Opnieuw zoeken

Sla inhoud over

KC 2016/059

Datum uitspraak:
22/11/2016
Artikel:
13, 16, 56 Bvt en 8 EVRM
Samenvatting:
Klager beklaagt zich omdat als gevolg van zijn interne overplaatsing naar de locatie […] in strijd is gehandeld met zijn recht ‘op family life’ als bedoeld in artikel 8 van het EVRM, aangezien zijn recht op omgang met zijn echtgenoot die op de andere locatie verblijft, wordt geschonden. Door klagers verblijf op een longstay afdeling dient zijn kwaliteit van leven centraal te staan. De directeur is van mening dat er een zorgvuldige afweging is gemaakt. De beklagcommissie stelt vast dat het hoofd van de inrichting iedere verpleegde een persoonlijke verblijfsruimte toewijst. Klager is op een andere locatie geplaatst dan zijn echtgenoot. Zijn echtgenoot verblijft al geruime tijd op de andere locatie. Aan het recht op “family life” als bedoeld in artikel 8 van het EVRM kunnen beperkingen worden gesteld. Het gaat hier om de individuele belangen van klager van omgang met zijn echtgenoot, alleen te realiseren volgens klager door een plaatsing op de locatie […], en de aan het algemeen belang te ontlenen gronden, in het bijzonder de belangen van de bewoners van de locatie […]. Naar het oordeel van de beklagcommissie heeft de kliniek in onderhavig geval in redelijkheid kunnen komen tot de genomen beslissing. De klacht is ongegrond verklaard. Er is beroep ingesteld tegen deze beslissing.
Uitspraak:

DE BEKLAGCOMMISSIE UIT DE COMMISSIE VAN TOEZICHT BIJ […] te […]

Beklagnummer […]

De beklagcommissie heeft kennisgenomen van het klaagschrift van […], destijds verblijvende in de […], locatie […], thans verblijvende op de locatie […].

1. De procedure
Het klaagschrift, gedateerd 21 oktober 2016, is bij de secretaris ingekomen op 24 oktober 2016. Het klaagschrift heeft betrekking op een interne overplaatsing per november 2016.

De beklagcommissie heeft kennisgenomen van het verweerschrift (met bijlagen) van de zijde van de directeur van 9 november 2016.

Daarnaast heeft de beklagcommissie kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter van de beroepscommissie van de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ) van 26 oktober 2016 tot afwijzing van klagers verzoek tot schorsing van de beslissing van het hoofd van de inrichting inhoudende hem intern over te plaatsen naar de longstayafdeling van de Pompestichting te […].

Op 15 november 2016 zijn gehoord klager, bijgestaan door mr. […], advocaat te [...], alsmede mr. […], juridisch medewerkster, en […], clustermanager patiëntenzorg LFPZ, namens de directeur.

2. De beoordeling van het beklag

2.1 Ontvankelijkheid van het beklag
De beklagcommissie begrijpt klagers klaagschrift aldus dat klager stelt dat als gevolg van zijn interne overplaatsing naar de locatie […] in strijd is gehandeld met zijn recht ‘op family life’ als bedoeld in artikel 8 van het EVRM, namelijk dat zijn recht op omgang met zijn echtgenoot die verblijft op de locatie […] wordt geschonden. Binnen dat kader kan klager in zijn klacht worden ontvangen. Op grond van artikel 56, eerste lid, onder e van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) staat hiertegen beklag open. Klager wordt derhalve ontvankelijk verklaard in zijn klaagschrift.

2.2. Inhoud van het beklag
2.2.1 In aanvulling op het klaagschrift is door en namens klager ter zitting – zakelijk weergegeven – aangevoerd dat gelet op klagers verblijf op een longstay afdeling zijn kwaliteit van leven centraal moet staan. Door de instelling is onvoldoende rekening gehouden met klagers belang om op de locatie […] van de instelling te worden geplaatst. Dit vanwege het verblijf van zijn echtgenoot op die locatie. In het bijzonder de omstandigheid dat er geen omgangsregeling is en zo’n regeling ook niet uitvoerbaar is omdat de echtgenoten de reis naar elkaar niet kunnen betalen en er voor elk bezoek een verlofmachtiging moet worden aangevraagd. Aan klagers belangen is voorbij gegaan door hem over te plaatsen naar de locatie […]. Dit is temeer onbegrijpelijk omdat twee andere bewoners van klagers oude afdeling wel naar de locatie […] zijn overgeplaatst. Ten onrechte zijn eerdere ervaringen met klager bij de beslissing betrokken. Klager zal beter functioneren indien tegemoet wordt gekomen aan zijn wens om omgang te hebben met zijn echtgenoot. Door de instelling is in strijd gehandeld met artikel 8 van het EVRM. Ter zitting is een pleitnota overgelegd.

