Opnieuw zoeken

Sla inhoud over

KC 2015/042

Datum uitspraak:
28/10/2015
Artikel:
50 lid 3 Bvt
Samenvatting:
Het transmuraal verlof van klager was ingetrokken nadat de Vreemdelingenpolitie had aangegeven klager te horen in verband met zijn verblijfsrecht. Van belang was dat klager had aangegeven dat als hij het nieuws buiten had gehoord, hij wellicht was gevlucht. De kliniek heeft gedurende de maatregel regelmatig contact gehad met de IND, klagers vreemdelingenrechtadvocaat, zijn raadsvrouw en het MvVenJ. Uit dit contact bleek dat er onduidelijkheid was over het (voortduren) van klagers verblijfsrecht en daarmee over het verhoogde risico op onttrekking. Direct nadat duidelijkheid was omtrent klagers verblijfsrecht is het transmuraal verlof hervat. Derhalve heeft de kliniek geprobeerd de duur van de beperking zo kort mogelijk te houden. De beklagcommissie beoordeelt de duur van de maatregel dan ook redelijk en billijk.
Uitspraak:

van de beklagcommissie uit de commissie van toezicht bij de Forensisch Psychiatrisch Centrum [..] te [..] naar aanlei­ding van het indienen van het klaagschrift van:

                                                          

[..] (klager)

ten tijde van het indienen van het klaagschrift verblij­vende in F.P.C [..].

Stukken

·         Een beklagschrift, ingezonden per email door de raadsvrouw van klager d.d. 20 mei 2015, betreffende de intrekking van verlof langer dan 7 dagen met ingang van 19 mei 2015

·         Een schorsingsverzoek bij de Raad voor de Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ), gedateerd 20 mei 20154, betreffende de intrekking van verlof langer dan 7 dagen met ingang van 19 mei 2015.

·         De inhoud van de beslissing van de RSJ van 22 mei 2015 op het schorsingsverzoek.

·         Schriftelijke inlichtingen en opmerkingen van de directie van genoemde inrichting, gedateerd 16 juni 2015.

·         Aanvullende informatie van de raadsvrouw van klager betreffende de procedure bij de Immigratie-  en Naturalisatiedienst (IND) ontvangen per email op 16 september 2015, inhoudende

-       een schrijven van 2 juli 2015 van de IND aan de vreemdelingenrechtadvocaat van klager waaruit volgt dat er geen intrekkingsprocedure opgestart zal worden;

-       een schrijven van 28 augustus 2015 van de IND aan de vreemdelingenrechtadvocaat naar aanleiding van een schadevergoedingsverzoek waarin de IND stelt dat er nimmer een voornemen was om een intrekkingsprocedure te starten;

-       een schrijven aan het FPC van de vreemdelingenadvocaat d.d. 26 mei 2015 waarin staat dat er bij de IND niets bekend is over een eventuele intrekking van de verblijfsvergunning van klager

-       de reactie van het FPC van 3 juli 2015 op voormeld schrijven.

·         Aanvullende informatie van de raadsvrouw van klager toegezonden per email op 18 september 2015 na de behandeling ter zitting, waarin klager aangeeft wat de gevolgen voor hem zijn geweest van de intrekking van zijn verlof.

·         Een Memo betreffende de Nieuwe werkwijze door de IND ten aanzien van vreemdelingen met een tbs-maatregel d.d. 27 maart 2015 van de Dienst Justitiële Inrichtingen, Ministerie van Veiligheid en Justitie, Directie Forensische Zorg, als door de kliniek toegezegd verstrekt na de behandeling ter zitting op 18 september 2015.


Vanwege verhindering door ziekte van de raadsvrouw van klager kan de behandeling op 24 juli 2015 geen doorgang vinden. De mondelinge behandeling van het beklag heeft daarom eerst plaatsgevonden op 18 september 2015. Namens de kliniek zijn aanwezig [..] (juriste) en [..] (hoofd behandeling). Klager is niet verschenen, hij laat zich vertegenwoordigen door zijn raadsvrouw [..].

