Opnieuw zoeken

Sla inhoud over

KC 2017/022

Datum uitspraak:
25/04/2017
Artikel:
35 lid 3, 54 Bvt
Samenvatting:
Het klaagschrift is gericht tegen de beslissing d.d. 1 november 2016 om toezicht te houden op de medische post van klaagster. Na drie dagen is een schriftelijke maatregel aan klaagster opgelegd. Nu dit geen formeel vereiste is, zal klaagster hier geen punt van maken. De kliniek stelt zich op het standpunt dat de maatregel noodzakelijk is ter afwending van ernstig gevaar voor de gezondheid van klaagster. De beklagcommissie stelt vast dat de beslissing is genomen om toezicht te houden op de medische post afkomstig van twee ziekenhuizen. Klaagster lijdt aan een zeer ernstige ziekte, waarvoor tijdige en adequate behandeling nodig is. Als noodzakelijke informatie voor een optimale medische behandeling niet of te laat bekend is bij de MD ontstaat er een ernstig gevaar voor haar gezondheid. De beklagcommissie is van oordeel dat de kliniek op grond van artikel 35 lid 3 Bvt bevoegd is om in het belang van de afwending van ernstig gevaar voor de gezondheid van klaagster een maatregel van toezicht op te leggen. De beklagcommissie is dan ook van oordeel dat de beslissing niet in strijd is met de wet en gelet op de bovengeschetste omstandigheden niet onredelijk of onbillijk. Klacht ongegrond.
Uitspraak:

DE BEKLAGCOMMISSIE UIT DE COMMISSIE VAN TOEZICHT BIJ DE […] TE […]

Beslissing van de beklagcommissie uit de commissie van toezicht bij de […], inzake het klaagschrift van:

[…], verder te noemen klaagster.

Het klaagschrift is gericht tegen de beslissing d.d. 1 november 2016 om toezicht te houden op de medische post.

Het hoofd van de inrichting heeft schriftelijk gereageerd en klaagster heeft van deze reactie kennis kunnen nemen.

De klacht is behandeld ter zitting van 16 maart 2017 in het bijzijn van klaagsters raadsvrouw mr. […], de moeder van klaagster, de locatiemanager mw. drs. […] en de juridisch medewerker mw. mr. […].

Klaagster kon vanwege haar fysieke gesteldheid niet aanwezig zijn ter zitting. Ze heeft die ochtend een zuurstofbehandeling gehad en is bij terugkomst in een zeer diepe slaap gevallen. De raadsvrouw was tijdig in de kliniek om klaagster te bezoeken en de klachten met haar te bespreken, maar dit heeft geen doorgang kunnen vinden. De raadsvrouw verzoekt derhalve na deze zitting nog een termijn van twee weken zodat zij de klachten met klaagster kan bespreken en haar standpunt nog kan aanvullen. De beklagcommissie gaat akkoord met deze termijn. Vervolgens zal de kliniek ook gedurende twee weken de gelegenheid krijgen om te reageren op het aanvullende standpunt. Daarna zal de beklagcommissie een oordeel geven over het beklag.

In het kader van de behandeling van deze klacht heeft de beklagcommissie kennisgenomen van de volgende informatie:
- Klaagschrift, gedateerd en ingekomen bij het secretariaat op 2 november 2016;
- Directiecommentaar op het klaagschrift gedateerd en ingekomen bij het secretariaat op 15 november 2016;
- Het verhandelde ter zitting van 16 maart 2017;
- Het ter zitting door de moeder van klaagster overhandigde document waarin klaagster met haar moeder heeft beschreven hoe zij zich bejegend voelt;
- De aanvulling van het standpunt van klaagster door de raadsvrouw d.d. 27 maart 2017;
- De nadere reactie van de directie d.d. 7 april 2017.

Beoordeling
Artikel 35 lid 3 Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) bepaalt dat het hoofd van de inrichting bevoegd is op de inhoud van brieven of andere poststukken afkomstig van of bestemd voor de verpleegde telkens voor een periode van ten hoogste vier weken toezicht uit te oefenen, indien dit noodzakelijk is met het oog op één van de volgende belangen:
a. De bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de verpleegde voor de veiligheid van anderen dan de verpleegde of de algemene veiligheid van personen of goederen;
b. De handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting;
c. De afwending van ernstig gevaar voor de gezondheid van de verpleegde;
d. De bescherming van slachtoffers van of anderszins betrokkenen bij door een verpleegde begane misdrijven;
e. De voorkoming of opsporing van strafbare feiten.
Artikel 54 Bvt bepaalt voor welke beslissingen er onverwijld een schriftelijke mededeling dient te worden uitgereikt. Dit vereiste geldt niet voor het houden van toezicht op de post, maar enkel voor de weigering van verzending of uitreiking van post.

