Opnieuw zoeken

Sla inhoud over

KC 2017/044

Datum uitspraak:
14/11/2017
Artikel:
52 BJJ, 27 BJJ, 28 EVRM
Samenvatting:
Klager is wegens een correctieoverplaatsing twee weken naar [B] overgeplaatst. Klager heeft tijdens zijn correctieoverplaatsing niet het onderwijs gevolgd dat in zijn perspectiefplan zou moeten staan. Klager heeft in [B] niet kunnen beschikken over de boeken die behoren bij de vakken waarin hij examen moest doen en niet over een computer om een verplicht verslag te kunnen schrijven. De herhaalde verzoeken om de boeken toe te sturen zijn onbeantwoord gebleven. De directie stelt zich op het standpunt dat op 1 juli 2016 contact is gezocht met [B] en is verzocht of klager die avond kon bellen om te vertellen welke spullen hij voor zijn examen nodig had. Klager heeft die avond niet gebeld. Daarna is niets meer ondernomen omdat het te kort dag was aangezien klager 5 juli 2016 zou terugkeren. Klager is volgens de directie niet in zijn belangen geschaad. Het examen heeft hij uiteindelijk kunnen afleggen en met goed gevolg. De beklagcommissie stelt zich op het uitgangspunt dat de directeur zorgdraagt voor de beschikbaarheid van onderwijs, dit omvat ook de zorg voor het beschikbaar stellen van benodigde studiematerialen en gold ook gedurende de periode dat klager ter correctie was geplaatst in een andere inrichting. De beklagcommissie is van mening dat [A] nadere actie had moeten ondernemen en het niet had mogen laten bij de constatering dat klager geen contact had opgenomen die avond. De klacht is gegrond en er wordt een compensatie van € 10,-- toegekend.
Uitspraak:

DE COMMISSIE VAN TOEZICHT BIJ DE Justitiële Jeugdinrichting […] TE […]

Beslissing van de beklagcommissie uit de commissie van toezicht bij de [A] te […], op het klaagschrift van:


[…] verblijvende in de […] te […].

1. Procesgang
De beklagcommissie heeft kennis genomen van:

-           de brief d.d. 22 augustus 2016 van mevrouw […], directeur/voorzitter Raad van Bestuur van […] te […]

-           het proces-verbaal d.d. 10 november 2016, waarbij klager – hoewel op juiste wijze opgeroepen – niet ter zitting van de beklagcommissie is verschenen.

De klacht is ter zitting van 5 december 2016 behandeld. Daarbij zijn verschenen:

-           klager […]

-           mevrouw […] (juriste) en de heer […] (manager primair proces), namens […]

2. Standpunten

Standpunt klager

Klager beklaagt zich in zijn klaagschrift over de omstandigheid dat de directeur van [A] heeft nagelaten zorg te dragen voor onderwijs, het verstrekken van studiemateriaal en een goede voorbereiding van klager voor zijn examens op 6, 7 en 8 juli 2016, conform art. 52 BJJ.

Na een incident is klager op woensdag 29 juni 2016 voor een correctieplaatsing twee weken overgeplaatst naar [B] te […]. Gezien het feit dat klager op 6, 7 en 8 juli 2016 examens zou moeten maken in [A], was zowel de timing als de plaatsing in [B] in plaats van in bijvoorbeeld [C] of [D] al zeer ongelukkig. Ondanks het feit dat volgens de inrichting geen plek dichterbij [A] beschikbaar was, werd de correctieplaatsing voortgezet en wel in [B] te […]. Vanaf dat moment beschikte klager niet over studiemateriaal. Het enige wat de inrichting heeft gedaan, is ervoor te zorgen dat klager op 5 juli 2016 naar [A] kon terugkomen en tot en met 8 juli 2016 mocht blijven op een andere groep, […], om de onrust in verband met het reizen van en naar [B] te voorkomen. De advocaat heeft op donderdag 30 juni 2016 contact gehad met de heer

