Opnieuw zoeken

Sla inhoud over

KC 2016/065

Datum uitspraak:
18/07/2016
Artikel:
40, 44, 53 en 62 Bjj
Samenvatting:
Klager beklaagt zich over het onterecht en ongepast opleggen van een ordemaatregel van uitsluiting activiteiten, nu hierbij sprake was van disproportioneel vastpakken van klager waarbij hij het bewustzijn verloor; de weigering om klager telefonisch contact te laten opnemen met zijn raadsvrouw alsmede zijn ouders en het niet een uur mogen luchten in de buitenlucht. De beklagrechter oordeelt dat het beklag ten aanzien van de ordemaatregel formeel gegrond is, nu deze niet binnen 24 uur aan klager is uitgereikt. De beslissing van de directeur moet worden vernietigd. Klager komt een tegemoetkoming toe van €10,--, nu de schending niet meer ongedaan valt te maken. Gelet op de aanhoudende dreiging door klager naar een groepsgenoot was er wel voldoende grondslag voor het opleggen van de ordemaatregel en was deze niet onredelijk of onbillijk. Derhalve materieel ongegrond. Het beklag gericht tegen de toepassing van het geweld is formeel gegrond vanwege het ontbreken van enige gedetailleerd geweldsrapport, waardoor geen inhoudelijke beoordeling van de proportionaliteit mogelijk is. Klager komt een tegemoetkoming toe van € 50,--. Het beklag tegen de weigering om klager telefonisch contact te laten opnemen met zijn raadsvouw en ouders is ongegrond, nu klager dezelfde dag zijn ouders heeft gesproken en zijn raadsvrouw de volgende dag. Het beklag tegen het niet mogen luchten wordt ongegrond verklaard, nu klager zelf vrijwillig heeft afgezien van zijn luchtmomenten.
Uitspraak:

DE ALLEENSPREKENDE BEKLAGRECHTER UIT DE COMMISSIE VAN TOEZICHT BIJ DE JUSTITIËLE JEUGDINRICHTING [A]

De alleensprekende beklagrechter heeft kennis genomen van de op 1 juni 2016 bij het secretariaat ingekomen klaagschriften van:

[…], verder te noemen klager,
thans verblijvende in JJI [B].

De klaagschriften, gedateerd 27 en 30 mei 2016, zijn gericht tegen:
- KLACHT A:
a) het onterecht en ongepast opleggen van een ordemaatregel van uitsluiting activiteiten, nu hierbij sprake was van disproportioneel vastpakken van klager waarbij hij het bewustzijn verloor;
b) de weigering om klager telefonisch contact te laten opnemen met zijn raadsvrouw alsmede zijn ouders;
- KLACHT B: het niet een uur mogen luchten in de buitenlucht.

De locatiedirecteur heeft op 30 mei en 13 juni 2016 schriftelijk op de klachten gereageerd.

De klachten zijn behandeld ter zitting van 13 juni 2016 in het bijzijn van klager, namens klagers raadsvrouw mw. […], juridisch medewerker en namens de directie […], hoofd behandeling.

In het kader van de behandeling van deze klachten heeft de beklagrechter verder kennisgenomen van de volgende informatie:
- de door en namens klager ingediende klaagschriften, gedateerd 27 en 30 mei 2016;
- twee verweerschriften van de directie, gedateerd 30 mei en 13 juni 2016;
- een klager betreffende kopie van een ordemaatregel van uitsluiting activiteiten, ingaande 27 mei 2016 om 13.00 uur tot 27 mei 2016 om 22.30 uur. Klager is gehoord op 27 mei 2016 om 13.00 uur door unitmanager dhr. […]. De schriftelijke mededeling is op 30 mei 2016 om 16.30 uur aan klager uitgereikt. Klager heeft geweigerd te tekenen voor ontvangst;
- een schriftelijk verslag van het incident op groep [...] op 27 mei 2016, met daarin verklaringen van klager, een groepsgenoot (K) en twee groepsleiders (1 en 2), een conclusie en gemaakte afspraken, welk verslag is opgemaakt door (een) onbekend(e) perso(o)n(en);
- een klager betreffend formulier weigering luchtmoment, gedateerd 27 mei 2016, opgemaakt door groepsleiders [3] en [4], waarin klager vrijwillig afziet van zijn luchtmoment in de luchtkooi;
- het verhandelde ter zitting van 13 juni 2016, hieronder kort uiteengezet.