Standpunt klager en zijn raadsvrouw

Klagers standpunt komt er kortgezegd op neer dat zijn verlof geheel onterecht is ingetrokken. Al langere tijd geniet klager een verlofstatus en zijn resocialisatietraject verloopt voorspoedig. Voor klager geheel onverwacht werd zijn verlof ingetrokken, en werd hij ingesloten op de afdeling [..] van het FPC. Volgens de mededeling maatregel was de reden dat de vreemdelingenpolitie klager op 21 mei 2015 wilde horen. Bij navraag bij de vreemdelingenpolitie (VP) was dit in verband met een onderzoek om de verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd in te trekken. Navraag bij de IND leerde dat men in zowel 1997 als in 2013 naar klagers verblijfsvergunning onbepaalde tijd heeft gekeken maar dat beide keren is geoordeeld dat deze status gehandhaafd kan blijven. Het is daarom een compleet raadsel waarom de VP kennelijk een onderzoek instelt.

Volgens de mededeling maatregel is het in verband met dit verhoor ‘noodzakelijk’ dat klager binnen de kliniek verblijft. Voorop staat dat het horen door de vreemdelingenpolitie op zichzelf geen ‘noodzaak’ oplevert voor klager om zijn verlof in te trekken. Kijkend naar artikel 50 lid 3 van de Bvt is er geen reden die het intrekken van het verlof noodzakelijk maakt. Het opsluiten van klager in verband met het verhoor van de VP kan dan ook niet anders worden uitgelegd dan een verkapte manier van vreemdelingenbewaring hetgeen een evident onrechtmatige situatie oplevert.

Ook vermeld de mededeling maatregel dat indien klager zich aan de voorwaarden houdt, te weten zich houden aan de geldende afdelings- en kliniekregels, de maatregel zal worden beëindigd, hetgeen volstrekte onzin lijkt nu klager zich nagenoeg altijd aan de voorwaarden houdt en dit in strijd lijkt met de bedoeling hem vast te houden in verband met het verhoor door de VP.


Tijdens de mondelinge behandeling van de klacht heeft de raadsvrouw -zakelijk weergegeven- aangevoerd:

Door de kliniek is in haar reactie verwezen naar een aanwijzing die zij zou hebben ontvangen van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (MvVenJ). Het stuk waarnaar wordt verwezen door de kliniek is niet overgelegd. De raadsvrouw leest bedoeld Memo, waarover zij beschikt vanwege een soortgelijke klacht betreffende [..], anders dan de kliniek. Er is sprake van een andere situatie, immers er is met betrekking tot klager nooit een intrekkingsprocedure opgestart. (In 2013 is door de IND nogmaals beslist dat hij in Nederland kan blijven).

De kliniek heeft daarna te lang stilgezeten door klager tot 14 juli 2015 binnen te houden. Daarbij heeft de kliniek de ruimte die zij had niet benut (zie IND, beslissing op schadevergoeding, pagina 2).

Klager was al ver gevorderd in zijn resocialisatie en de beslissing van 19 mei 2015 heeft veel kapot gemaakt. Een rol speelde ook dat klager ook in de kliniek apart zat. Gelet op de gevolgen voor klager verzoekt de raadsvrouw een ander schadevergoeding tot te kennen dan gebruikelijk. Het was tenslotte niet zomaar een verlof. De raadsvrouw zoekt daarom aansluiting bij de vergoeding van € 80,-- zoals wordt toegekend bij onterecht ondergane voorlopige hechtenis. Zij verzoekt om 56 maal € 80,-- toe te kennen, zijnde € 4.480,--.

De raadsvrouw heeft naar aanleiding van hetgeen de kliniek ter zitting heeft aangevoerd opgemerkt zelf met de IND telefonisch contact te hebben gehad. Haar is toen niets medegedeeld met betrekking tot de informatie die de kliniek stelt op 13 juli 2015 van de IND te hebben ontvangen. Zij kent deze informatie niet, ook in de brief van 28 augustus 2015 van de IND wordt hier niets over gezegd.