[…] (hoofd Behandeling en Observatie) en besproken dat klager niet beschikte over zijn studiemateriaal. Vrijdag 1 juli 2016 heeft de advocaat nogmaals gesproken met de heer […] en gezegd dat klager nog steeds niet over zijn boeken beschikte. De heer […] verwees de advocaat door naar mevrouw […], wier voicemail de advocaat vervolgens heeft ingesproken, om zorg te dragen dat de boeken vrijdag nog werden verstuurd. Blijkbaar is niets met dit verzoek gedaan, nu klager zijn advocaat op 5 juli 2016 vertelde dat hij het de gehele tijd zonder studiemateriaal heeft moeten doen en dus zijn toetsen niet goed heeft kunnen voorbereiden en zijn schrijfopdracht niet heeft kunnen maken. Hieruit blijkt dat de inrichting de belangen van klager onvoldoende in acht heeft genomen en onbehoorlijk heeft gehandeld. Klager heeft tijdens zijn correctieoverplaatsing niet het onderwijs gevolgd dat in zijn perspectiefplan zou moeten staan, maar heeft veelal op kamer gezeten of op de groep, op het moment dat zijn groepsgenoten wel naar school waren. Klager heeft in [B] niet kunnen beschikken over de boeken die behoren bij de vakken waarin hij examen moest doen en niet kunnen beschikken over een computer om een verplicht verslag te kunnen schrijven. De herhaalde verzoeken om de boeken toe te sturen zijn onbeantwoord gebleven.

Op de beklagzitting heeft mr. […] in aanvulling op het klaagschrift – kort samengevat – het volgende verklaard:

Ik blijf, ook na ontvangst van de reactie van de directie, van mening dat er niet zorgvuldig is gehandeld. Ik heb dit weekend met klager contact gehad. Hem is voor vertrek uit [A] niet medegedeeld dat hij zijn schoolspullen zou moeten meenemen. Als dit wel het geval was geweest, dan was dit overigens onmogelijk geweest omdat zijn schoolspullen op school lagen. Klager is in [B] benaderd door een groepsleider. Klager heeft aan de groepsleider medegedeeld welke spullen hij nodig had. Klager heeft daar niet te horen gekregen dat hij zelf terug moest bellen naar [A]. Klager betwist daarom dat hij zelf contact op moest nemen. Ik heb zelf op 30 juni 2016 en 1 juli 2016 contact gehad met [A]. Daarna is er door [A] geen actie ondernomen met betrekking tot de boeken van klager. Ik heb er  behoorlijk achteraan gezeten. Het was vervolgens aan [A] om te verifiëren of klager al zijn spullen had. Ik ben van mening dat [A] te weinig heeft gedaan. Tussen 29 juni 2016 en 5 juli 2016 is klager verstoken geweest van zijn schoolspullen en heeft hij zich niet voor kunnen bereiden op zijn examen. Klager heeft overigens een beperkt IQ, namelijk tussen de 72 en 85. Hij heeft veel stress gehad van de situatie en wil een compensatie.


Standpunt directie

De directie heeft zich in haar brief op het volgende standpunt gesteld:

De dag voor de correctieplaatsing, d.d. 28 juni 2016, heeft de gedragswetenschapper

klager gehoord over het voornemen hem de volgende dag op grond van art. 27 BJJ tijdelijk in JJI [B] te plaatsen. Tijdens dit gesprek heeft zij klager erop gewezen dat hij alle spullen moest meenemen die hij de komende tijd nodig zou hebben, waaronder zijn schoolspullen. Op donderdag 30 juni 2016 is de gedragsdeskundige van [B] ingelicht over de geplande examendata en tijden. Op dat moment bleek dat klager niet beschikte over zijn studiemateriaal omdat hij niets had meegenomen. Op vrijdag 1 juli 2016 is er contact gezocht met [B] en is verzocht of klager die avond kon bellen naar de groep om te vertellen welke spullen hij voor zijn examen nodig had. De groep kon deze spullen dan van zijn kamer halen en per koerier opsturen. Klager heeft die avond geen contact opgenomen. Om ervoor te zorgen dat klager zijn examens op […] in [A] kon maken, is vervoer en een kamer op een andere leefgroep geregeld. Op dinsdag 5 juli 2016 is klager in de avond aangekomen in [A] zodat hij de volgende dag zijn examens kon afleggen. Dinsdagochtend 6 juli 2016 heeft klager een half uur voor de start van de examens aangegeven dat hij geen examen wilde doen omdat hij nog wilde douchen. Later heeft klager verteld dit niet te willen omdat hij zich niet zou hebben kunnen voorbereiden op zijn examens en dat er eerst nog een schrijfopdracht volbracht diende te worden. Per brief is klager diezelfde dag uitgenodigd voor een persoonlijk gesprek, waarbij onder andere een zorgcoördinator van school en een gedragswetenschapper aanwezig waren. Doel van dit gesprek was klager er alsnog toe bewegen het examen af te leggen. In dit gesprek bleek dat klager al zijn voorbereidende examenonderdelen reeds had afgerond en er, in tegenstelling tot hetgeen klager heeft aangegeven in zijn klaagschrift, geen verslagen en/of schrijfopdracht meer hoefde te worden ingeleverd. Alleen het examen moest nog worden afgelegd. De examencommissie heeft uiteindelijk besloten klager in de gelegenheid te stellen het examen die dag op een later tijdstip alsnog te maken.

