Opnieuw zoeken

Sla inhoud over

KC 2016/032

Datum uitspraak:
31/05/2016
Artikel:
8 EVRM, 29 lid 3 Bjj, 32 lid 3 Rjj, 34 lid 1 Rjj, 3 Regeling verlof en STP jeugdigen
Samenvatting:
Klager stelt dat het niet toestaan van onderling gedetineerdenbezoek met zijn levenslang gestrafte vader in strijd is met het recht op family life, zoals vastgelegd artikel 8 EVRM. Het OM weigerde toestemming - desgevraagd door de inrichting - twee keer omdat klager verdacht wordt van het plegen van geweldsdelicten, waarvan één tijdens een geschorst bevel voorlopige hechtenis gepleegd. De beklagcommissie acht de inbreuk op het family life, gelet op het tweede lid van artikel 8 EVRM, in dit geval gerechtvaardigd. Klacht ongegrond. De RSJ heeft de uitspraak in hoger beroep vernietigd en klager alsnog niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag.
Uitspraak:

Uitspraak van de beklagcommissie uit de [..] bij de [..], locatie [..]

De klacht

[..] (klager) heeft bij e-mail van 29 maart 2016, ingediend door zijn advocaat, een klaagschrift ingediend met betrekking tot de afwijzing van het verzoek tot onderling gedetineerden bezoek met zijn vader.

De stukken

De volgende stukken zijn aan de beklagcommissie overgelegd:

-het klaagschrift van 29 maart 2016;

-verweerschrift van 6 april van [..], Manager Primair

Proces, op de klacht van de jeugdige.

De mondelinge behandeling

Op 11 april 2016 heeft de mondelinge behandeling van de klacht plaatsgevonden.

Aanwezig waren:

-klager

-mr. [..], advocaat van klager;

-mr. [..], voorzitter, en mr. [..], secretaris;

-namens de directie [..].

Standpunt van klager

Klager heeft zich op het standpunt gesteld dat de directeur ten onrechte zijn verzoek tot onderling gedetineerdenbezoek heeft afgewezen bij besluit van 23 maart 2016. Deze beslissing is klager verteld door de gedragsdeskundige: er is ten onrechte geen schriftelijke beschikking aan klager van dit besluit verstrekt. Klager weet niet waarom het bezoek aan zijn vader is geweigerd. Gezien het feit dat zijn vader een levenslange straf moet ondergaan, zou dit betekenen dat klager zijn vader gedurende zijn eigen detentie niet meer persoonlijk kan zien en spreken. Dit is in strijd met het recht op ‘family life’ zoals neergelegd in artikel 8 EVRM. De advocaat heeft ter zitting gesteld dat klager voor zijn detentie wel zijn vader heeft kunnen bezoeken in de PI.

De advocaat van klager heeft ter zitting een pleitnota overgelegd.

Standpunt van de directeur

De directeur heeft in het verweer gesteld dat de vader van klager een verzoek heeft ingediend tot omgekeerde bezoekregeling en een belregeling tussen vader en klager. De behandel coördinator heeft contact opgenomen met de jeugd officier, mr. [..], van rechtbank Rotterdam. Deze heeft toestemming gegeven voor een belregeling, maar niet voor een omgekeerde bezoekregeling. Hier is geen reden voor gegeven en de inrichting kan dit daarom niet aan klager overbrengen.

Ter zitting heeft de directeur aangegeven dat klager zelf geen verzoek bij de inrichting heeft ingediend om zijn vader te mogen bezoeken. De inrichting acht het belangrijk dat dat klager contact kan onderhouden met zijn vader en zal meewerken onderling gedetineerdenbezoek te regelen zover mogelijk.

Aanhouding

Ter zitting is komen vast te staan dat klager zelf geen verzoek heeft ingediend zijn vader te mogen bezoeken. De behandeling ter zitting is aangehouden om klager in de gelegenheid te stellen dit verzoek alsnog in te dienen bij de directeur. Afgesproken wordt dat de directeur zo spoedig mogelijk op dit verzoek beslist. Afhankelijk van het besluit van de directeur, zal worden bezien of de behandeling van de zaak schriftelijk wordt doorgezet.

De advocaat heeft bij e-mail van 11 april een verzoek ingediend aan de directeur voor onderling gedetineerdenbezoek. De directeur heeft bij brief van 13 april, verstuurd aan de advocaat, gereageerd. Deze brief is binnengekomen op het secretariaat van de CvT op 25 april 2016. Hierin is gesteld door de directeur dat de naar aanleiding van het verzoek van 11 april advies is ingewonnen bij zowel het OM als bij DIZ. Voorts is gesteld door de directeur dat het OM niet akkoord gaat met onderling gedetineerdenbezoek omdat [..] verdacht wordt van het plegen van enkele geweldsdelicten, één daarvan is gepleegd tijdens een geschorst bevel voorlopige hechtenis. Het OM staat wel positief tegenover een belregeling. Afdeling DIZ geeft aan pas instemming te geven als het OM akkoord gaat. Verwezen wordt naar artikel 34 van het reglement justitiële jeugdinrichtingen Incidenteel verlof tijdens voorlopige hechtenis. De directeur concludeert dat gelet op het vorengenoemde zij momenteel niet anders kunnen dan meewerken aan een belregeling met PI [..].

