Opnieuw zoeken

Sla inhoud over

KC 2017/004

Datum uitspraak:
01/11/2016
Artikel:
46a Pbw
Samenvatting:
De beklagcommissie komt tot het oordeel dat niet voldaan is aan het gevaarscriterium zoals omschreven in artikel 46a van de Pbw, nu onvoldoende aannemelijk is geworden dat het gevaar bestaat dat klaagster maatschappelijk te gronde gaat of dat het gevaar bestaat dat klaagster een ander van het leven zal beroven of hem ernstig lichamelijk letsel toe zal brengen. De directeur heeft daarom niet kunnen beslissen tot het toepassen van a-dwangbehandeling. De klacht zal gegrond verklaard worden waarbij aan klaagster een tegemoetkoming toekomt van 50,00 euro.
Uitspraak:

Commissie van Toezicht bij […].

Uitspraak van de beklagcommissie uit bovengenoemde Commissie van Toezicht op het klaagschrift van […], verder te noemen klaagster, voorheen verblijvende in […]. Thans verblijvende in […].

Het beklag en het verloop van de procedure

Namens klaagster heeft mr. […] op 9 september 2016 een klaagschrift ingediend. Het klaagschrift is dezelfde dag ontvangen door het secretariaat van de Commissie van Toezicht bij […].

De directeur van de inrichting heeft bij brief van 6 oktober 2016 inlichtingen verstrekt.

Klaagsters raadsman en de directeur zijn ter zitting van 26 oktober 2016 in de gelegenheid gesteld hun standpunten mondeling toe te lichten. Klaagster heeft haar raadsman gemachtigd namens haar het woord te voeren. Tevens zijn ter zitting namens de directie aanwezig […], psychiater en […], arts-assistent psychiatrie

De inhoud van genoemde stukken dient als hier ingevoegd te worden beschouwd.

De standpunten

Standpunt klaagster
Ter zitting verwijst de raadsman naar de uitspraak van de beklagcommissie van […] van 6 oktober jl., waarin klaagster klacht met betrekking tot de vorige verlenging a-dwangbehandeling gegrond is verklaard. Met name het feit dat geen onafhankelijk psychiater is geconsulteerd, zou moeten leiden tot een gegrondverklaring van het beklag.

Standpunt directeur
Ter zitting licht de directeur haar standpunt als volgt toe. Het is bij een verlenging van a-dwangmedicatie niet noodzakelijk een onafhankelijk psychiater te raadplegen.

Ter zitting licht de psychiater het standpunt namens de directie als volgt toe.
Omdat klaagster geen ziektebesef heeft, is gekozen voor behandeling door middel van injecties. Die werden eens per vier weken gegeven. Een korte periode is haar geen medicatie gegeven in de hoop dat zij medicatie vrijwillig in zou gaan nemen en tot het besef zou komen dat zij medicatie nodig heeft, maar dat gebeurde niet. De psychiater vond het niet ethisch om te stoppen met de medicatie en dan maar te zien wat er gebeurt. Klaagster is al jaren psychotisch en maatschappelijk afgedaald. Bij opname in het PPC was klaagster ernstig psychotisch, zij hoorde stemmen en hield moeilijk te volgen betogen over het feit dat ze twee lichamen had en veel kinderen in Thailand. Klaagster zit gedetineerd voor brandstichting en had het idee dat mensen op de afdeling haar wat aan wilden doen. Ze vormde daarmee een gevaar. Medicatie heeft een goed effect op klaagster. Zij is dan goed te benaderen, maar een ontbrekend ziektebesef blijft ook tijdens behandeling. Klaagster heeft medicatie nodig om een kans te maken op re-integratie in de maatschappij.
Klaagster was niet-medicatievrij toen ze twee weken geen medicatie kreeg. Daar was de periode te kort voor. Dat was ook niet het doel van het stoppen met de medicatie. Er is wel wat voor te zeggen om klaagster langere tijd geen medicatie te geven en dan te kijken hoe zij daarop reageert, maar de psychiater heeft bij de beslissing tot verlenging van de dwangbehandeling zwaar laten wegen dat klaagster tijdens een psychose contact met behandelaars afwijst. Zij moet hulp accepteren als zij naar buiten gaat, en daar is zij niet toe bereid. Klaagster zit nu voor een jaar bij […] in het kader van een artikel 37 plaatsing.
Klaagster is niet bekend met een drugsverleden. Het is onbekend wanneer zij psychotisch is geworden. Zij is langzaam afgegleden. Klaagster heeft niet opnieuw een aansteker besteld of met een stoel gegooid.