Standpunt klager
KLACHT A:
a) Klager beklaagt zich over de onrechtmatige en gegeven de situatie volstrekt ongepaste ordemaatregel van uitsluiting van activiteiten, nu hierbij sprake was van disproportioneel vastpakken van klager waarbij hij het bewustzijn is verloren.
b) Klager beklaagt zich tevens over de weigering om klager telefonisch contact te laten opnemen met zijn raadsvrouw alsmede zijn ouders.

KLACHT B: Klager beklaagt zich er over dat hij op 27 mei 2016 tot einde dag op kamer is geweest en pas om 19.30 uur mocht luchten in de luchtkooi. Dat mocht hij een half uur. Klager heeft recht op 1 uur buitenlucht en klager wil hier compensatie voor.

Klachten A en B: Ter zitting heeft klager – zakelijk weergegeven - het volgende verklaard:
Op mijn groep zat een homo jongen bij de jongens van zeden. Ik vroeg hem waarom. Hij werd boos, kwam naar me toe en gaf me een stoot. Ik wilde hem een trap geven, maar ik werd vastgepakt door een medewerker. Ik had op dat moment brood met pindakaas in mijn mond. De medewerker had moeten wachten op collega’s. Hij heeft me met een houdgreep vastgepakt. Ik werd verwurgd en weet niet wat er is gebeurd omdat ik het bewustzijn ben verloren. De ambulance is gekomen maar ik wilde niet onderzocht worden omdat ik bang was dat zij me een prik zouden geven om me rustig te maken. Ik ben niet op de iso gezet. Ik heb wat water te drinken gekregen en heb een frisse neus met de unitmanager gehaald en heb daar even met hem gesproken. Toen ik terug op de groep kwam was er niemand. Ik moest toen op kamer vanwege de orde en veiligheid. Dat was om 13.00 uur. Om 15.00 uur kwam er iemand naar mijn kamer die zei dat ik een ordemaatregel had. Ik heb echter geen beschikking gehad. Ik heb vanaf 13.00 uur tot de volgende morgen op kamer gezeten.

Ik heb tijdens mijn kamerplaatsing op 27 mei 2016 gevraagd of de inrichting mijn ouders kon inlichten. Om 17.00 uur heb ik gevraagd om mijn moeder te mogen bellen. Dat mocht rond 19.30 – 20.00 uur. Toen heb ik gevraagd om mijn advocaat te mogen bellen en heb ik gezegd dat ik om 17.00 uur geen luchtmoment had gehad. De groepsleider zei dat het te druk was en dat ik mijn advocaat nu niet mocht bellen. De volgende dag in de ochtend mocht ik wel bellen met mijn advocaat.

Ter zitting heeft mw. […] aangegeven dat het toegepaste geweld redelijk ernstig is geweest. Klager klaagt ook over het toepassen van teveel geweld op basis van de gebeurtenissen. Er was sprake van bewustzijnsverlies en spugen bij klager. Er moest een ambulance aan te pas komen. Dit was een traumatische situatie. In maart 2016 had ook al een klager betreffend incident plaatsgevonden, waarna klager is toegezegd dat de inrichting zijn veiligheid extra zou bewaken. De uiteindelijke kamerplaatsing heeft korter plaatsgevonden dan verwacht. Klager kon zijn ouders rond 20.00 uur bellen. Echter omdat hier sprake was van een heel bijzonder geval, had er een uitzondering moeten worden gemaakt. Klager was namelijk bang en overstuur en het had in de rede gelegen om de ouders en de raadsvrouw wel meteen te mogen spreken om klager gerust te stellen. Klager mocht de raadsvrouw de volgende ochtend bellen. Verzocht wordt om compensatie.