 De advocaat heeft bij e-mail van 27 april bericht dat zij de Officier van Justitie heeft gevraagd waarom deze negatief heeft geadviseerd. Over het verloop daarvan is nog geen bericht ontvangen. Vervolgens wordt verwezen naar wat is gesteld in het beklagschrift van 29 maart en de pleitnota van 11 april.

 

De beklagcommissie heeft besloten het in het kader van een efficiënte procedure het verzoek van klager van 11 april 2016 bij de behandeling van de klacht van 29 maart te betrekken en de behandeling schriftelijk voort te zetten.

 

De beoordeling

Artikel 65 Beginselenwet Justitiële Jeugdinrichtingen (Bjj) bepaalt dat een jeugdige bij de beklagcommissie beklag kan doen over een hem betreffende door of namens de directeur genomen beslissing.

Artikel 29, derde lid, bepaalt dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld met betrekking tot het verlaten van de inrichting bij wijze van verlof. Deze betreffen in elk geval de criteria waaraan een jeugdige moet voldoen om voor het verlof in aanmerking te komen, de bevoegdheid tot en de wijze van verlening, weigering, beperking en intrekking alsmede de duur en frequentie van het verlof en de voorwaarden die aan het verlof kunnen worden verbonden.

 

In artikel 32, derde lid van het Reglement justitiële inrichtingen (Rjj) kan bij wijze van incidenteel verlof  worden toegestaan dat de jeugdige een bezoek brengt aan een gedetineerde relatie.

 

In artikel 34, eerste lid, van het Rjj is bepaald dat het incidenteel verlof door de jeugdige schriftelijk wordt aangevraagd bij de directeur. In het tweede lid staat dat indien het verzoek een voorlopig gehechte jeugdige betreft, de directeur instemming vraagt van het openbaar ministerie.

 

Ingevolge artikel 3, aanhef en onder e, van de regeling verlof en STP jeugdigen van 10 april 2014 bevat de aanvraag voor incidenteel verlof bevat in ieder geval:

e. een blijk van instemming bedoeld in artikel 34, tweede lid, van het reglement;

 

De beklagcommissie is van oordeel dat, gelet op de bovengenoemde regelgeving, de directie in dit geval zonder toestemming van de directie geen aanvraag voor incidenteel verlof bij DIZ heeft kunnen indienen. Deze toestemming ontbrak bij het informele verzoek van 23 maart 2016, waarop de klacht van 29 maart gebaseerd was, en het formele verzoek van 11 april  2016. De klacht is in zoverre ongegrond.

 

Klager heeft voorts gesteld dat de inrichting door de weigering aan het meewerken van een onderlinge gedetineerde bezoekregeling in strijd met artikel 8 EVRM handelt, omdat de inrichting de in het eerste lid van dat artikel neergelegde rechten van klager op ‘family life’ schendt. Het niet mogen bezoeken van vader zou op zich kunnen worden beschouwd als een inbreuk op klagers recht op ‘family life, waarbij wordt opgemerkt dat niet vast staat hoe lang klager nog gedetineerd zal zijn en er wel contact kan worden onderhouden via een belregeling. De beklagcommissie is van oordeel dat de inrichting in dit geval deze inbreuk op het family life heeft mogen maken. Ingevolge artikel 8, tweede lid, EVRM kunnen genoemde rechten gerechtvaardigd worden beperkt als voor die beperking een wettelijke grondslag bestaat en indien die beperking noodzakelijk is met het oog op één van de in dat artikel genoemde belangen (te weten onder meer: ter voorkoming van wanordelijkheden en strafbare feiten, ter bescherming van de gezondheid of de goede zeden of ter bescherming van de rechten en vrijheden van anderen). De inrichting heeft toestemming gevraagd aan het OM en deze heeft die toestemming twee keer geweigerd. Als reden daarvoor is genoemd in de brief van de directeur van 13 april dat klager verdacht wordt van het plegen van enkele geweldsdelicten, waarvan één daarvan tijdens een geschorst bevel voorlopige hechtenis is gepleegd. Van de inrichting kan niet verwacht worden de wettelijke regeling naast zich neer te leggen.

 

Gelet hierop is de klacht ongegrond.

BESLISSING

De beklagcommissie verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gegeven op 31 mei 2016 door [..] en [..]

 

Er is beroep ingesteld bij de RSJ, het kenmerk hiervan is: 16/1912/JA.
De RSJ heeft de uitspraak van de beklagcommissie vernietigd en klager alsnog niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag.