Opnieuw zoeken

Sla inhoud over

KC 2018/031

Datum uitspraak:
29/11/2018
Artikel:
49, 50, 51 Pbw en de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing
Samenvatting:
Ten eerste beklaagt klager zich over het feit dat op 8 oktober het luchtmoment is afgebroken, omdat er voorwerpen over de muur van de luchtplaats werden gegooid. Dit luchtmoment is nooit gecompenseerd in de vorm van luchten in een luchtkooi. Dat aan klager een disciplinaire straf is opgelegd, betekent niet dat ook het luchten in een luchtkooi moest komen te vervallen. De beklagcommissie acht de klacht daarom gegrond. Ten tweede klaagt klager erover dat hem een disciplinaire straf is opgelegd van tien dagen opsluiting in eigen cel zonder televisie, omdat tijdens een celcontrole een mobiele telefoon met oplader in de cel van klager is aangetroffen. Omdat deze straf bij de landelijke sanctiekaart aansluit, acht de beklagcommissie de straf niet onredelijk en onbillijk en verklaart de klacht daarom ongegrond. Ten derde beklaagt klager zich erover dat hij is gedegradeerd naar het basisprogramma. De beklagcommissie verklaart de klacht ongegrond, omdat klager zowel een mobiele telefoon met oplader als anabole steroïden op cel had en daarnaast een negatieve werkhouding had. Dit ongewenste gedrag wordt aangemerkt als ‘rood gedrag’ en rechtvaardigt de degradatie. Ten vierde klaagt klager over het gebrek aan passende luiers voor zijn kind en het feit dat zijn kind niet vrij mag rondlopen in de bezoekzaal. Omdat klagers klacht niet ziet op een door of namens de directeur genomen beslissing jegens klager, acht de beklagcommissie de klacht niet-ontvankelijk.
Uitspraak:

De beklagcommissie van de Commissie van Toezicht bij de P.I […] te […].

De voorzitter van de beklagcommissie (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de klaagschriften van klager, verblijvende in P.I. […] te […]. Klager is in deze procedure bijgestaan door mr. […], advocaat te […].

De procedure
Het klaagschrift gedateerd op 9 oktober 2018, is ingekomen op 19 oktober 2018.
Het klaagschrift gedateerd op 10 oktober 2018, is ingekomen op 19 oktober 2018.
Het klaagschrift gedateerd op 13 oktober 2018, is ingekomen op 19 oktober 2018.
Het klaagschrift gedateerd op 23 oktober 2018, is ingekomen op 30 oktober 2018.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de stukken waaronder de schriftelijke reacties van de directie op de klaagschriften van respectievelijk 1 november 2018, 6 november 2018 en 23 november 2018.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter van de beroepscommissie waarbij klagers verzoek om de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van 9 oktober 2018, inhoudende de terugplaatsing van verzoeker in het basisprogramma (degradatie) per 8 oktober 2018 is afgewezen.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter van de beroepscommissie waarbij klager niet-ontvankelijk is verklaard in zijn verzoek om de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van 9 oktober 2018, inhoudende de terugplaatsing van verzoeker in het basisprogramma (degradatie) per 8 oktober 2018 te schorsen.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter van de beroepscommissie waarbij klager niet-ontvankelijk is verklaard in zijn verzoek om de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van 26 oktober 2018, inhoudende de oplegging van een voorwaardelijke disciplinaire straf van opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel gedurende vijf dagen met een proeftijd van een maand, ingaand op 26 oktober 2018 om 8:15 uur en eindigend op 31 oktober 2018 om 8:15 uur, wegens verbale agressie en bedreiging van een medegedetineerde te schorsen.

Ter zitting van de beklagcommissie van 23 november 2018 zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman en, namens de directie, […].

De inhoud van het beklag
Het klaagschrift heeft betrekking op het volgende onderwerp:
- Klager beklaagt zich over het feit dat het luchtmoment hem op 8 oktober 2018 is ontzegd (klacht 1);
- Klager beklaagt zich over het feit dat aan hem op 3 oktober 2018 een disciplinaire straf is opgelegd (klacht 2);
- Klager beklaagt zich over het feit dat hij is gedegradeerd naar het basisprogramma (klacht 3);
- Klager beklaagt zich over het gebrek aan passende luiers voor zijn kind en het feit dat zijn kind niet vrij mag rondlopen in de bezoekzaal (klacht 4).

De beoordeling
Nadat de voorzitter heeft vastgesteld dat de klacht zich leent voor onmiddellijke mondelinge uitspraak is door haar als volgt beslist.