Op grond hiervan is de directie van mening dat [A] niet onrechtmatig jegens klager heeft gehandeld.

Op de beklagzitting heeft mevrouw […], namens de directie, in aanvulling op de brief d.d.

22 augustus 2016 – kort samengevat – het volgende verklaard:

De lezing van [A] is anders dan die van klager. Klager had bij zijn groepsleider kunnen aangeven welke spullen hij nodig had. Deze had de benodigde spullen dan kunnen gaan halen. Dat de spullen op school lagen, was geen belemmering. Daar hadden de spullen ook gehaald kunnen worden. Met betrekking tot het telefoontje dat van klager werd verwacht wens ik op te merken dat hier sprake moet zijn van een miscommunicatie. Wij waren in afwachting van klager om te horen welke spullen hij nodig had. Wij hebben daarna niets meer ondernomen omdat het weekend er tussen zat en maandag 4 juli 2016 dan nog erg kort dag was om zijn spullen om te sturen, aangezien klager op 5 juli 2016 al weer zou terugkeren. Toen klager terug was in [A], werkte hij niet echt mee. Voorts was er geen sprake van een schrijfopdracht die nog gemaakt zou moesten worden.

Klager is niet in zijn belangen geschaad. Het examen heeft hij uiteindelijk kunnen afleggen en heeft hij met goed gevolg afgerond.

Intern hebben we nog wel besproken wat voor type jongen klager is. Als het zou gaan om een  zwakbegaafde jongen, zou je je kunnen voorstellen dat het moeilijk voor hem zou zijn geweest om zelf e.e.a. te regelen. Onze ervaring is dat hij prima in staat is om aan te geven wat hij nodig heeft. De gedragswetenschapper was verantwoordelijk. Deze heeft met klager besproken dat hij zijn schoolspullen mee moest nemen. [A] heeft [B] op de hoogte gesteld van het feit dat klager examen zou moeten doen. 

Overigens vraagt de directie zich af of klager in zijn klacht wel ontvankelijk is, gezien het bepaalde in artikel 65 BJJ. Hij is immers niet in enig recht beperkt.

3. Beoordeling

M.b.t. de ontvankelijkheid:

Klager beklaagt zich over de beperking van zijn recht op onderwijs, en meer in het bijzonder een tekortkoming in de verplichting van de directeur om zorg te dragen voor de beschikbaarheid van onderwijs. Deze verplichting is vastgelegd in artikel 52 lid 3 BJJ en het recht op onderwijs is in meer algemene zin verankerd in artikel 28 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind. De klacht betreft daarom een handelen of nalaten van of namens de directeur, inhoudende een beperking van een klager op grond van de BJJ en een ieder verbindende bepaling van een in Nederland geldend verdrag toekomend recht. Onder verwijzing naar het bepaalde in artikel 65 lid 1 sub m acht de klachtencommissie klager daarom ontvankelijk in zijn klacht.