Standpunt directie
Ter zitting heeft de directie verklaard dat de groepsleiders gezamenlijk een incidentenrapport schrijven. In dit geval zijn er meerdere mensen gesproken. Er wordt nooit door de medewerker die geweld heeft toegepast een geweldsverslag opgemaakt. Wel een algemeen verslag.
De jeugdige die klager aanviel voelde zich uitgedaagd. Er is geen sprake van disproportioneel geweld. Er is gebeld om een ambulance en de ambulancebroeders zijn verschenen. Toen zij klager wilden nakijken, wilde klager dat helemaal niet. De unitmanager heeft voldoende zorg geboden aan klager. Er is klager ’s-avonds een luchtmoment aangeboden. Een groepsleider van een andere groep heeft aangeboden met klager te gaan luchten en een groepsleider van klagers eigen groep heeft aangeboden langer door te werken zodat klager zijn luchtmoment kon krijgen. Klager wilde echter niet meer luchten.
Het bellen van ouders wordt nog niet gedaan als klager nog niet rustig is. In eerste instantie kwam er een verzoek om zijn ouders te bellen, pas daarna kwam het verzoek om de raadsvrouw te mogen bellen. Klager deed dit verzoek buiten kantooruren van de raadsvrouw.

Beoordeling
KLACHT A onder a)
De beklagrechter stelt vast dat uit het incidentenverslag en het verweerschrift blijkt dat klager op 27 mei 2016 een groepsgenoot pestte die terugschold, op klager is afgekomen en hem heeft geprobeerd te slaan. Klager is vervolgens richting de groepsgenoot gerend en is toen vastgepakt door groepsleider M. De groepsleider heeft klager richting de gang begeleid, waar klager zich hevig heeft verzet en ze op de gang op de grond terecht zijn gekomen en de groepsleider klager onder controle heeft gehouden. Hierbij is klager het bewustzijn verloren, waarop een ambulance is gebeld en gekomen. Klager is niet behandeld en is samen met de unitmanager naar buiten gegaan om even te praten en tot rust te komen. Om 13.00 uur is klager gehoord en heeft hij gezegd dat hij nog niet klaar is met de groepsgenoot en dat hij zweert hem terug te pakken.

Ordemaatregel
Aan klager is vanwege deze voortdurende dreigende houding naar de groepsgenoot een ordemaatregel opgelegd van uitsluiting activiteiten, die inging op 27 mei om 13.00 uur en duurde tot en met 27 mei om 22.30 uur. De volgende dag mocht klager weer gewoon op de groep.

Echter op grond van het bepaalde in artikel 62, eerste lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (hierna: Bjj) dient een schriftelijke mededeling van een beslissing tot het opleggen van een ordemaatregel aan de jeugdige te worden uitgereikt. Uitgangspunt is daarbij dat een dergelijke mededeling binnen 24 uur wordt uitgereikt. In dit geval is de bestreden beslissing genomen op 27 mei 2016 om 13:00 uur en is de mededeling daarvan aan klager uitgereikt op 30 mei 2016 om 16.30 uur. Nu de schriftelijke mededeling niet onverwijld binnen 24 uur aan klager is uitgereikt, is niet voldaan aan voormelde bepaling.

De beklagrechter is van oordeel dat het beklag ten aanzien van de ordemaatregel formeel gegrond moet worden verklaard en dat de beslissing van de directeur moet worden vernietigd. Klager komt hiervoor een tegemoetkoming toe van € 10,--, nu de schending niet meer ongedaan valt te maken.

De beklagrechter is echter wel van oordeel dat er vanwege de aanhoudende dreiging door klager naar de groepsgenoot voldoende grondslag was voor het opleggen van een ordemaatregel zoals hierboven genoemd. De duur van deze ordemaatregel was beperkt en gaf klager tevens de gelegenheid om meer tot rust te komen, zonder dat de orde en veiligheid in de inrichting in gevaar kwam. De ordemaatregel wordt dan ook niet onredelijk of onbillijk geacht.
Het beklag zal materieel ongegrond worden verklaard.