Ten aanzien van klacht 1
Gelet op de stukken in het dossier en het ter zitting verhandelde is de voorzitter onvoldoende tot de overtuiging gekomen dat aan klager op 8 oktober 2018 een luchtmoment is aangeboden tijdens het ondergaan van een disciplinaire straf. De directie is in de gelegenheid gesteld om hiervoor bewijs aan te dragen, maar heeft het eventueel aangeboden luchtmoment niet kunnen onderbouwen. Ingevolge artikel 49 Pbw dient een gedetineerde in de gelegenheid te worden gesteld dagelijks tenminste één uur in de buitenlucht te verblijven. In de schriftelijke reactie d.d. 1 november 2018 is door de directie aangegeven dat het luchten op de luchtplaats was afgebroken vanwege het feit dat er voorwerpen over de muur werden gegooid. Daarmee is echter nog niet begrijpelijk gemaakt dat het luchten in een luchtkooi voor de disciplinair gestraften moest komen te vervallen. Er is geen passende compensatie aangeboden voor het gemiste luchtmoment.

Gelet op vorenstaande zal het beklag van klager gegrond worden verklaard. Nu de gevolgen niet meer ongedaan gemaakt kunnen worden, komt aan klager een financiële tegemoetkoming toe. De voorzitter zal de hoogte daarvan vaststellen op € 10.

Ten aanzien van klacht 2
Bij klager op cel zijn tijdens een celcontrole op cel in de deur van de koelkast een mobiele telefoon met oplader aangetroffen. Dit kan klager worden verweten en rechtvaardigt het opleggen van een disciplinaire straf. Bij de beoordeling of de opgelegde straf de toets aan de redelijkheid en billijkheid kan doorstaan, zoekt de voorzitter aansluiting bij de landelijke sanctiekaart 2016 en overweegt dienaangaande dat een strafmaat van 10 dagen opsluiting in eigen cel of verblijfsruimte zonder televisie voor het voorhanden hebben van een mobiele telefoon met oplader niet onredelijk of onbillijk is te achten. Gelet hierop zal het beklag ongegrond worden verklaard.

Ten aanzien van klacht 3
Volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie, dient de directeur alvorens te beslissen de ernst van het gedrag in kwestie af te wegen tegen het voorgaande gedrag. Volgens de beroepscommissie vormt immers de grondslag voor degradatie niet de verstoring van de orde en veiligheid in de inrichting dan wel de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming zonder meer, zoals dat wel het geval is bij de disciplinaire straf en de ordemaatregel, maar de (mate van) verantwoordelijkheid die de gedetineerde toont voor zijn eigen re-integratie. Niet elk ongewenst gedrag hoeft daarom volgens de beroepscommissie tevens in te houden dat de gedetineerde niet meewerkt aan zijn re-integratie en daarom dient het structurele gedrag van de betrokken gedetineerde, waarin ook de onderdelen van goed gedrag, bij de beslissing te worden betrokken. Voorts dient uit de beslissing een kenbare belangenafweging te blijken.

Alles overwegende is de voorzitter tot de overtuiging gekomen dat de directie bij het besluit tot degradatie voldoende zorgvuldig is geweest en dat onderhavige beslissing in redelijkheid is genomen en daarmee de toets der kritiek kan doorstaan. Het aantreffen van een mobiele telefoon met oplader en het bezit van anabole steroïden kan worden aangemerkt als “rood gedrag”. Daarnaast heeft klager op de arbeid een negatieve werkhouding laten zien, hetgeen tot uitdrukking komt in de rapportage en desgevraagd ter zitting is bevestigd door het hoofd arbeid. De directie heeft de positieve inzet van klager bij de in-made praktijkschool bij de belangenafweging betrokken, maar het ongewenste gedrag nog zwaarder laten wegen. Dat getuigt niet van een onredelijke of onbillijke beslissing.
Gelet op vorenstaande zal het beklag ongegrond worden verklaard.

Ten overvloede merkt de voorzitter op dat klager inmiddels zijn certificaten heeft gehaald en zijn gedrag en werkhouding dusdanig heeft aangepast dat hij weer is gepromoveerd naar het plusregime.

Ten aanzien van klacht 4
Gelet op de stukken in het dossier en het ter zitting verhandelde is de voorzitter voldoende tot de overtuiging gekomen dat klagers klacht niet ziet op een door of namens de directeur genomen beslissing jegens klager. Om die reden zal het beklag van klager niet-ontvankelijk worden verklaard.

BESLISSING
De voorzitter:
- verklaart klacht 1 gegrond en kent een tegemoetkoming toe van €10;
- verklaart klacht 2 ongegrond;
- verklaart klacht 3 ongegrond;
- verklaart klacht 4 niet-ontvankelijk;

Aldus gegeven op 29 november 2018 door mr. […], voorzitter van de beklagcommissie, bijgestaan door […], secretaris.