Opnieuw zoeken

Sla inhoud over

KC 2017/003

Datum uitspraak:
05/01/2017
Artikel:
44d, 46a Pbw
Samenvatting:
De beklagcommissie stelt op de eerste plaats vast dat uit de bestreden beslissing tot toepassing van b-dwangbehandeling niet blijkt welke vorm van gevaar zoals neergelegd in artikel 46a van de Pbw in het onderhavige geval door de directeur is aangenomen en aan zijn beslissing is ten grondslag gelegd. Ook neemt de beklagcommissie in aanmerking dat uit het behandelplan noch uit de overige beschikbare stukken blijkt waaruit het agressieve gedrag van klager bestond. Het bestreden besluit lijdt daarmee aan een motiveringsgebrek. Bovendien kan aldus evenmin worden vastgesteld of wellicht het reeds ingezette, minder ingrijpende middel van afzondering in de afzonderingscel niet voldoende was om het gevaar voorlopig af te wenden en dat een beslissing over het al dan niet toepassen van a-dwangbehandeling – welke beslissing met meer procedurele waarborgen voor klager is omkleed – in het onderhavige geval niet kon worden afgewacht. Nu de gevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan gemaakt kunnen worden, komt aan klager een tegemoetkoming toe ter hoogte van € 50,00 euro. Beroep van de directeur ongegrond.
Uitspraak:

Commissie van Toezicht bij […].

Uitspraak van de beklagcommissie uit bovengenoemde Commissie van Toezicht op het klaagschrift van […], verder te noemen klager, verblijvende in […].

Het beklag en het verloop van de procedure

Op 24 augustus 2016 is door mr. […] namens klager een klaagschrift ingediend. Dit klaagschrift is dezelfde dag ontvangen door het secretariaat van de Commissie van Toezicht bij […].

De directeur van de inrichting heeft met zijn brief van 3 november 2016 inlichtingen verstrekt.

Klager en de directeur zijn ter zitting van 9 november 2016 in de gelegenheid gesteld hun standpunten mondeling toe te lichten. Tevens zijn het afdelingshoofd en de stagiair juridisch medewerker van de inrichting aanwezig.

De inhoud van genoemde stukken dient als hier ingevoegd te worden beschouwd.

De standpunten

Standpunt klager
Klager komt in beklag tegen de beslissing tot b-dwangbehandeling. Ter zitting licht klager zijn standpunt als volgt toe.

Klager kan zich niets herinneren van de dwangbehandeling. Hij heeft medicatie aangenomen maar hij ontkent dat hij schizofreen is. Klager was lang dakloos. Hij vindt dat hij goed behandeld wordt. Klager kan zich wel herinneren dat hij binnenkwam in […] en toen ging het niet slecht met hem.

Standpunt directeur
Ter zitting verwijst de directeur naar het schriftelijk verweer.
Ingrijpmedicatie kan worden gegeven op grond van art. 32 Pbw. Dat heeft een kortdurende werking. Bij b-dwangbehandeling wordt medicatie gegeven die langer werkt.
De b-dwangbehandeling was noodzakelijk vanwege het afwenden van gevaar. Het is geen alternatief om iemand alleen maar in de isoleercel te plaatsen. In dit geval was medicatie echt noodzakelijk vanwege klagers agressie, de onmogelijkheid om met hem in contact te komen, zijn eigen verwaarlozing en het totaal negeren van hulp. Agressie en agitatie stonden alle vormen van hulp in de weg.

Overwegingen

Gelet op de artikelen 60-68 van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) overweegt en beslist de beklagcommissie als volgt.

Op grond van artikel 44d, aanhef en onder b, van de Pbw kan de directeur als uiterste redmiddel beslissen tot het toepassen van een zogenaamde b-dwangbehandeling, indien dit naar het oordeel van een arts – in het PPC zal dit doorgaans de behandelend psychiater zijn – volstrekt noodzakelijk is om het gevaar dat de stoornis van de geestvermogens de gedetineerde binnen de inrichting doet veroorzaken, af te wenden.
Uit de nota van toelichting bij het “besluit van 8 maart 2013 tot wijziging van […] de Penitentiaire maatregel […] in verband met de verruiming van de mogelijkheid onvrijwillige geneeskundige behandeling te verrichten” volgt dat het bij b-dwangbehandeling dient te gaan om een situatie waarin sprake is van (dreiging van) een onmiddellijk of acuut gevaar binnen de inrichting.