De raadsvrouw deelt mede te blijven bij haar standpunt dat er blijkbaar geen voornemen tot intrekking van klagers verblijfsvergunning was.

Standpunt directie

Door de IND en het MvVenJ wordt uitvoering gegeven aan de aangescherpte wetgeving met betrekking tot vreemdelingenbeleid. In dit kader ontving de kliniek op 15 mei 2015 het bericht dat de vreemdelingenpolitie klager op 21 mei 2015 wenste te horen in verband met zijn verblijfsrecht in Nederland. Klager loopt het risico zijn verblijfsrecht te verliezen en ongewenst te worden verklaard. Het is evident dat een dergelijke beslissing enorme consequenties voor klager zal hebben. Nu deze consequenties, naar het oordeel van de kliniek, een verhoogd risico op een onttrekking met zich brengen werd het onverantwoord geacht om klagers transmurale verlof te laten voortduren. Daarbij komt dat het MvVenJ aanwijzingen heeft gegeven aan alle klinieken. Voorafgaand aan het horen door de VP dienen zij, eveneens vanwege het verhoogde risico op onttrekkingen transmurale verloven in te trekken.

Omwille van het bovenstaande is, met het oog op de bescherming van de maatschappij, op 19 mei 2015, klagers transmurale verlof ingetrokken. Voorafgaand aan het opleggen van deze maatregel is klager gehoord door de directeur (schriftelijke mededeling). Klager gaf naar aanleiding van hetgeen hem werd medegedeeld aan veel vragen te hebben en spanningen en onzekerheden te ondervinden. Voorts gaf hij aan dat het goed was dat hij het bericht niet had ontvangen terwijl hij zich nog buiten de kliniek bevond omdat hij de kans groot achtte dat hij dan zou zijn gevlucht.

Wanneer klagers verblijfsrecht daadwerkelijk wordt ingetrokken door de IND, verandert daarmee zijn risicoprofiel. Daar de huidige verlofmachtiging is afgegeven op basis van een ander risicoperspectief inclusief bijbehorend risicomanagement, zal de huidige verlofmachtiging in dat geval komen te vervallen (of op grond van artikel 15, derde lid Verlofregeling-TBS worden ingetrokken). Het (eventuele) aanwenden van rechtsmiddelen tegen een ongewenstverklaring heeft geen opschortende werking. Totdat duidelijk is of klagers verblijfsrecht al dan niet wordt ingetrokken acht de kliniek het, vanwege het hierboven omschreven verhoogde risico op een onttrekking, onverantwoord om de maatregel te beëindigen. De kliniek is van mening dat de beslissing op goede gronden is genomen en het voortduren ervan wordt proportioneel geacht. De klacht dient ongegrond te worden verklaard.

Tijdens de mondelinge behandeling van het beklag is verwezen naar bladzijde 3 van de Memo (waarvan zij heeft toegezegd deze te overleggen) waarin is opgenomen “De kliniek ontvangt van de Directie Forensische Zorg (DForZo) de namen van de patiënten waarvan het verblijf op (korte) termijn zal worden beëindigd.” en “De tijd tussen het moment van bekendmaking van de namen bij de kliniek en het moment van aankondiging van het horen door de VP, dient door de forensisch psychiatrische centra (fpc’s) te worden benut om passende maatregelen te treffen, zoals het ‘naar binnen plaatsen’ van patiënten die transmuraal elders verblijven. Klager heeft gezegd dat indien hij geweten had wat er ging gebeuren, hij zou zijn gevlucht. Dit was mede aanleiding voor het opleggen en voortduren van de maatregel. Een onbegeleid verlof werd niet meer verantwoord geacht.