Klaagster stelt dat er per 1 november 2016 een maatregel beperking post is opgelegd ten aanzien van de medische post. De Medische Dienst (MD) maakt de post open in aanwezigheid van klaagster maar ook zonder haar aanwezigheid. Er is geen schriftelijke mededeling uitgereikt van deze beslissing. Uiteindelijk heeft klaagster op 4 november 2016 alsnog een maatregel op schrift gekregen. Daar staat echter in dat het gaat om een weigering tot uitreiking van een poststuk. Nu het geen formeel vereiste is om de beslissing op schrift te krijgen, zal klaagster hier geen punt van maken.
Klaagster kan zich niet verenigen met de inhoud van deze maatregel. Zij maakt altijd haar post open en indien medisch, legt zij deze over aan de MD. Nu wordt de regie uit haar handen genomen zonder dat daar aanleiding voor is. De regie is voor klaagster zeer belangrijk nu zij kampt met een zeer ernstige ziekte. Klaagster is ook van mening dat zij de regie kan houden. Haar moeder ondersteunt haar standpunt. Daarom wil klaagster een klacht indienen tegen deze beslissing.

De kliniek stelt zich op het standpunt dat de maatregel noodzakelijk is ter afwending van ernstig gevaar voor de gezondheid van klaagster. Klaagster lijdt aan een ernstige ziekte en het is van groot belang dat de verpleegkundige van de MD tijdig op de hoogte is en/of wordt gesteld van alles wat in het belang is van de medische behandeling van klaagster. Tot 1 november 2016 lag de regie bij klaagster, in die zin dat wanneer er post was afkomstig van het [ziekenhuis 1] en het [ziekenhuis 2], klaagster door de MD daarvan op de hoogte werd gesteld en haar werd meegedeeld dat zij de post, als ze deze niet meteen in ontvangst kon of wilde nemen, kon ophalen bij de MD en desgewenst met de verpleegkundige kon lezen. In de praktijk bleek dit niet goed te werken want zij nam haar post niet aan, haalde haar post met enige regelmaat niet op tijd op en gaf belangrijke informatie, zoals data en tijdstippen van afspraken in het ziekenhuis niet door. Om te voorkomen dat klaagster hierdoor ernstige schade aan haar gezondheid oploopt is de beslissing tot toezicht genomen. Aan klaagster wordt nu gemeld wanneer er medische post afkomstig van het [ziekenhuis 1] of het [ziekenhuis 2] is en samen met haar wordt vervolgens de post geopend en gelezen. Als klaagster de post niet in ontvangst kan of wil nemen, wordt de post geopend en gelezen door de verpleegkundige van de MD. Zo wordt voorkomen dat essentiële informatie niet of te laat de MD bereikt. Uiteraard wordt klaagster van de inhoud van de post op de hoogte gesteld. Van een dergelijke beslissing hoeft geen schriftelijke mededeling te worden uitgereikt, niettemin is dit voor alle duidelijkheid wel gedaan. Nu dit niet gebruikelijk is, is er per abuis het format van de schriftelijke mededeling gebruikt voor een weigering tot uitreiking, maar het betreft in dit geval alleen toezicht.

De beklagcommissie stelt vast dat op 1 november 2016 een beslissing is genomen om toezicht te houden op de medische post afkomstig van het [ziekenhuis 1] en het [ziekenhuis 2]. Deze beslissing werd noodzakelijk geacht ter afwending van ernstig gevaar voor de gezondheid van klaagster. Deze post zal worden geopend en gelezen door een medewerker van de MD omdat gebleken is dat klaagster de post die afkomstig is van deze afzenders niet of niet tijdig aanneemt of ophaalt bij de MD. Daardoor is de MD vaak niet op de hoogte van klaagsters afspraken of andere belangrijke informatie met betrekking tot haar noodzakelijke behandeling. Omdat klaagster aan een zeer ernstige ziekte lijdt, waarvoor tijdige en adequate behandeling nodig is, ontstaat er een ernstig gevaar voor haar gezondheid als de noodzakelijke informatie voor een optimale medische behandeling niet of te laat bekend is bij de MD.

De beklagcommissie concludeert dat klaagster van mening is dat zij zelf de regie in handen kan houden met betrekking tot de post en de medische informatie altijd doorgeeft aan de MD. De kliniek heet echter geconstateerd dat klaagster de post vaak niet of niet tijdig aanneemt of ophaalt bij de MD. De MD is daardoor onvoldoende op de hoogte van afspraken of anderen belangrijke informatie. Gelet op de ernstige ziekte van klaagster is het van belang dat de MD goed op de hoogte is van de noodzakelijke behandeling van klaagster, ook omdat de MD verantwoordelijk is voor een deel van de uitvoering hiervan dan wel het mogelijk maken van de praktische uitvoering. Het naleven van afspraken en uitvoeren van behandelingen is voor klaagster van levensbelang. De kliniek is op grond van artikel 35 lid 3 Bvt bevoegd om in het belang van de afwending van ernstig gevaar voor de gezondheid van klaagster een maatregel van toezicht op te leggen. De beklagcommissie is van oordeel dat de beslissing dan ook niet in strijd is met de wet. Tevens is de beslissing gelet op de bovengeschetste omstandigheden niet onredelijk of onbillijk. De beklagcommissie is dan ook van oordeel dat het beklag van klaagster ongegrond dient te worden verklaard.

BESLISSING
De beklagcommissie verklaart de klacht ongegrond.


Aldus gegeven op 25 april 2017 door dr. mr. […], voorzitter van de beklagcommissie, drs. […] en mr. […], leden van de beklagcommissie, bijgestaan door mr. […], secretaris.