Opnieuw zoeken

Sla inhoud over

KC 2017/026

Datum uitspraak:
13/04/2017
Artikel:
23, 29, 56, 57 Bvt
Samenvatting:
Het klaagschrift is gericht tegen de maatregelen die t.a.v. klager zijn genomen na een controle met een drugshond. De beklagcommissie stelt vast dat op 10 februari 2017 een algehele controle in de kliniek heeft plaatsgevonden met een drugshond. De hond is bij klager gaan zitten, toen hij hen toevallig tegen kwam in de trappengang. Vervolgens is het protocol uitgevoerd en is klager onderzocht aan lichaam en kleding en is zijn kamer onderzocht. Hierbij is niets aangetroffen. De beklagcommissie is van oordeel dat hoewel het onderzoek met de drugshond niet op klager gericht was, de hond bij toeval bij klager is gaan zitten, hetgeen betekent dat hij iets ruikt. Er dient dan volgens het protocol gehandeld worden, ook al is klager niet bekend met gebruik dan wel handel of bezit van drugs. De directie is bevoegd maatregelen uit te voeren op grond van bovengenoemde wettelijk bepalingen in het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de kliniek. Er is derhalve geen sprake van strijd met de wet dan wel onredelijke of onbillijke maatregelen. Klacht ongegrond.
Uitspraak:

DE BEKLAGCOMMISSIE UIT DE COMMISSIE VAN TOEZICHT BIJ DE […] TE […]

Beslissing van de beklagcommissie uit de commissie van toezicht bij de […], inzake het klaagschrift van:

[…], verder te noemen klager.

Het klaagschrift is gericht tegen de maatregelen die ten aanzien van klager zijn genomen na een controle met een drugshond op 10 februari 2017.

Het hoofd van de inrichting heeft schriftelijk gereageerd en klager heeft van deze reactie kennis kunnen nemen.

De klacht is behandeld ter zitting van 5 april 2017 in het bijzijn van klager, de locatiemanager organisatie […]d en de juridisch medewerker […].

In het kader van de behandeling van deze klacht heeft de beklagcommissie kennisgenomen van de volgende informatie:
- Klaagschrift, gedateerd 10 februari 2017 en ingekomen bij het secretariaat op 15 februari 2017;
- Directiecommentaar op het klaagschrift gedateerd en ingekomen bij het secretariaat op 20 maart 2017;
- Het verhandelde ter zitting van 5 april 2017;
- Het ter zitting overlegde schriftelijke standpunt van klager (voorgelezen ter zitting).

Beoordeling
Artikel 23 Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) bepaalt dat het hoofd van de inrichting bevoegd is een verpleegde in het belang van de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de verpleegde voor de veiligheid van anderen dan de verpleegde of de algemene veiligheid van personen of goederen dan wel de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting, aan zijn lichaam of aan zijn kleding te onderzoeken.
Artikel 29 Bvt bepaalt dat het hoofd van de inrichting bevoegd is de persoonlijke verblijfsruimte van een verpleegde op de aanwezigheid van voorwerpen, die niet in het bezit mogen zijn, te onderzoeken indien dit onderzoek plaatsvindt in het kader van het algemeen toezicht op de aanwezigheid van verboden voorwerpen in de kamers van de patiënten of indien dit noodzakelijk is met het oog op een belang als bedoeld in artikel 23 eerste lid Bvt.

Klager stelt dat hij op 10 februari 2017 onderweg was naar zijn werk en in de trappengang de AC en hondenbegeleidster tegen kwam die bezig waren met een drugscontrole. De hond begon aan klager te snuffelen, terwijl er bij hem geen signalen waren van drugsbezit. De hond ging pas zitten toen de begeleidster aan het lijntje trok en vroeg aan klager: Heb je drugs bij je?” Klager is vervolgens gevisiteerd om 07.30 uur. Tevens werd hij om 08.45 uur gesommeerd mee te werken aan een kamercontrole. Er is niets bij klager gevonden. Klager stelt dat er met één hond door de hele kliniek controle is gedaan zonder enig rust moment, terwijl de hond maar 45 minuten aan het werk mag zijn in verband met de kwaliteit van zijn reukvermogen. Klager is niet bekend met ruis op drugsverslaving of dealen. Hij heeft sinds 1992 nog nooit een positieve UC gehad. De maatregelen gaan in tegen zijn rechtvaardigheidsgevoel en hij hoopt in het vervolg niet meer met deze stigmatisering geassocieerd te worden. Klager zal bij een volgende keer niet meewerken aan de controles.

De directie stelt dat klager niet-ontvankelijk is in zijn klaagschrift, daar er geen sprake is van een beslissing als bedoeld in artikel 56 of 57 Bvt.
Op 10 februari 2017 heeft er een algehele controle in de kliniek plaatsgevonden met gebruikmaking van een zogenoemde drugshond. Klager is geen hoog risico patiënt, dus het onderzoek was in beginsel niet op hem gericht. Het was bij toeval dat hij in de trappengang de hond tegen kwam en de hond vervolgens bij hem ging zitten, wat aangeeft dat de drugshond drugs ruikt. Volgens protocol wordt klager dan aan zijn kleding gecontroleerd, omdat dit noodzakelijk wordt geacht voor de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting. Ook om die reden wordt met behulp van de drugshond de persoonlijke verblijfsruimte van klager gecontroleerd. Omdat er niets gevonden wordt, zijn er geen maatregelen getroffen. De directie begrijpt wel dat het vervelend is voor klager, omdat hij niet bekend is met drugs.

De beklagcommissie stelt vast dat op 10 februari 2017 een algehele controle in de kliniek heeft plaatsgevonden met een drugshond. De hond is bij klager gaan zitten, toen hij hen toevallig tegen kwam in de trappengang. Vervolgens is het protocol uitgevoerd en is klager onderzocht aan lichaam en kleding en is zijn kamer onderzocht. Hierbij is niets aangetroffen.
De directie en de beklagcommissie hebben kennis genomen van klagers vragen en suggesties zoals opgenomen in zijn schriftelijke toelichting die hij ter zitting heeft voorgelezen en overlegd.

De beklagcommissie overweegt als volgt.
Hoewel het onderzoek met de drugshond op 10 februari 2017 niet op klager gericht was, hetgeen ook door de directie is bevestigd, is klager bij toeval de hond en begeleidster tegen gekomen in de trappengang. Op dat moment is de hond bij klager gaan zitten, hetgeen betekent dat hij iets ruikt. Er dient dan volgens het protocol gehandeld worden, ook al is klager niet bekend met gebruik dan wel handel of bezit van drugs. De beklagcommissie heeft begrip voor het feit dat het voor klager vervelend is geweest, maar de maatregelen die zijn genomen - namelijk het onderzoek aan lichaam en kleding en de kamercontrole – zijn conform het protocol. De directie is bevoegd deze maatregelen uit te voeren op grond van bovengenoemde wettelijk bepalingen in het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de kliniek. Er is derhalve geen sprake van strijd met de wet dan wel onredelijke of onbillijke maatregelen. De klacht zal daarom ongegrond dienen te worden verklaard.

BESLISSING
De beklagcommissie verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gedaan door […], voorzitter van de beklagcommissie, […] en […], leden van de beklagcommissie, bijgestaan door […], secretaris en ondertekend door de voorzitter en de secretaris, op 13 april 2017.