Opnieuw zoeken

Sla inhoud over

KC 2016/031

Datum uitspraak:
29/10/2015
Artikel:
23, 24, 25, 37 en 39 Pbw
Samenvatting:
Klager beschikte niet langer over een goedgekeurd verlofadres en werd teruggeplaatst uit een Penitentiair Programma (PP) naar de gesloten P.I. [B]. In afwachting van herselectie kreeg klager een ordemaatregel van 14 dagen afzondering opgelegd. Na insluiting wilde klager bellen met zijn advocaat. Dit is pas rond 16.20 uur toegestaan, terwijl eerdere verzoeken zijn afgewezen. Niet-ontvankelijk verklaring van het beklag omtrent de terugplaatsing uit een PP naar de gesloten P.I. niet-ontvankelijk verklaard nu dit een selectiebeslissing van de selectiefunctionaris betreft en derhalve geen beslissing als bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Pbw. Ongegrondverklaring van het beklag tegen de ordemaatregel, nu de vrees voor onttrekking aan een detentie reëel is en oplegging van een ordemaatregel rechtvaardigt. Daarbij blijkt uit niets dat klager in een isoleercel heeft verbleven. Ongegrondverklaring van het beklag tegen het niet mogen bellen van zijn advocaat. De noodzaak bestond en de gelegenheid was er uiteindelijk ook. Er is voldaan aan het gestelde in artikel 39, vierde lid, van de Pbw. Tevens is niet gebleken dat door het (mogelijk) eerder niet in de gelegenheid stellen om telefonisch contact te hebben met zijn raadsman klagers belangen zijn geschaad.
Uitspraak:

BEKLAGCOMMISSIE UIT DE COMMISSIE VAN TOEZICHT BIJ DE PENITENTIAIRE INRICHTINGEN [A]

BESCHIKKING
van de alleensprekende beklagrechter uit de commissie van toezicht bij de Penitentiaire Inrichtingen [A] te […] naar aanleiding van het indienen van het klaagschrift van:

[…] (registratienummer […])

ten tijde van het indienen van het klaagschrift verblijvende in [A].

A. DE STUKKEN
• Een klaagschrift [1], gedateerd 15 april 2015, waarin klager zich beklaagt over de oplegging van een ordemaatregel, welk klaagschrift op 17 april 2015 bij het secretariaat is binnengekomen.

• Een klaagschrift [2], gedateerd 15 april 2015, waarin klager zich beklaagt over zijn terugplaatsing uit een Penitentiair Programma (PP) naar de gesloten Penitentiaire Inrichting (PI) [B] te […], welk klaagschrift op 17 april 2015 bij het secretariaat is binnengekomen.

• Een klaagschrift [3], gedateerd 15 april 2015, waarin klager zich beklaagt over het niet mogen bellen van zijn raadsman na de oplegging van de ordemaatregel, welk klaagschrift op 17 april 2015 bij het secretariaat is binnengekomen.

• Een stelbrief van de raadsman van klager mr. […], advocaat te […], gedateerd 20 april 2015.

• Schriftelijke inlichtingen en opmerkingen, met betrekking tot de klaagschriften, van de directie van genoemde inrichtingen (met bijlagen), gedateerd 23 april 2015, waarvan de inhoud bij het standpunt van de directeur is weergegeven.

• Het proces-verbaal rogatoir verhoor van klager door de voorzitter van de beklagcommissie uit de commissie van toezicht bij de P.I. [B] te […], gedateerd 13 juli 2015, waarvan de inhoud bij het standpunt van klager is weergegeven. Als bijlage bij dit verhoor is een memo gevoegd van de raadsman van klager.

De inhoud van voormelde stukken wordt als hier ingelast beschouwd.

Op 25 augustus 2015 zijn de klachten ter zitting behandelt. Zowel de directie als de raadsman zijn in de gelegenheid gesteld omtrent de klachten opmerkingen te maken. Zowel de directie als de raadsman zijn niet verschenen. De beklagcommissie zal de zaak daarom afdoen op de stukken.

De beklagcommissie stelt vast dat de klacht [2] waarin klager zich beklaagt over zijn terugplaatsing uit een Penitentiair Programma naar de gesloten Penitentiaire Inrichting (PI) [B] te […], een selectiebeslissing van de selectiefunctionaris betreft.
De beslissing tot herselectie voor een andere inrichting is een beslissing die exclusief is voorbehouden aan de selectiefunctionaris. Bezwaren tegen het voorstel van de directeur en de beslissing van de selectiefunctionaris kunnen in de bezwaar- en beroepsprocedure naar voren worden gebracht.
De beklagcommissie is uit de stukken gebleken dat dit traject ook is doorlopen.
Gelet daarop ziet dit onderdeel van het beklag niet op een beslissing als bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Pbw. Zijdens klagers raadsman en de directie is dit eveneens aangevoerd.
Om die reden zal de beklagcommissie hierop niet verder ingaan en dit beklag [2] niet-ontvankelijk verklaren.