Overwegingen

Gelet op de artikelen 60-68 van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) overweegt en beslist de beklagcommissie als volgt.

Op grond van artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw vindt als uiterste middel geneeskundige behandeling plaats voor zover aannemelijk is dat zonder die geneeskundige behandeling het gevaar dat de stoornis van de geestvermogens de gedetineerde doet veroorzaken niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen (a-dwangbehandeling).

In artikel 46a van de Pbw is omschreven wat onder ‘gevaar’ in vorenbedoelde zin wordt verstaan:
“1. Gevaar voor de gedetineerde, die het veroorzaakt, hetgeen onder meer bestaat uit:
a. het gevaar dat de gedetineerde zich van het leven zal beroven of zichzelf ernstig lichamelijk letsel zal toebrengen;
b. het gevaar dat de gedetineerde maatschappelijk te gronde gaat;
c. het gevaar dat de gedetineerde zichzelf in ernstige mate zal verwaarlozen;
d. het gevaar dat de gedetineerde met hinderlijkgedrag agressie van anderen zal oproepen;

2. gevaar voor een of meer anderen, hetgeen onder meer bestaat uit:
a. het gevaar dat de gedetineerde een ander van het leven zal beroven of hem ernstig lichamelijk letsel zal toebrengen;
b. het gevaar voor de psychische gezondheid van een ander;
c. het gevaar dat de gedetineerde een ander, die aan zijn zorg is toevertrouwd, zal verwaarlozen;

3. gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen”.

In de schriftelijke mededeling verlenging a-dwangbehandeling en het uittreksel behandelplan is ten aanzien van klaagster het gevaar als volgt omschreven. 1b. Het gevaar dat de gedetineerde maatschappelijk te gronde gaat. (Patiënte is zonder medicatie afwerend, staat niet open voor zorg, heeft geen vaste woon- of verblijfplaats en laat zich niet helpen bij het vinden daarvan of andere maatschappelijke zorg). 2a. het gevaar dat de gedetineerde een ander van het leven zal beroven of hem ernstig lichamelijk letsel zal toebrengen. (Door middel van brandstichting anderen in gevaar brengen; zichzelf verdedigen vanuit paranoïde wanen). 3. Gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen (brandstichting, gooien van spullen).

De beklagcommissie heeft te onderzoeken of voldaan is aan het vereiste dat sprake is van gevaar in de zin van artikel 46a van de Pbw.

De beklagcommissie overweegt dat reeds tijdens het nemen van de bestreden beslissing bekend was dat klaagster binnen enkele weken zou worden overgeplaatst naar […] in het kader van art. 37 Wetboek van Strafrecht. De beklagcommissie is van oordeel dat dan ook geen sprake kan zijn van dreigende maatschappelijke teloorgang, nu klaagster niet terugkeert naar de maatschappij, maar verder behandeld wordt in een (gesloten) kliniek. Naar het oordeel van de beklagcommissie is, indien de dwangmedicatie niet verlengd wordt, en klaagster bij aanstaande terugkeer naar de maatschappij door het beëindigen van de medicatie een gevaar dreigt te vormen voor zichzelf of voor anderen, voldoende tijd om dat te corrigeren in het kader van de art. 37 plaatsing. Nu de psychiater bovendien ter zitting heeft verklaard dat klaagster tijdens haar verblijf in het PPC niet opnieuw dreigde brand te stichten en ook overigens niet is gebleken dat klaagster een gevaar vormt voor zichzelf of anderen, zijn er naar het oordeel van de beklagcommissie onvoldoende dringende redenen om klaagster dwangbehandeling te laten ondergaan.

Alles overwegende komt de beklagcommissie tot het oordeel dat niet voldaan is aan het gevaarscriterium zoals omschreven in artikel 46a van de Pbw, nu onvoldoende aannemelijk is geworden dat het gevaar bestaat dat klaagster maatschappelijk te gronde gaat of dat het gevaar bestaat dat klaagster een ander van het leven zal beroven of hem ernstig lichamelijk letsel toe zal brengen. De directeur heeft daarom niet kunnen beslissen tot het toepassen van dwangbehandeling als bedoeld in artikel 46d onder a jo. artikel 46a van de Pbw. De klacht zal gegrond verklaard worden. Nu de gevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan te maken zijn, komt aan klaagster een tegemoetkoming toe.

De beslissing

Verklaart de klacht gegrond en kent aan klaagster een tegemoetkoming tot van € 50,00.

Deze uitspraak is gedaan door mr. […], voorzitter, drs. […] en […], leden, van de beklagcommissie uit de Commissie van Toezicht bij […], bijgestaan door drs. […], secretaris, op 1 november 2016.