Toepassing geweld
Artikel 40, eerste lid van de Bjj bepaalt dat de directeur is bevoegd jegens een jeugdige geweld te gebruiken dan wel vrijheidsbeperkende middelen aan te wenden voor zover dat noodzakelijk is met het oog op (onder andere) de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting, de uitvoering van een door de directeur genomen beslissing of de voorkoming van het zich onttrekken door de jeugdige aan het op hem uitgeoefende toezicht. Het derde lid bepaalt dat aan het gebruik van geweld zo mogelijk een waarschuwing vooraf gaat. Degene die geweld heeft gebruikt maakt hiervan onverwijld een schriftelijk verslag en doet dit verslag onverwijld aan de directeur toekomen.

De directie heeft verklaard dat na het incident alle betrokkenen inclusief de groepsleiders zijn gehoord en dat hiervan een incidentenverslag is opgemaakt. Er wordt echter nooit door de medewerker die geweld heeft toegepast een geweldsverslag opgemaakt.

De beklagrechter stelt zich op het standpunt dat het op gepaste wijze onder controle brengen tijdens klagers verzet valt onder het toepassen van geweld, overeenkomstig artikel 40 van de Bjj. Het derde lid van dit artikel schrijft voor dat aan het gebruik van geweld zo mogelijk een waarschuwing vooraf gaat en dat degene die geweld heeft gebruikt, hiervan onverwijld en schriftelijk verslag doet en dit verslag aan de directeur doet toekomen.

De beklagrechter stelt vast dat zo’n verslag, opgemaakt door degene die het geweld heeft gebruikt, hier niet is opgemaakt. Het onderzoeksverslag van 27 mei 2016 kan naar het oordeel van de beklagrechter niet gelijkgesteld worden met een verslag ex. artikel 40 Bjj. Daarmee is niet voldaan aan het gestelde in artikel 40, derde lid van de Bjj, en kan niet worden vastgesteld of de toepassing van het geweld proportioneel heeft plaatsgevonden. Het beklag gericht tegen de toepassing van het geweld zal dan ook formeel gegrond worden verklaard.

Door het ontbreken van een verslag conform artikel 40, derde lid, Bji, kan niet worden vastgesteld hoe de toepassing van het geweld precies is verlopen. Tevens kan niet worden vastgesteld of klagers bewustzijnsverlies het gevolg is van de wijze van vastpakken van de groepsleider of het gevolg is van klagers eigen verzet.

Uit het verslag van het onderzoek dat de inrichting heeft gedaan naar het voorval, gedateerd 27 mei 2016 blijkt wel dat klager naar eigen zeggen om de tafel rende om op de groepsgenoot af te gaan, naar de beklagrechter begrijpt om verhaal te halen. Klager geeft aan dat hij nog steeds heel boos is op de betreffende groepsgenoot. In dit zelfde verslag heeft de groepsleider die het geweld heeft toegepast onder meer verklaard dat hij gedaan heeft wat nodig en toegestaan was om klager uit de situatie te halen. De conclusie van de onderzoekers is vervolgens dat er sprake is van een incident dat door de medewerkers is opgepakt met inzet van geweld. De beschuldiging van klager dat dit buitenproportioneel is, wordt na het horen van alle betrokkenen door de onderzoekers niet terecht bevonden. Zij merken tenslotte op dat het onfortuinlijk is dat klager last heeft ondervonden van de manier waarop hij onder controle is gebracht. In het verweerschrift van de directie d.d. 30 mei 2016 is te lezen dat klager zich hevig verzet en op de gang met de groepsleider op de grond terecht komt. De groepsleider houdt klager - overeenkomstig het protocol - onder controle. Desondanks raakt klager inderdaad kort buiten bewustzijn, waarop direct een ambulance is gebeld, die vervolgens niet nodig bleek te zijn. Ter zitting heeft klager ook aangegeven dat hij tijdens het voorval boos was, alsmede dat hij tijdens het vastpakken door de groepsleider het bewustzijn heeft verloren. Alles overziende zijn er wel aanwijzingen dat het tegen klager gebruikte geweld proportioneel kan zijn geweest, maar een definitieve inhoudelijke beoordeling hiervan is door de beklagrechter, vanwege het ontbreken van een (gedetailleerd) verslag van de groepsleider die het geweld heeft toegepast, niet mogelijk.