Over het voortduren van de maatregel:

De VP hoorde klager op 21 mei 2015. Al op 22 mei 2015 was er de uitspraak van de RSJ op het schorsingsverzoek van klager. Verder is er regelmatig contact geweest met de IND en de vreemdelingenadvocaat van klager (diens schrijven van 26 mei 2015 is overigens verkeerd gedateerd, uit het schrijven volgt dat dit 26 juni 2015 moet zijn). Hierop heeft de kliniek inderdaad op 3 juli 2015 gereageerd. De kliniek heeft vervolgens eerst op 6 juli 2015 van de raadsvrouw van klager het schrijven van 2 juli 2015 van IND ontvangen waaruit blijkt dat er geen intrekkingsprocedure opgestart gaat worden. Hierop heeft de kliniek opheldering gevraagd bij het MvJenV over de tegenstrijdigheden in de berichtgeving. Op 13 juli 2015 is er een bericht ontvangen van het MvVenJ dat er een fout was gemaakt bij de IND. Op grond van het vertrouwensbeginsel, vanwege een onjuiste mededeling van een medewerker van de IND, is klager het verblijfsrecht niet ontnomen.

Dhr. [..] betoogt dat klager zo kort mogelijk voor het verhoor door de VP naar binnen is gehaald door de kliniek. Klager had zo nog de gelegenheid zijn zaak voor te bereiden met zijn advocaat. In afwachting van de uitkomst van de procedure is besloten zijn woning aan te houden en door te betalen. Ook heeft de kliniek tijdens klagers verblijf in de kliniek de reiskosten van diens vriendin vergoed. Klager heeft verbleven op een reguliere afdeling. Uiteraard verandert het risicoprofiel van klager door deze gebeurtenissen. Klager gaf aan niet terug te kunnen naar Marokko, omdat hij vreesde voor zijn leven. Vanuit de kliniek is zo goed als maar mogelijk geprobeerd klager te ondersteunen. Klager zou worden geplaatst in [..], conform de Memo. De enige reden dat dit niet is gebeurd is de fout van een medewerker van de IND. Het vertrouwensbeginsel zou anders worden geschonden. Klager is door het oog van de naald gekropen. Aan ons werd het gepresenteerd als: er komt een lijst en waarschijnlijk volgt de uitzetting voor iedereen op deze lijst, aldus het hoofd behandeling van de afdeling waar klager verbleef.

Beoordeling

De beklagcommissie overweegt het volgende.

Ten aanzien van de ontvankelijkheid van het beklag.

Klager heeft zich beklaagd over de beslissing van het hoofd van de inrichting van 19 mei 2015, inhoudende de intrekking van zijn transmuraal verlof (verlof dat langer dan 7 dagen achtereen duurde) als bepaald in artikel 50, derde lid, Bvt. Klager kan in zijn beklag worden ontvangen.

Ten aanzien van de gegrondheid van het beklag.

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting stelt de commissie vast dat:

op 15/5/2015 de kliniek bericht kreeg dat klager op 21/5 door de VP zou worden gehoord

op 19/5/2015 klager de maatregel intrekking verlof (art. 50 lid 3 van de Bvt) werd opgelegd

op 20/5/2015 namens klager bezwaar werd gemaakt en een schorsingsverzoek werd ingediend

op 21/5/2015 klager werd gehoord door de VP (vreemdelingenpolitie) werd gehoord

op 22/5/2015 het schorsingsverzoek werd afgewezen

op 26/5/2015 de vreemdelingenadvocaat van klager de kliniek bericht dat er bij de betrokken    bestuursorganen niets bekend is over intrekking van de verblijfsvergunning

op 3/7/2015 heeft de kliniek op dit schrijven van de vreemdelingenadvocaat gereageerd

op 6/7/2015 heeft de vreemdelingenadvocaat bericht ontvangen van de IND d.d. 2/7/2015 dat onderzoek geen aanleiding geeft tot een intrekkingsprocedure

op 10/7/2015 (vrijdag) ontvangt de kliniek het doorgezonden bericht

op 13/7/2015 (maandag) blijkt de kliniek uit telefonisch contact dat klager niet zal worden uitgezet.

op 14/7/2015 wordt de maatregel beëindigd en keert klager weer terug naar zijn woning.