2.2.2 In aanvulling op het verweerschrift is namens de directeur ter zitting – zakelijk weergegeven – aangevoerd dat op de locatie […] bewoners verbleven met een hoge mate van psychopathie. Er is sprake van ernstige persoonlijkheidsproblematiek van het cluster B. Deze bewoners moeten bij elkaar verblijven omdat zij elkaars gedrag kunnen verdragen. Dit in tegenstelling tot de bewoners van de locatie […]. Daar verblijven de psychotisch kwetsbare bewoners die door bewoners met een cluster B persoonlijkheidsproblematiek ernstig uit hun evenwicht kunnen worden gebracht. Er is destijds zorgvuldig afgewogen welke bewoner van de locatie […] naar de locatie […] over kon en welke naar de nieuw te openen afdeling op de locatie […]. Er is nog overwogen om een nieuwe afdeling op de locatie […] te openen. Het zou evenwel een te grote en kostbare inspanning vergen om personen met een cluster B persoonlijkheidsproblematiek apart te houden van de bewoners met een psychotische kwetsbaarheid. Daarom is van dat plan afgezien. Van de bewoners van klagers afdeling in […] zijn alleen een bewoner met een autistische stoornis en een bewoner in een rolstoel (vanwege gebouwelijke belemmeringen in […]) in […] geplaatst. De overplaatsing van klager naar […] zou gezien zijn persoonlijkheidsproblematiek ten koste gaan van de (geestelijke) gezondheid en van de orde en veiligheid van de andere bewoners van […]. Voorts stelt de kliniek dat een experiment als bepleit door de raadsman van klager in navolging van het bepaalde in artikel 13 van de Bvt nooit ten koste van de belangen van de andere bewoners mag worden uitgevoerd. Ten slotte wordt aangevoerd dat er geen omgangsregeling is vanwege de halsstarrige insteek van klager.

2.2.3 De beklagcommissie overweegt als volgt.
In artikel 16, eerste lid, van de Bvt is (onder meer) bepaald dat het hoofd van de inrichting iedere verpleegde een persoonlijke verblijfsruimte toewijst en zorg draagt dat deze behoorlijk is ingericht.

De beklagcommissie stelt vast dat klager tot 10 november 2016 heeft verbleven op de locatie […] van de […]. In het kader van afbouw van de capaciteit is de locatie […] van de […] gesloten (behoudens afdeling [..]). Alle bewoners van klagers afdeling, op twee na, zijn overgeplaatst naar de locatie […]. Daar is intern een nieuwe afdeling opgezet als voortzetting van de afdeling te […]. Klager is op 7 december 2015 gehuwd. Zijn echtgenoot verblijft al geruime tijd op de locatie […]. Voorts wordt vastgesteld onder verwijzing naar de uitspraak […] dat er geen omgangsregeling is vanwege de opstelling van klager.

2.2.4 Door en namens klager is gesteld dat de beslissing om klager op de locatie […] te plaatsen in strijd is met zijn recht op ‘family life’ als bedoeld in artikel 8 van het EVRM.

2.2.5 Aan het recht op “family life” als bedoeld in artikel 8 van het EVRM kunnen op de gronden als genoemd in het tweede lid van dit artikel beperkingen worden gesteld. In het licht van de op de overheid rustende positieve en negatieve verplichtingen die aan artikel 8 van het EVRM kunnen worden ontleend, zal het hoofd van de inrichting een zorgvuldige afweging van de relevante rechten en belangen moeten maken. Het gaat hier om de individuele belangen van klager van omgang met zijn echtgenoot, alleen te realiseren volgens klager door een plaatsing op de locatie […], en de aan het algemeen belang te ontlenen gronden, in het bijzonder de belangen van de bewoners van de locatie […].

Naar het oordeel van de beklagcommissie heeft de kliniek in onderhavig geval om de redenen als opgesomd in het verweerschrift en hiervoor weergegeven onder 2.2.2 in redelijkheid kunnen komen tot de genomen beslissing om klager intern over te plaatsen naar de locatie […] en niet naar de locatie […]. Dit in het bijzonder gelet op de ernstige en voortdurende persoonlijkheidsproblematiek van klager. Klager heeft een voortdurende, ernstige persoonlijkheidsstoornis die hem minder groepsgeschikt maakt en aan die stoornis is inherent gevaar voor de (geestelijke) gezondheid van de bewoners van […] met hun problematiek en gevaar voor de orde en veiligheid aldaar. Een gevaar dat zich in het verleden al meerder malen heeft gerealiseerd. In redelijkheid heeft de kliniek daarom uiteindelijk meer belang kunnen hechten aan het recht op (geestelijke) gezondheid en de orde en veiligheid van de bewoners van […] dan aan het belang van klager van omgang met zijn echtgenoot door plaatsing van klager op de locatie […]. De kliniek heeft bij de genomen beslissing zeker oog gehad voor de belangen van klager gezien onder meer het feit dat overwogen is de nieuwe locatie op de locatie […] in te richten. Een besluit waarvan is afgezien wederom in het belang van de borging van de (geestelijke) gezondheid en de orde en veiligheid van de bewoners aldaar.

Naar het oordeel van de beklagcommissie is de beslissing van de kliniek gelet op het hiervoor overwogene ook proportioneel. Bij dit oordeel betrekt de commissie ook het feit dat de weg van een omgangsregeling nog steeds open staat. Daarbij verwijst de beklagcommissie naar de uitspraak [KC 2016/060] en een eerdere uitspraak […].

2.2.6 Op grond van het voorgaande kan de beslissing van het hoofd van de inrichting derhalve bij afweging van alle in aanmerking komende belangen niet in strijd met artikel 8 van het EVRM, en niet onredelijk of onbillijk of disproportioneel worden aangemerkt en zal het klaagschrift ongegrond worden verklaard.

BESLISSING:

De beklagcommissie verklaart het klaagschrift ongegrond.


Aldus gegeven op 22 november 2016 door mr. […], voorzitter, drs. […] en dr. […], leden, in tegenwoordigheid van mr. […], secretaris.

Er is beroep ingesteld bij de RSJ, het kenmerk hiervan is: 16/3931/TA.
De RSJ heeft het beroep van de directeur ongegrond verklaard.