Opnieuw zoeken

Sla inhoud over

KC 2016/048

Datum uitspraak:
01/09/2016
Artikel:
35 lid 3, 37 lid 3, 56 lid 1 sub c Bvt, huisregels, Circulaire Landelijke Inzet van drugshonden
Samenvatting:
De klacht is er tegen gericht dat aan klagers grootouders, als bezoekers, de toegang tot de kliniek is ontzegd omdat de drugshond bij hen is aangeslagen. Klager heeft er met name moeite mee hoe zijn grootouders op dat moment zijn behandeld. De beklagcommissie is van oordeel dat klager kan worden ontvangen in zijn beklag maar meent dat klagers grootouders terecht zijn geweigerd. De weigering is in lijn met de Bvt, de huisregels en de Circulaire Landelijke Inzet van drugshonden. De door klager voorgestelde fouillering maakt dit niet anders omdat daarmee niet kan worden uitgesloten dat drugs is gebruikt of in het lichaam is verstopt. De klacht wordt dan ook ongegrond verklaard. Wel adviseert de commissie de kliniek om in gesprek te gaan met de grootouders van klager en de relatie te herstellen.
Uitspraak:
BEKLAGCOMMISSIE UIT DE COMMISSIE VAN TOEZICHT BIJ […]
 
BESCHIKKING
van de beklagcommissie uit de commissie van toezicht bij […] te […] naar aanlei­ding van het indienen van het klaagschrift van:
 
[…] (klager)
 
ten tijde van het indienen van het klaagschrift verblij­vende in […] te […].
 
DE STUKKEN
Klaagschriften van klager d.d. 28 februari 2016, ontvangen door het secretariaat op 4 maart 2016, waarin hij zich beklaagt over de weigering bezoek toe te laten.
 
Er heeft bemiddeling door de maandcommissaris plaatsgevonden.
 
Schriftelijke inlichtingen en opmerkingen van de directie van genoemde inrichting, gedateerd 1 juli 2016, aan de beklagcommissie overgelegd, waarvan de inhoud bij het standpunt van de directie is weergegeven.
 
De inhoud van voormelde stukken wordt als hier ingelast be­schouwd.
 
De mondelinge behandeling van het beklag heeft plaatsgevonden op 16 augustus 2016. Hierbij waren aanwezig:
·        Klager en diens raadsvrouw, mr. […], advocaat te […];
·        namens de kliniek mw. mr. […] (juriste) en mw. […] (manager behandelafdeling).
 
STANDPUNT VAN KLAGER
Klager heeft geklaagd over de weigering zijn grootouders toe te laten in de kliniek, omdat de drugshond ging zitten. Klager stelt dat zij niets met drugs te maken hebben. Aangeboden is nog om zijn grootouders te fouilleren, maar dit ging niet omdat dat beleid was. Klager vraagt zich af hoe betrouwbaar zo’n hond is.
 
Tijdens de mondelinge behandeling van het beklag heeft klagers raadsvrouw aangevoerd dat het eigenlijk om de gevolgen gaat. Dat is het belangrijkste. De grootouders durven nu niet meer op bezoek te komen. Zij zijn wel door maatschappelijk werk gebeld, maar eigenlijk is het nog niet goed uitgepraat. Op zich is het beleid wel duidelijk, maar wat moet je dan nog verder. Duidelijk is ook dat fouilleren geen zin heeft. Toch blijft de vraag of er zorgvuldig is gehandeld.
 
Tijdens de mondelinge behandeling van het beklag heeft klager aangevoerd dat het gaat om wat er gezegd is. Er werd gezegd dat het niet anders kon dan dat zij met drugs in aanraking zijn geweest. Feit is dat de hond is gaan zitten. Opa zegt echter niets met drugs te maken te hebben; hij is toch geen bolletjes slikker. Het heeft hem geraakt en daarom wil Opa een excuus van de kliniek. Daar kan hij heel halsstarrig in zijn. Klager geeft aan nog wel eens met de manager behandelafdeling te willen praten over de kwestie.
 
STANDPUNT VAN DE DIRECTIE
Door de directie is het navolgende aangevoerd.
 
Het beklag betreft kennelijk de weigering van netwerkbezoek d.d. 28 februari 2016.
 
Klager kan zich niet verenigen met de weigering van zijn bezoek op 28 februari 2016 door de inzet van een drugshond. Hierbij verwijt hij de kliniek dat deze heeft nagelaten verdere stappen (zoals fouilleren) te ondernemen.
 
Op 28 februari 2016 werden de twee bezoekers van klager onderworpen aan een controle door een drugshond. De drugshond maakte bij allebei de personen een positieve melding door te gaan zitten. Dit zitten duidt op de aanwezigheid van, of het in aanraking zijn geweest met, verdovende middelen. Aan de bezoekers van klager is om deze reden de toegang tot de kliniek geweigerd (zie de bijlage voor de schriftelijke mededeling).
 
Ingevolge artikel 37, vijfde lid, Bvt jo. artikel 3, zesde lid van de Bezoek- en telefoonregeling (bijlage 3 bij de Huisregels) wordt het bezoek bij binnenkomst gecontroleerd, waarbij mogelijk een drugshond wordt ingezet. Bezoekers waarbij de hond gaat zitten wordt de toegang tot de kliniek geweigerd teneinde de orde en veiligheid in de kliniek te handhaven.
 
Bezoekers krijgen voorafgaand aan hun eerste bezoek aan de kliniek de informatiefolder ‘Op bezoek’ toegezonden waarin onder andere uitleg wordt gegeven over de toegangscontrole en de mogelijke inzet van drugshonden daarbij.
 
Ten aanzien van de mogelijkheid om bezoekers te fouilleren, alvorens een beslissing over de toelating tot de kliniek te nemen, het volgende. Met het fouilleren van een bezoeker kan niet met zekerheid worden uitgesloten dat de bezoeker geen verdovende middelen bij zich heeft. Immers, een bezoeker kan de verdovende middelen ook verbergen in het lichaam, hetgeen bij fouilleren niet zal worden opgemerkt. Bovendien kan niet enkel de aanwezigheid van verdovende middelen de orde en veiligheid in de kliniek in gevaar brengen. Ook bezoekers die onder invloed van verdovende middelen zijn, kunnen dit gevaar veroorzaken. Immers, het is onduidelijk hoe dergelijke bezoekers reageren op de gebruikte middelen en daarnaast is onduidelijk hoe de patiënt aan wie een bezoek wordt gebracht hier op reageert. Derhalve hanteert de kliniek als uitgangspunt dat wanneer de drugshond bij een bezoeker gaat zitten, deze bezoeker de toegang tot de kliniek zal worden geweigerd.
 
Wij willen u graag wijzen op de uitspraak van de beroepscommissie van de RS] (kenmerk 15/3101/TA) van 11 januari 2016 waarin de beroepscommissie heeft bevestigd dat deze werkwijze van de kliniek niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. De beroepscommissie is in deze zaak van oordeel dat de beslissing om het bezoek te weigeren omdat de drugshond op klagers bezoek reageerde en bij het bezoek ging zitten - hetgeen duidt op aanwezigheid van of het in aanraking zijn geweest met drugs - niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Een dergelijke invulling van de voorwaarden die gesteld worden alvorens een bezoeker wordt toegelaten tot de inrichting acht de beroepscommissie niet in strijd met het recht.
 
Naar aanleiding van het bovenstaande is de kliniek van mening dat de beslissing om klagers bezoek te weigeren op goede gronden is genomen en dit klachtonderdeel van klager ongegrond dient te worden verklaard.
 
Tijdens de mondelinge behandeling van het beklag heeft mr. […] namens de kliniek aangevoerd te blijven bij het verweerschrift. Desgevraagd deelt zij mede dat er geen hoorplicht is bij dit soort zaken. Er worden dan wel voorwaarden geformuleerd, die feitelijk niet op klager slaan. Eigenlijk is het meer een mededeling.
 