In artikel 46a van de Pbw is omschreven wat onder ‘gevaar’ in vorenbedoelde zin wordt verstaan:
“1. Gevaar voor de gedetineerde, die het veroorzaakt, hetgeen onder meer bestaat uit:
a. het gevaar dat de gedetineerde zich van het leven zal beroven of zichzelf ernstig lichamelijk letsel zal toebrengen;
b. het gevaar dat de gedetineerde maatschappelijk te gronde gaat;
c. het gevaar dat de gedetineerde zichzelf in ernstige mate zal verwaarlozen;
d. het gevaar dat de gedetineerde met hinderlijkgedrag agressie van anderen zal oproepen;

2. gevaar voor een of meer anderen, hetgeen onder meer bestaat uit:
a. het gevaar dat de gedetineerde een ander van het leven zal beroven of hem ernstig lichamelijk letsel zal toebrengen;
b. het gevaar voor de psychische gezondheid van een ander;
c. het gevaar dat de gedetineerde een ander, die aan zijn zorg is toevertrouwd, zal verwaarlozen;

3. gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen”.

De directeur heeft de bestreden beslissing gebaseerd op de volgende overweging, neergelegd in het door de behandelend psychiater opgestelde behandelplan van 17 augustus 2016:
Patiënt is duidelijk psychotisch en afwisselend zeer dreigend. Patiënt kan in deze toestand niet uit de separeer. Zonder antipsychotische medicatie zal het klinisch toestandbeeld van patiënt niet veranderen en zal hij dus lang in de isoleercel moeten verblijven. Daarnaast is er nu praktisch geen contact met patiënt mogelijk en valt hij daardoor nauwelijks te verzorgen. De dwangbehandeling heeft dus als doel om volgende gevaren af te weren: fysieke agressie van patiënt, geen mogelijkheid tot verzorging van patiënt, langdurig verblijf in de separeer.

De beklagcommissie stelt op de eerste plaats vast dat uit de bestreden beslissing niet blijkt welke vorm van gevaar als neergelegd in het hierboven weergegeven artikel 46a van de Pbw in het onderhavige geval door de directeur is aangenomen en aan zijn beslissing is ten grondslag gelegd.

Daarnaast overweegt de beklagcommissie dat hoewel uit het behandelplan blijkt dat klager psychotisch en afwisselend zeer dreigend was, uit datzelfde behandelplan niet blijkt dat sprake was van een zodanig onmiddellijk dreigend of acuut gevaar dat het volstrekt noodzakelijk was om te besluiten tot toepassing van de b-dwangbehandeling. Hierbij neemt de beklagcommissie in aanmerking dat uit het behandelplan noch uit de overige beschikbare stukken blijkt waaruit het agressieve gedrag van klager bestond. Het bestreden besluit lijdt daarmee aan een motiveringsgebrek.
Bovendien kan aldus evenmin worden vastgesteld of wellicht het reeds ingezette, minder ingrijpende middel van afzondering in de afzonderingscel niet voldoende was om het gevaar voorlopig af te wenden en dat een beslissing over het al dan niet toepassen van a-dwangbehandeling – welke beslissing met meer procedurele waarborgen voor klager is omkleed – in het onderhavige geval niet kon worden afgewacht.

Op grond van het voorgaande komt de beklagcommissie tot het oordeel dat niet is komen vast te staan dat het volstrekt noodzakelijk was op 17 augustus 2016 ten aanzien van klager de b-dwangbehandeling toe te passen. Hieruit volgt dat de bestreden beslissing van de directeur geen stand kan houden.

Nu de gevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan gemaakt kunnen worden, komt aan klager een tegemoetkoming toe ter hoogte van € 50,00 euro.

De beslissing

Verklaart de klacht gegrond en kent aan klager een tegemoetkoming toe van € 50,00.

Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. […], voorzitter en drs. […] en […], leden, van de beklagcommissie uit de Commissie van Toezicht bij […], bijgestaan door drs. […], secretaris, op 12 december 2016.

Er is beroep ingesteld bij de RSJ, het kenmerk  hiervan is: 16/4183/GA.
 De RSJ heeft het beroep van de directeur ongegrond verklaard.