Opnieuw zoeken

Sla inhoud over

KC 2018/022

Datum uitspraak:
23/09/2018
Artikel:
23, 29, 32, 33 en 35 Bvt
Samenvatting:
Klacht [1] Klager beklaagt zich over het feit dat aan klager een postmaatregel is opgelegd om klagers gehele telefooninhoud in te zien. De Bvt voorziet niet in een specifieke grondslag klagers gehele telefooninhoud in te zien zonder klagers toestemming. De beklagcommissie overweegt dat wegens de orde en veiligheid in de inrichting de inrichting het noodzakelijk heeft geacht om het communicatieverkeer van de telefoon die klager bij binnenkomst bij zich heeft, te controleren. Deze controle kan analoog worden toegepast aan de controle bij reguliere post, waarvoor wel een specifieke grondslag in de Bvt is. Echter, de controle van de telefoon zoals deze is beschreven, moet volgens de schriftelijke toelichting van de maatregel als ‘opsporingshandelingen’ gekwalificeerd dienen te worden. Nu de inrichting niet bevoegd is ‘opsporingshandelingen’ met klagers telefoon te verrichten, omdat een wettelijke grondslag daartoe ontbreekt, is naar het oordeel van de beklagcommissie sprake van een ongerechtvaardigde inbreuk op klagers recht op privacy. Klacht [2] Op 14 juni 2018 is aan klager een maatregel afdelingsarrest opgelegd. Het afdelingsarrest is op 10 juli 2018 omgezet in een maatregel kamerafzondering. Hierdoor heeft de maatregel afdelingsarrest vier weken en twee dagen geduurd, zonder dat de maatregel voor de laatste twee dagen is verlengd. De beklagcommissie overweegt dat de stelling dat de kamerafzondering twee dagen te lang heeft geduurd feitelijke grondslag ontbeert nu de maatregel afdelingsarrest binnen drie en halve week is omgezet in een maatregel kamerafzondering.
Uitspraak:

De Beklagcommissie van de Commissie van Toezicht bij […], I.F.P. te […]

 

Uitspraak op het klaagschrift als bedoeld in artikel 56 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt), ingekomen bij de beklagcommissie op 22 juni 2018, van de verpleegde:

[…]

verblijvende in bovenvermelde inrichting op de afdeling […]

betreffende: contact met de buitenwereld

 

Het verloop van de procedure

De beklagcommissie heeft kennis genomen van de volgende stukken:

- het klaagschrift van 22 juni 2018;

- het schorsingsverzoek van 5 juli 2018 met bijlage;

- de schriftelijke reactie van het hoofd van de inrichting van 1 augustus 2018;

- een afschrift van de beslissing van 14 juni 2018 waarin klagers verlof tijdelijk is ingetrokken;

- een afschrift van de beslissing van 14 juni 2018 waarin klager een maatregel afdelingsarrest is opgelegd;

- een afschrift van de beslissing van 14 juni 2018 waarin klager een postmaatregel is opgelegd;

- een afschrift van de uitspraak op het schorsingsverzoek van 11 juli 2018.

De mondelinge behandeling van de klachten vond plaats op 9 augustus 2018. Daarbij waren klager en namens zijn advocaat mr. […], mr. […] en namens het hoofd van de inrichting drs. […] mr. […] aanwezig.


De standpunten van partijen

Standpunt klager

Samengevat en zakelijk weergegeven, komen de klachten op het volgende neer.

Klacht [1]

Ten onrechte is klager op 14 juni 2018 een postmaatregel opgelegd. De maatregel is opgelegd om klagers gehele telefooninhoud in te zien. Zelfs in het reguliere strafrecht mag de politie niet de gehele telefooninhoud doorzoeken, maar mag de politie slechts gericht onderzoek doen. De Bvt voorziet niet in de mogelijkheid om klagers gehele telefooninhoud zonder klagers toestemming in te zien. Artikel 29 van de Bvt heeft louter betrekking op het doorzoeken van de persoonlijke leefruimte en artikel 35 van de Bvt heeft betrekking op briefpost en niet op de inhoud van een telefoon. De RSJ heeft op 29 juni 2015 in haar uitspraak met kenmerk 15/0395/TA overwogen dat het doorzoeken van de telefoon door de inrichting in strijd is met de privacy. De inrichting had conform artikel 35, zesde lid van de Bvt klagers telefoon in beslag moeten nemen, aangifte moeten doen en de telefoon moeten overdragen aan een opsporingsambtenaar voor nader onderzoek.