Tijdens de mondelinge behandeling van het beklag heeft mw. […] namens de kliniek aangevoerd dat er door de kliniek een aanbod nazorg is gedaan aan de grootouders. Ook is men nog steeds bereid nog eens te telefoneren met de grootouders en met hen te praten.
 
BEOORDELING
De beklagcommissie overweegt het volgende.
 
Ter beoordeling ligt voor de toegangsweigering van klagers bezoek op 28 februari 2016. Tegen een beslissing die een beperking inhoudt van het contact met de buitenwereld als bedoeld in hoofdstuk VII, zoals bezoek, kan beklag worden ingesteld ingevolge artikel 56, eerste lid en onder c, Bvt. Klager kan in deze klacht worden ontvangen.
 
Uit de stukken en het besprokene ter zitting komt naar voren dat op 28 februari 2016 klagers grootouders de toegang tot de kliniek is geweigerd, omdat bij de controle de drugshond bij deze bezoekers is gaan zitten. Niet ter discussie staat dat dit duidt op de aanwezigheid van, of het in aanraking zijn geweest met, verdovende middelen.
 
De beklagcommissie overweegt het volgende en verwijst naar de bestaande jurisprudentie van de RSJ (15/3101/TA) .
 
Op grond van het bepaalde in artikel 37, derde lid, Bvt kan het hoofd van de inrichting de toelating tot de verpleegde van een bepaald persoon weigeren telkens voor een periode van ten hoogste vier weken indien dit noodzakelijk is met het oog op een belang als vermeld in artikel 35, derde lid, Bvt.
 
In bijlage 3 bij de huisregels is onder 3. het bezoek, onder punt 6 opgenomen dat bij binnenkomst het bezoek wordt gecontroleerd. Daarbij is het mogelijk dat er gebruik wordt gemaakt van drugshonden bij de toegangscontrole. Bezoekers bij wie de hond gaat zitten, wordt de toegang tot de inrichting geweigerd.
 
In de folder ‘Op Bezoek’ die voorafgaand aan het eerste bezoek aan bezoekers wordt verstrekt, zijn door de inrichting regels opgenomen waaraan bezoekers zich moeten houden wanneer zij een verpleegde in de inrichting bezoeken. In de folder is opgenomen dat regelmatig ook bij de receptie drugshonden worden ingezet en dat bezoekers gecontroleerd kunnen worden door een drugshond. Aangegeven is dat deze honden meteen ruiken of de bezoeker drugs bij zich heeft of dat de bezoeker ermee in aanraking is geweest. Als de hond op de bezoeker reageert, wordt geen toegang tot de inrichting verleend.
 
De beklagcommissie overweegt dat door verstrekking van de folder aan de bezoekers duidelijk is gemaakt aan welke regels zij zich dienen te houden als zij klager in de inrichting willen bezoeken. Deze voorwaarden zijn gesteld in verband met de handhaving van de orde en de veiligheid in de inrichting, een belang als vermeld in artikel 37, derde lid, Bvt juncto artikel 35, derde lid aanhef en onder b, Bvt.
 
De beklagcommissie is van oordeel dat de beslissing om het bezoek te weigeren omdat de drugshond op klagers bezoekers reageerde en bij hen ging zitten - hetgeen duidt op aanwezigheid van of het in aanraking zijn geweest met drugs - niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Een dergelijke invulling van de voorwaarden die gesteld worden alvorens een bezoeker wordt toegelaten tot de inrichting acht de beklagcommissie niet in strijd met het recht.
 
De vraag die thans aan de orde is, is of hetgeen eerder is overwogen door de RSJ en heden door de beklagcommissie, in stand kan blijven, nu door klager is betoogd dat de beslissing om het bezoek te weigeren desalniettemin onterecht is genomen, omdat klagers bezoekers gefouilleerd hadden moeten worden.
 