B. STANDPUNT VAN KLAGER
Met betrekking tot de opgelegde ordemaatregel [1] en de weigering de raadsman te mogen bellen [3].

Uit de stukken komt naar voren dat klager het niet eens is met de opgelegde ordemaatregel. Klager die in een PP verbleef zou de voorwaarden hebben overtreden en is naar aanleiding hiervan verzocht zich te melden bij de Zeer Beperkt Beveiligde Inrichting (ZBBI) [A] te […] of de PI [B] te […]. Klager heeft zich hierop gemeld te [A]. Aldaar is hem de ordemaatregel afzondering opgelegd in afwachting van de beslissing van de selectiefunctionaris. Door de directeur is besloten klager elders te plaatsen (artikel 25, lid 1 van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw)). Klager is het hier niet mee eens.

Uit de memo van de raadsman, gevoegd bij het rogatoir verhoor, komt naar voren dat klager niet in de iso geplaatst had dienen te worden. Aangevoerd wordt dat er geen sprake was van vluchtgevaar. Gesteld wordt dat klager eerst is geplaatst in een normaal gevangenis regime en hem pas daarna de ordemaatregel is opgelegd. Opgemerkt wordt dat de Raad voor de Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ) wel heeft bepaald dat er sprake kan zijn van vluchtgevaar bij verblijf in een ZBBI maar niet bij verblijf in een normaal gevangenisregime. De beslissing tot plaatsing in de iso is volgens de raadsman daarom onredelijk en onbillijk en de directeur heeft een onvoldoende belangenafweging gemaakt. Verder vermeldt de ordemaatregel dat klager in de iso zou zijn geplaatst, omdat hij op dat moment niet zou beschikken over een goedgekeurd verblijfadres. Op grond van de Pbw kan dit echter geen reden zijn voor de oplegging van een ordemaatregel.

Uit de stukken komt voorts naar voren dat klager erover klaagt dat hem tot tweemaal toe is geweigerd met zijn advocaat te mogen telefoneren. Klager heeft zijn advocaat wel gesproken maar dit was enkel mogelijk, omdat de advocaat zelf naar klager belde.

Uit de memo van de raadsman, gevoegd bij het rogatoir verhoor, komt naar voren dat klager na zijn insluiting meermalen heeft verzocht zijn raadsman te mogen bellen. Dit werd echter geweigerd. Gesteld wordt dat klager eerst naar aanleiding van een terugbelverzoek op 15 april 2015 om 15.00 uur contact mocht opnemen met zijn advocaat. Dit terwijl klager al vanaf 09.30 uur in de iso verbleef. De noodzaak om te bellen was er ook, omdat er een schorsingsverzoek ingediend diende te worden bij de RSJ.

C. STANDPUNT DIRECTIE
Het standpunt van de directie ten aanzien van het beklag met kenmerk [1].
Wat betreft de opgelegde ordemaatregel voert de directie aan dat ter voorkoming van ontvluchting naar aanleiding van herselectie door de selectiefunctionaris, als gevolg van het feit dat klager niet meer voldeed aan de voorwaarden voor deelname aan het PP, aan klager onderhavige ordemaatregel is opgelegd.
In artikel 4 van de Pbw en de artikelen 7 en 9 van de Penitentiaire Maatregel (PM) zijn de voorwaarden opgenomen waaraan het PP en de gedetineerde moet voldoen. In artikel 7, derde lid, onder e van de PM staat als voorwaarde opgenomen, een aanvaardbaar verblijfadres.

Het standpunt van de directie ten aanzien van het beklag met kenmerk [3].
Klager zou niet in de gelegenheid zijn gesteld op 15 april 2015 zijn advocaat te bellen. De directie voert aan dat uit onderzoek is gebleken dat klager op 17.00 uur zou worden opgehaald, welk tijdstip werd verplaatst naar later diezelfde avond. Door de medewerker die klager in de PI [A] heeft begeleid is gerapporteerd dat klager om 16.20 uur zijn advocaat heeft gebeld.
Hieruit blijkt stelt de directie dat klagers recht op geprivilegieerd telefooncontact op geen enkele wijze is geschonden.