Ter beoordeling aan de commissie ligt voor de vraag of het opleggen en voortduren van de maatregel onbegrijpelijk, onredelijk of onbillijk was.

Reden tot het intrekken van het transmuraal verlof was de mededeling dat de Vreemdelingenpolitie klager op 21 mei 2015 zou horen in verband met zijn verblijfsrecht en de reactie van klager op het voornemen zijn verlof in te trekken.


De Memo van 27 maart 2015 vermeldt op pagina 2 dat op het moment van aanzegging (intrekking) door de IND, mede gezien het risico op onttrekking, patiënten met transmuraal verlof teruggehaald moeten worden naar de kliniek. Op pagina 3 van de Memo is vermeld dat de kliniek de namen ontvangt van patiënten waarvan het verblijf op (korte) termijn zal worden beëindigd. Tussen het bekend worden van die namen en het moment van aankondiging van het horen door de VP dient de fpc passende maatregelen te nemen zoals het naar binnen plaatsen van patiënten die transmuraal elders verblijven.


Hoewel gesteld kan worden, zoals de advocaat ook doet, dat het moment van aanzegging (intrekking) niet was aangebroken acht de beklagcommissie het niet onbegrijpelijk dat de kliniek uitvoering heeft gegeven aan de werkwijze als vermeld op pagina 3 van de Memo. Voorts was er uitgaande van de Memo en de mededeling dat klager in dat kader zou worden gehoord voldoende reden te veronderstellen dat er sprake was van een te verwachten beëindiging van het verblijfsrecht. Dat klager nog in 2013 werd medegedeeld dat hij een verblijfsstatus had voor onbepaalde termijn laat onverlet dat er onderzoek verricht kon worden in welk kader een verhoor door de Vreemdelingenpolitie plaats zou vinden.


De commissie stelt vast dat door de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op 22 mei 2015, met betrekking tot het verzoek tot schorsing van genoemde beslissing van het hoofd van de inrichting het navolgende is overwogen.

Uit de inlichtingen van de inrichting komt naar voren dat, als gevolg van het aangescherpte vreemdelingenbeleid, de mogelijkheid bestaat dat verzoekers verblijfsrecht wordt beëindigd en dat hij ongewenst wordt verklaard. In dit kader wordt/is verzoeker op 21 mei 2015 gehoord door de vreemdelingenpolitie. Als verzoekers verblijfsrecht daadwerkelijk wordt beëindigd, is te verwachten, gelet op het bepaalde in artikel 2, zesde lid, onder a, van de Verlofregeling TBS in verbinding met artikel 53, derde lid, van het Reglement verpleging te beschikking gestelden, dat verzoekers verlofmachtiging die de grondslag vormde voor zijn transmuraal verlof zal worden ingetrokken. Gezien de grote consequenties van een (eventuele) beëindiging van het verblijfsrecht, heeft de inrichting - naar het voorlopig oordeel van de voorzitter niet onbegrijpelijk - ingeschat dat sprake is van een verhoogd risico op onttrekking. Onder deze omstandigheden kan de beslissing tot intrekking (/opschorting) van verzoekers transmuraal verlof en daaraan gekoppeld de terugplaatsing van verzoeker in de inrichting naar het voorlopig oordeel van de voorzitter niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beslissing om de maatregel te laten voortduren totdat duidelijk is of verzoekers verblijfsrecht al dan niet wordt ingetrokken kan, mede gelet op het vorenstaande, naar het voorlopig oordeel van de voorzitter evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De voorzitter neemt bij dit voorlopig oordeel in aanmerking de mededeling van de inrichting dat verzoeker tijdens het horen heeft gezegd dat hij, als hij een en ander had geweten terwijl hij nog buiten de kliniek verbleef, de kans op ontvluchting groot had geacht. De voorzitter zal het verzoek derhalve afwijzen.