De inrichting stelt dat de telefoons gelockt waren. Klager begrijpt niet wat hiermee wordt bedoeld, nu één telefoon kapot is en geen accu heeft, de andere telefoon van klagers bezoeker is en de derde telefoon naar de fabrieksinstellingen is teruggezet nu klager deze op 13 juni 2018 via marktplaats heeft gekocht, hetgeen terug te vinden moet zijn in de rapportages van de Blink.  

 

Klacht [2]

Ten onrechte is klager op 14 juni 2018 een maatregel afdelingsarrest opgelegd. Het afdelingsarrest is op 10 juli 2018 omgezet in een maatregel kamerafzondering. Hierdoor heeft de maatregel afdelingsarrest vier weken en twee dagen geduurd, zonder dat de maatregel voor de laatste twee dagen is verlengd.

 

Standpunt directie

Voor het standpunt van het hoofd van de inrichting wordt verwezen naar de schriftelijke reactie van hoofd van de inrichting die aan de uitspraak is aangehecht. Het hoofd van de inrichting heeft ter zitting het volgende verklaard;

Klacht [1]

De inrichting hanteert de werkwijze die in klagers geval is gehanteerd vaker om de inhoud van de telefoon te controleren. Dit is juridisch toegestaan. De uitspraak van de RSJ waar klagers advocaat naar verwijst betreft een andere situatie waar de telefoon bewust is opgeladen en aangehouden om alle nieuw inkomende gesprekken te monitoren. Dat is in klagers geval niet van toepassing. De maatregel is opgelegd om de gedane correspondentie in te zien. Uiteindelijk is dit niet gebeurd, omdat de telefoons niet toegankelijk waren. De inrichting heeft contact met de politie gehad. De politie heeft gecontroleerd of de telefoons gestolen zijn, maar dit is niet het geval. Er was geen directe aanleiding om aangifte te doen bij de vondst van de telefoons. Er was geen vermoeden van een strafbaar feit, maar van zorgelijke signalen die niet aangiftewaardig zijn. De Bvt geeft niet de mogelijkheid om moderne communicatie in te zien, vandaar dat de constructie tussen de artikelen 29 en 35 van de Bvt is bedacht. De inrichting weet niet of de RSJ deze constructie heeft bekrachtigd, maar heeft vaker op deze wijze gehandeld. Bij een postmaatregel voor papierenpost wordt ook alle reeds beschikbare post die zich in de kamer van de patiënt bevindt doorzocht en niet alleen de post die nieuw binnenkomt. De telefoons zijn in beslag genomen, omdat deze in de inrichting niet zijn toegestaan. Gelet op alle signalen en ruis die op de […] is ontstaan, werd het noodzakelijk geacht om de inhoud van de telefoons in te zien. De inrichting weet niet of één telefoon kapot is. Wel heeft een netwerk-lid van klager gebeld en verklaard dat één telefoon van hem is. Dit staat ook in de rapportage. De inrichting heeft echter overwogen dat iedereen kan zeggen dat de telefoon van hem is. Nu de telefoon in klagers kamer is gevonden, wordt er vanuit gegaan dat de telefoon in het bezit van klager is, waardoor de telefoon in beslag is genomen. De inrichting kan ter zitting niet bevestigen of klager kort voor de tijdelijke terugplaatsing naar de inrichting een telefoon heeft gekocht via marktplaats.