Wat betreft het fouilleren heeft de beklagcommissie al eerder het volgende overwogen. De beklagcommissie overweegt dat zij op de hoogte is van de Circulaire Landelijke Inzet van drugshonden van 4 december 2012. Hetgeen is opgenomen in deze circulaire, dat ingeval er een besmetting is geconstateerd er altijd sprake is van fouilleren en indien er niets wordt aangetroffen het alsnog toelaten van het bezoek, maakt naar het oordeel van de beklagcommissie het vorenoverwogene niet anders. Daarbij speelt een rol dat het ontvangen van bezoek in een TBS-kliniek anders is als het ontvangen van bezoek in een penitentiaire inrichting, zo kent een kliniek bijvoorbeeld geen bezoekzalen. Voorts betreft genoemde circulaire blijkbaar de bekendmaking van beleid en lijkt deze toegespitst te zijn op het gevangeniswezen.
 
Overwogen wordt verder dat wat betreft het fouilleren vast staat dat na het fouilleren van een bezoeker niet met zekerheid kan worden uitgesloten dat de bezoeker verdovende middelen bij zich heeft. Immers, een bezoeker kan de verdovende middelen ook verbergen in het lichaam, hetgeen bij fouilleren niet zal worden opgemerkt.
Het in de huisregels, in het kader van artikel 37, derde lid, Bvt juncto artikel 35, derde lid aanhef en onder b, Bvt door de kliniek nadere invulling geven aan de voorwaarden die gesteld worden alvorens een bezoeker wordt toegelaten tot de inrichting, in verband met de handhaving van de orde en de veiligheid in de inrichting, is dan ook toegestaan.
 
Dit is nadere invulling van beleid in overeenstemming met de Bvt, immers zou eerder genoemde Circulaire worden gevolgd en bezoek na fouillering toch toegang worden verleend tot de kliniek, dan is dit strijdig met artikel 37, derde lid, Bvt juncto artikel 35, derde lid aanhef en onder b, Bvt.
 
De beklagcommissie blijft bij dit standpunt en merkt op dat de Commissie van Toezicht recent informatie heeft verkregen dat eerder genoemde Circulaire niet van toepassing zou zijn in de Rooyse Wissel omdat deze kliniek een justitiële particuliere inrichting is. Wat hier ook van zij de beklagcommissie is van oordeel dat de eerder genoemde Circulaire niet van toepassing kan zijn.
 
Voorts is de beklagcommissie van oordeel dat niet enkel de aanwezigheid van verdovende middelen de orde en veiligheid in de kliniek in gevaar kan brengen. Ook bezoekers die onder invloed van verdovende middelen zijn, kunnen dit gevaar veroorzaken. Immers, het is onduidelijk hoe dergelijke bezoekers reageren op de gebruikte middelen en daarnaast is onduidelijk hoe de patiënt aan wie een bezoek wordt gebracht hier op reageert. Het vorenoverwogene is ook hier van toepassing.
 
De beklagcommissie zal daarom de klacht ongegrond verklaren.
 
Ten overvloede overweegt de beklagcommissie dat klager feitelijk wel begrijpt waarom de bestreden beslissing is genomen. Het gaat hem er eigenlijk om hoe zijn grootouders op de gebeurtenis en de gevolgen hebben gereageerd. De beklagcommissie verzoekt de kliniek daarom contact op te nemen met klagers grootouders en te trachten hen te bewegen klager toch weer te willen bezoeken.
 
BESLISSING
De beklagcommissie verklaart het klaagschrift ongegrond.
 
Aldus beslist door de beklagcommissie: mr. […], voorzitter, mw. […] en mr. […], leden, in tegenwoordigheid van […], secretaris.
 
De uitspraak is op 1 september 2016 ondertekend door de voorzitter en de secretaris. 

Klager heeft tegen deze beslissing beroep ingesteld bij de RSJ. Dit beroep heeft kenmerk 16/3117/TA gekregen. De uitspraak staat (nog) niet in de databank van de RSJ.