In de huisregels is ook opgenomen dat onder handel onder meer schenking valt. Het idee van de kringloopkast wordt in gedachte gehouden.

De beklagcommissie stelt vast dat klaagster op 27 november 2018 is gesepareerd omdat dit noodzakelijk was met het oog op de handhaving van de orde of veiligheid in de kliniek. Klaagster is gedurende de dag toenemend gespannen en meer in conflict met het team. Wanneer zij hoort dat ze begeleid door de kliniek is, reageert zij boos en uit dreigementen naar het team. Zij blijft tegen de deur aan trappen en het lukt niet om de spanning te laten zakken. Vanwege de dreigementen die zij blijft uiten en het schoppen tegen de deur, is klaagster naar de separeer gebracht. Klaagster is gehoord door de AC en zij heeft de maatregel schriftelijk uitgereikt gekregen op 28 november 2018 om 12.30 uur. Op 28 november 2018 is klaagster afgezonderd in haar eigen kamer omdat dat noodzakelijk is met het oog op de handhaving van de orde of veiligheid in de kliniek. Vanuit haar kamer werkt zij aan contactherstel met het team. Door haar kamerprogramma is zij niet in de gelegenheid om vier uur per dag in contact te zijn met medepatiënten en daarom is zij afgezonderd. Klaagster is gehoord door de AC en zij heeft de maatregel schriftelijk uitgereikt gekregen op 29 november 2018 om 21.00 uur.


De beklagcommissie dient allereerst een oordeel te geven over de ontvankelijkheid van klaagster. De separatie heeft ‘slechts’ één dag geduurd en de afzondering ‘slechts’ twee dagen. Dat zou betekenen dat er volgens artikel 57 lid 2 en 3 Bvt geen beklag open staat tegen deze maatregelen. De RSJ heeft echter geoordeeld dat wanneer er sprake is van op elkaar aansluitende afzonderlijke maatregelen, waardoor een cumulatief effect ontstaat, het in strijd met de geest van de Bvt wordt geacht dat de betrokkene dan niet over een beklagmogelijkheid beschikt, mede gelet op de ingrijpendheid van de maatregelen. Er is in dit geval ook nog sprake van samenhang tussen de eerste beslissing en de daarop volgende beslissing. De beklagcommissie is daarom van oordeel dat klaagster ontvankelijk is in beide beklagen.


De beklagcommissie is vervolgens van oordeel dat de beslissing tot afzondering op 28 november 2018 niet voldoet aan het formele vereiste van artikel 54 Bvt. De schriftelijke mededeling is niet onverwijld – dat wil zeggen binnen 24 uur – aan klaagster uitgereikt. Dit betekent dat het beklag dat betrekking heeft op deze beslissing formeel gegrond verklaard dient te worden. De beklagcommissie stelt een tegemoetkoming vast van €5,-.


De beklagcommissie oordeelt over de inhoud van de maatregelen als volgt.


Uit artikel 46 lid 3 van de Huisregels blijkt dat het niet is toegestaan om spullen weg te geven. Onder handel wordt tevens schenken verstaan. In ‘normaal’ taalgebruik wordt handel in de regel gezien als iets dat tegen betaling gebeurt. De regels in de kliniek hierover zijn strenger. Klaagster begrijpt het niet en wordt daardoor boos. Op grond van het omschreven gedrag en de reactie van klaagster is het begrijpelijk dat de kliniek de maatregelen heeft genomen in het kader van de handhaving van de orde en veiligheid in de kliniek. De kliniek was bevoegd deze beslissingen te nemen en de beslissingen waren tevens niet onredelijk of onbillijk. De beklagen dienen dan ook ongegrond te worden verklaard.


De beklagcommissie merkt terzijde wel op dat de situatie wellicht iets anders benaderd had kunnen worden, hetgeen tot meer begrip bij klaagster had geleid. Wanneer er duidelijker aan klaagster was uitgelegd dat hetgeen zij wilde niet was toegestaan, had dit misschien niet tot het boze gedrag van klaagster geleid en waren maatregelen niet nodig geweest.


BESLISSING

De beklagcommissie verklaart de klacht die betrekking heeft op de beslissing van 28 november 2018 formeel gegrond. De beklagcommissie stelt vast dat aan klaagster wordt uitbetaald een bedrag van €5,-.

De beklagcommissie verklaart de klachten die betrekking hebben op de beslissingen van 27 november 2018 en 28 november 2018 materieel ongegrond.


Aldus gedaan door […], voorzitter van de beklagcommissie, […] en […], leden van de beklagcommissie, bijgestaan door […], secretaris en ondertekend door de voorzitter en de secretaris, op 22 februari 2019.