In lijn van de jurisprudentie van de RSJ komt klager in principe een standaard tegemoetkoming toe voor de formele gegrondverklaring. Echter, gezien de bijzondere ernst van deze situatie waarin klager heeft verkeerd, de impact hiervan op klager en het ontbreken van enig gedetailleerd geweldsrapport, is de beklagrechter van oordeel dat een hogere tegemoetkoming op zijn plaats is. De beklagrechter zal klager dan ook een tegemoetkoming toekennen van € 50,--.

KLACHT A onder b)
Op grond van artikel 44, eerste lid Bjj heeft een jeugdige het recht ten minste twee maal per week op in de huisregels vastgestelde tijden en plaatsen telefoongesprekken te voeren met personen buiten de inrichting. Het vierde lid stelt een jeugdige in staat met de geprivilegieerde personen, waaronder zijn raadsvrouw telefonisch contact te hebben, indien hiervoor de noodzaak en de gelegenheid bestaan.

De beklagrechter stelt vast dat klager op 27 mei 2016 om 17 uur heeft gevraagd om zijn ouders te mogen bellen. Klager heeft vervolgens tussen 19.30 uur en 20.00 uur contact mogen opnemen met zijn moeder, omdat klager daarvoor nog niet rustig was. Rond 20.00 uur heeft klager tevens verzocht contact te mogen opnemen met zijn raadsvrouw. Klager heeft haar de volgende ochtend mogen bellen.

De beklagrechter is van oordeel dat beide belverzoeken niet onredelijk lang op zich hebben laten wachten. Klager mocht zijn ouders zo’n drie uur na zijn eerste verzoek bellen en klager heeft zijn raadsvrouw de volgende ochtend mogen bellen, omdat het verzoek buiten kantooruren werd gedaan. De beklagrechter deelt de namens de raadsvrouw ter zitting opgeworpen stelling niet, dat klager direct (na het indienen van zijn verzoeken) in de gelegenheid moest zijn gesteld om met zowel zijn ouders als raadsvrouw te mogen spreken. De inrichting heeft gekeken naar noodzaak en gelegenheid en dat was in deze situatie passend en geboden. Het beklag zal dan ook ongegrond worden verklaard.

KLACHT B:
Op grond van artikel 53, vijfde lid Bjj draagt de directeur zorg dat de jeugdige in de gelegenheid wordt gesteld dagelijks ten minste een uur in de buitenlucht te verblijven.

De beklagrechter stelt vast dat klager om 17.00 uur heeft aangegeven dat de inrichting zijn luchtmoment is vergeten. Uit het verweerschrift blijkt dat klager ’s-avonds twee maal een luchtmoment is aangeboden. Een groepsleider van een andere groep heeft aangeboden met klager te gaan luchten en een groepsleider van klagers eigen groep heeft aangeboden langer door te werken zodat klager zijn luchtmoment kon krijgen. Klager wilde echter niet meer luchten en hiervoor is door de groepsleiders een formulier weigering luchtmoment opgemaakt.

De beklagrechter is van oordeel dat dit beklag ongegrond moet worden verklaard, nu klager zelf vrijwillig heeft afgezien van zijn luchtmomenten.

BESLISSING
De beklagrechter:
- verklaart het beklag met kenmerk KLACHT A onder a) ten aanzien van de ordemaatregel formeel gegrond en materieel ongegrond. Vernietigt de beslissing van de directeur;
- verklaart het beklag met kenmerk KLACHT A onder a) ten aanzien van het toegepaste geweld formeel gegrond.
- kent klager voor het beklag met kenmerk KLACHT A onder a) een tegemoetkoming toe van € 10,-- + € 50,-- = € 60,--;
- verklaart het beklag met kenmerk KLACHT A onder b) ongegrond;
- verklaart het beklag met kenmerk KLACHT B ongegrond;


Aldus gegeven door mr. […], alleensprekende beklagrechter in tegenwoordigheid van […], secretaris, op 18 juli 2016.