 

Klacht [2]

De inrichting heeft geen verlengingsverzoek voor de maatregel afdelingsarrest ingediend. De maatregel is omgezet in een kamerafzondering. Als een patiënt in de inrichting wordt teruggeplaatst wordt een afdelingsarrest opgelegd om een inschatting van de patiënt te kunnen maken. Naast het afleggen van een urinecontrole is het belangrijk dat de patiënt goed in contact is met de staf en dat er geen lading aanwezig is. Er is niet direct een maatregel kamerafzondering opgelegd omdat klager voldoende in contact was om een inschatting van hem te kunnen maken.


De beoordeling

Klacht [1]

Ingevolge artikel 8, eerste lid van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), heeft een ieder recht op respect voor zijn privé leven, zijn familie- en gezinsleven, zijn woning en zijn correspondentie.

 

Ingevolge artikel 8, tweede lid van het EVRM is geen inmenging van enig openbaar gezag toegestaan in de uitoefening van dit recht, dan voor zover bij de wet is voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk is in het belang van de nationale veiligheid, de openbare veiligheid of het economisch welzijn van het land, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen.

 

Ingevolge artikel 23, vierde lid, van de Bvt is het hoofd van de inrichting indien bij een onderzoek aan het lichaam of de kleding voorwerpen worden aangetroffen die niet in het bezit van de verpleegde mogen zijn, bevoegd deze in beslag te nemen. Deze bevoegdheid omvat mede het verwijderen van deze voorwerpen uit de openingen en holten van het lichaam voor zover dit kan plaatsvinden zonder het gebruik van hulpmiddelen. Hij draagt zorg dat deze voorwerpen, hetzij onder afgifte van een bewijs van ontvangst ten behoeve van de verpleegde worden bewaard, hetzij met toestemming van de verpleegde in diens aanwezigheid worden vernietigd, hetzij aan een opsporingsambtenaar ter hand worden gesteld met het oog op de voorkoming of opsporing van strafbare feiten.

 

Ingevolge artikel 29, eerste lid, van de Bvt is het hoofd van de inrichting bevoegd de persoonlijke verblijfsruimte van een verpleegde op de aanwezigheid van voorwerpen, die niet in zijn bezit mogen zijn, te onderzoeken:

  1. indien dit onderzoek plaatsvindt in het kader van het algemeen toezicht op de aanwezigheid van verboden voorwerpen in de persoonlijke verblijfsruimten van verpleegden;
  2. indien dit anderszins noodzakelijk is met het oog op een belang als bedoeld in artikel 23, eerste lid.

 

Ingevolge artikel 35, derde lid, van de Bvt is het hoofd van de inrichting bevoegd op de inhoud van brieven of andere poststukken afkomstig van of bestemd voor de verpleegde telkens voor een periode van ten hoogste vier weken toezicht uit te oefenen, indien dit noodzakelijk is met het oog op één van de volgende belangen:

  1. de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de verpleegde voor de veiligheid van anderen dan de verpleegde of de algemene veiligheid van personen of goederen;
  2. de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting;
  3. de afwending van ernstig gevaar voor de gezondheid van de verpleegde;
  4. de bescherming van slachtoffers van of anderszins betrokkenen bij door een verpleegde begane misdrijven;
  5. de voorkoming of opsporing van strafbare feiten.


Het beklag is gericht tegen de maatregel toezicht op post van 14 juni 2018.

Vast staat dat klager op 14 juni 2018 een postmaatregel op grond van artikel 35, derde lid van de Bvt is opgelegd teneinde zicht te hebben op de inhoud van de mobiele telefoon die klager bij binnenkomst in de inrichting bij zich had.

Volgens de schriftelijke toelichting op de maatregel was klager bij binnenkomst in de inrichting in het bezit van een mobiele telefoon en zijn na een kamercontrole nog drie telefoons gevonden. Wegens de orde en veiligheid in de inrichting heeft de inrichting het noodzakelijk geacht om het communicatieverkeer van de telefoon die klager bij binnenkomst bij zich heeft, te controleren. Dit houdt in dat er controle komt op logbestanden van telefoonnummers, sms’jes, WhatsApps en eventuele overige logbestanden. Deze controle kan analoog worden toegepast aan de controle bij reguliere post. Daarnaast zullen ook eventuele andere aangetroffen bestanden worden gecontroleerd, zoals internetgeschiedenis, (foto)bestanden of andere zaken. Voor zover deze controle niet onder artikel 35 van de Bvt past, zal de controle plaatsvinden op grond van artikel 29, eerste lid van de Bvt.