M.b.t. de vraag of de klacht al dan niet gegrond is:

Klager is op 29 juni 2016 voor een periode van twee weken ter correctie overgeplaatst naar [B] te […], met dien verstande dat hij in de gelegenheid werd gesteld om op 6 juli 2016 in de aan [A] verbonden school een examen maatschappijleer af te leggen. Klager is met het oog daarop op 5 juli 2016 voor korte tijd teruggebracht naar [A]. Klager en [A] (c.q. de directie) waren bekend met het tijdstip van het examen. Beide partijen waren eveneens bekend met het belang van de beschikbaarheid van de schoolboeken. Voor wat betreft klager vloeit dat voort uit de klacht. Voor wat betreft [A] vloeit dat voort uit het verweer, waarin is aangegeven dat de gedragswetenschapper voorafgaand aan de correctieplaatsing aan klager heeft meegedeeld dat hij alle spullen moest meenemen die hij de komende tijd nodig zou hebben, waaronder ook zijn schoolspullen.

De klachtencommissie ziet zich tegen deze achtergrond geplaatst voor de vraag op wie in een dergelijke situatie een verantwoordelijkheid rust voor de beschikbaarheid van de schoolspullen tijdens een correctieplaatsing en wat die verantwoordelijkheid omvat.

Uitgangspunt is dat de directeur zorgdraagt voor de beschikbaarheid van onderwijs. Deze zorgverplichting van de directeur voor de beschikbaarheid van onderwijs omvat naar het oordeel van de klachtencommissie ook de zorg voor het beschikbaar stellen van benodigde studiematerialen. Deze verplichting rustte naar het oordeel van de klachtencommissie in dit geval op de directeur van [A], ook gedurende de periode dat klager ter correctie was geplaatst in een andere inrichting.

Tussen partijen is in geschil of de gedragswetenschapper wel of niet voorafgaande aan de correctieplaatsing aan klager heeft meegedeeld dat deze alle spullen moest meenemen die hij de komende tijd nodig zou hebben, waaronder ook zijn schoolspullen. Het antwoord op de vraag welke lezing hier de juiste is, kan naar het oordeel van de commissie in het midden worden gelaten, nu dit niet doorslaggevend wordt geacht voor de beoordeling.

Niet betwist is immers dat de advocaat van klager op donderdag 30 juni en vrijdag 1 juli 2016 meerdere keren contact heeft gehad met [A] om te melden dat klager niet beschikte over de boeken die hij ter voorbereiding op zijn examen nodig had, met het verzoek zorg te dragen voor het nazenden van de betreffende boeken. Vanaf dat moment was bij [A] genoegzaam bekend dat klager om wat voor reden dan ook niet beschikte over de boeken en rustte op [A] de verplichting om zorg te dragen voor nazending van de boeken.

De directie heeft zich op het standpunt gesteld dat in verband daarmee ook contact is gelegd met [B]  en dat aan die instelling in verzocht of betrokkene die avond nog kon bellen naar [A] om te vertellen welke spullen hij voor het examen nodig had, maar dat klager die avond geen contact heeft opgenomen. De klachtencommissie is van mening dat [A] op dat moment nadere actie had dienen te ondernemen en het niet had mogen laten bij de constatering dat klager geen contact had opgenomen die avond. Gezien de verplichting om zorg te dragen voor onderwijs en de beschikbaarheid van de daarvoor benodigde boeken en gezien het niet ter discussie staande belang van klager bij een goede voorbereiding van het examen, had [A] opnieuw contact dienen te leggen met [B] c.q. klager teneinde de juiste boeken te kunnen nazenden of om –voor het geval men in de veronderstelling verkeerde dat klager geen behoefte meer had aan toezending van de boeken- dat bij klager te verifiëren.

Door de kwestie echter geheel op zijn beloop te laten heeft [A] niet gehandeld zoals in dit geval mocht worden verwacht.

Derhalve zal als volgt worden beslist.

4. BESLISSING

De beklagcommissie verklaart het klaagschrift gegrond en kent aan klager een compensatie toe van € 10,--



Deze beslissing is gegeven op 6 december 2016 door de beklagcommissie, samengesteld uit mr. […], voorzitter, […] en […], als leden, in tegenwoordigheid van […] als plaatsvervangend secretaris.

Er is beroep ingesteld bij de RSJ, het kenmerk hiervan is: 16/4211/JA.
De RSJ heeft het beroep van de directeur gegrond verklaard en het beklag alsnog ongegrond verklaard.