Verzocht wordt de klachten niet-ontvankelijk dan wel ongegrond te verklaren.

D. BEOORDELING
Wat betreft het beklag betreffende de oplegging van een ordemaatregel voor de duur van 14 dagen (artikel 23, 24 en 25 Pbw).

Uit de stukken is naar voren gekomen dat klager bijna aan het einde van zijn detentie was gekomen en inmiddels in het kader van een PP buiten de inrichting verbleef. Aan het PP zijn voorwaarden verbonden, een van de voorwaarden is het beschikken over een aanvaardbaar verblijfadres (artikel 7, derde lid, onder e van de PM). De Reclassering Nederland die met het toezicht op de naleving van de voorwaarden was belast, heeft gerapporteerd dat klager niet langer over een geschikt verblijfsadres beschikte. Geadviseerd werd daarom om klager terug te plaatsen in een inrichting.
Klager heeft zich zelf gemeld bij de ZBBI [A]. Door de directeur aldaar is vervolgens een selectieadvies uitgebracht aan de selectiefunctionaris om klager te selecteren voor de gevangenis.
In afwachting van mogelijke herselectie is overgegaan tot de oplegging van de ordemaatregel tot opsluiting in afzondering elders. De ZBBI [A] beschikt zelf niet over een afzonderingscel.

De vraag is of een ordemaatregel van afzondering kan worden opgelegd in afwachting van mogelijke herselectie. De beklagcommissie stelt vast dat de beroepscommissie van de RSJ deze vraag al bevestigend heeft beantwoord, omdat de vrees voor onttrekking aan een detentie in een geval als het onderhavige reëel is. Die vrees rechtvaardigt de oplegging van een ordemaatregel als de onderhavige.
De beklagcommissie stelt vervolgens vast dat uit informatie blijkt dat klager heeft verbleven in de PI [B] op een gewone gevangenisafdeling, van een iso-plaatsing is niets bekend. Uit niets blijkt dat klager in een isoleercel heeft verbleven.
De beklagcommissie is ook gebleken dat de selectiefunctionaris al op 15 april 2015 heeft beslist klager te selecteren voor het gevangenis man regiem van de PI [B] te […].
De beklagcommissie zal dit klachtonderdeel daarom ongegrond verklaren [1].

Wat betreft de klacht tegen het klager op 15 april 2015 meerdere malen niet toe te staan met zijn raadsman te mogen bellen overweegt de beklagcommissie het navolgende.

In artikel 39, vierde lid, van de Pbw is (onder meer) bepaald dat de gedetineerde in staat wordt gesteld met de in artikel 37, eerste lid, van de Pbw, genoemde personen en instanties telefonisch contact te hebben, indien hiervoor de noodzaak en de gelegenheid bestaat. Een van de in artikel 37, eerste lid, van de Pbw, genoemde personen is de rechtsbijstandverlener (i.c. de advocaat).

Klager heeft aangevoerd eerst in de middag zijn advocaat te hebben mogen bellen, eerdere verzoeken zouden zijn afgewezen.
Door de directie is aangevoerd dat klagers recht op geprivilegieerd telefooncontact op geen enkele wijze is geschonden, omdat klager die middag om 16.20 uur met zijn raadsman heeft getelefoneerd.
Naar het oordeel van de beklagcommissie staat buiten kijf dat klager telefonisch contact mocht hebben met zijn raadsman. De noodzaak bestond en de gelegenheid was er uiteindelijk ook.
Aan het gestelde in artikel 39, vierde lid, van de Pbw is voldaan.
De beklagcommissie is ook niet gebleken dat door het (mogelijk) eerder niet in de gelegenheid stellen om telefonisch contact te hebben met zijn raadsman klagers belangen zijn geschaad.
Ook dit klachtonderdeel [3] zal gelet op het bovenstaande daarom ongegrond verklaard dienen te worden.

E. BESLISSING
De beklagcommissie:
verklaart het beklag [2] niet-ontvankelijk;
verklaart het beklag [1] en [3] ongegrond.

Aldus beslist door de beklagcommissie: mr. […], voorzitter, mw. […] en dhr. […], leden, in tegenwoordigheid van […], secretaris.

De uitspraak is op 29 oktober 2015 ondertekend door de voorzitter en de secretaris.

Er is beroep ingesteld bij de RSJ, het kenmerk hiervan is: 15/3763/GA.
De RSJ heeft het beroep gegrond verklaard en een compensatie van €5,- toegekend.