 

Vast staat dat de maatregel op 9 juli 2018 is opgeheven.


De beklagcommissie overweegt conform de uitspraak van de RSJ van 29 juni 2015, met het kenmerk 15/0395/TA, dat de wet niet voorziet in de bevoegdheid van de inrichting tot het verrichten van als opsporingshandelingen te kwalificeren handelingen, terwijl deze bevoegdheid ook niet uit (een) wel verleende controle- en opsporingsbevoegdheden annex bevoegdheid voortvloeit. De beklagcommissie overweegt dat de controle van de telefoon zoals deze is beschreven in de schriftelijke toelichting van de maatregel als ‘opsporingshandelingen’ gekwalificeerd dienen te worden. Nu de inrichting niet bevoegd is ‘opsporingshandelingen’ met klagers telefoon te verrichten, omdat een wettelijke grondslag daartoe ontbreekt, is naar het oordeel van de beklagcommissie sprake van een ongerechtvaardigde inbreuk op klagers recht op privacy.


Het beklag is gegrond.

De beklagcommissie zal na het hoofd van de inrichting gehoord te hebben, bepalen of klager een tegemoetkoming wordt geboden.


Klacht [2]

Ingevolge artikel 33 van de Bvt kan het hoofd van de inrichting, indien de bewegingsvrijheid waarop de verpleegde op grond van de bij of krachtens deze wet gestelde regels recht heeft niet is beperkt tot de afdeling waar hij verblijft, zodanige beperking niettemin telkens voor een periode van ten hoogste vier weken opleggen, indien dit noodzakelijk is met het oog op een belang als bedoeld in artikel 32, eerste lid, te weten de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de verpleegde voor de veiligheid van anderen dan de verpleegde of de algemene veiligheid van personen of goederen, de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting of de afwending van ernstig gevaar voor de gezondheid van de verpleegde.

 

Het beklag is gericht tegen de maatregel afdelingsarrest van 14 juni 2018.

Vast staat dat de maatregel afdelingsarrest op 10 juli 2018 is omgezet in een maatregel kamerafzondering.

Nu klagers transmuraal verlof op 14 juni 2018 tijdelijk is ingetrokken en klager om deze reden in de inrichting is teruggeplaatst, overweegt de beklagcommissie dat het niet onredelijk is dat de inrichting klager eerst op de afdeling wil observeren teneinde hem in te schatten. De beklagcommissie is van oordeel dat het opleggen van de maatregel afdelingsarrest van 14 juni 2018 niet onredelijk is. Gelet op de inlichtingen van de inrichting dat klager geladen is, hij onrust op de groep veroorzaakt en stookt tussen medepatiënten, is de beklagcommissie van oordeel dat het voortduren van de maatregel tot 10 juli 2018 niet onredelijk is. Daarbij neemt de beklagcommissie in ogenschouw dat is toegewerkt naar een geleidelijke afbouw van de maatregel nu klager onder begeleiding blokken heeft mogen volgen.

Voor zover klagers advocaat stelt dat de maatregel afdelingsarrest vier weken en twee dagen heeft geduurd en daarmee twee dagen zonder wettelijke grondslag heeft voortgeduurd, overweegt de beklagcommissie dat deze stelling feitelijke grondslag ontbeert nu de maatregel afdelingsarrest binnen drie en halve week is omgezet in een maatregel kamerafzondering.

 

Het beklag is ongegrond.


BESLISSING

De beklagcommissie verklaart klacht [1] gegrond en zal na het hoofd van de inrichting te hebben gehoord, bepalen of klager een tegemoetkoming wordt aangeboden en verklaart klacht [2] ongegrond.

 

Aldus gegeven op 23 september 2018 door de beklagcommissie, bestaande uit mr. […], voorzitter, drs. […] en drs. […], leden, in tegenwoordigheid van mr. […], secretaris.