De beklagcommissie sluit voor wat betreft de oplegging van de maatregel aan bij voormelde overwegingen van de voorzitter van de beroepscommissie.


De beklagcommissie is verder duidelijk geworden dat in de periode na 19 mei 2015, er door de kliniek regelmatig contact is geweest met de IND, klagers vreemdelingenrechtadvocaat, zijn raadsvrouw en het MvVenJ. Uit dit contact bleek dat er onduidelijkheid was over het (voortduren) van klagers verblijfsrecht en daarmee over het verhoogde risico op onttrekking.


Bij gelegenheid van de zitting heef de kliniek aangevoerd dat zij eerst op 6 juli 2015 kennis heeft gekregen van het schrijven van 2 juli 2015 waarin de IND mededeelt dat er ten aanzien van klager geen aanleiding is om over te gaan tot een intrekkingsprocedure. Hierop is om opheldering gevraagd bij het MvVenJ, omdat dit niet in overeenstemming leek met de eerdere berichtgeving. Hierop werd op 13 juli 2015 bericht ontvangen dat er een fout is gemaakt door de IND, aan klager zou abusievelijk zijn medegedeeld dat hij niet als ongewenst vreemdeling zal worden aangemerkt, het hierop terugkomen zou een schending van het vertrouwensbeginsel opleveren. De kliniek heeft klager op 14 juli 2015 zijn transmuraal verlof laten hervatten.


Hetgeen eerder is overwogen en geoordeeld door de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ geldt hierdoor nog steeds. Ook de beklagcommissie is van oordeel dat gezien klagers reactie op de mededeling en de grote consequenties van een (eventuele) beëindiging van het verblijfsrecht, de inrichting niet onbegrijpelijk heeft ingeschat dat er sprake is van een verhoogd risico op onttrekking en dat de beslissing tot intrekking (/opschorting) van verzoekers transmuraal verlof en daaraan gekoppeld de terugplaatsing van verzoeker in de inrichting niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt op vorenstaande gronden. Terecht is er dan ook besloten het transmuraal verlof van klager in te trekken en dit te laten voortduren tot het moment dat er duidelijkheid was over klagers verblijfsrecht.


De beklagcommissie neemt daarbij in het bijzonder in aanmerking de mededeling van de inrichting dat klager tijdens het horen heeft gezegd dat hij, als hij een en ander had geweten terwijl hij nog buiten de kliniek had verbleven, klager de kans op ontvluchting groot had geacht. De beklagcommissie is voorts gebleken dat klager op 14 juli 2015 zijn transmuraal verlof heeft hervat, meteen nadat er duidelijkheid was omtrent klagers verblijfsrecht.


De beklagcommissie betreurt de omstandigheid dat blijkbaar zijdens de IND geen eenduidige (of mogelijk tegenstrijdige) informatie is verstrekt, waardoor de duur van de opgelegde maatregel mogelijk onnodig lang heeft geduurd. De beklagcommissie komt niet tot het oordeel dat de kliniek heeft nagelaten duidelijkheid te krijgen over klagers verblijfsstatus. De stelling dat de kliniek meer ruimte had om uitvoering te geven aan door de Memo voorgestane werkwijze acht de beklagcommissie onvoldoende onderbouwd. De kennelijk bedoelde vrije beslisruimte reikt in elk geval niet zover dat de kliniek kan beslissen over transmuraal verlof.


Het is de beklagcommissie duidelijk dat de tijdelijke terugplaatsing van klager in de kliniek en de onduidelijkheid van zijn verblijfstatus een enorme impact hebben gehad op klager.


Gelet op hetgeen door het hoofd behandeling ter zitting naar voren is gebracht was de kliniek zich daarvan bewust en heeft getracht deze periode naar de gegeven omstandigheden en beperkingen zo kort, goed en zorgvuldig mogelijk voor klager te laten verlopen.


De beklagcommissie is gelet op het vorenoverwogene van oordeel dat ook de duur van de maatregel niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt.


Wel is de beklagcommissie het met de raadsvrouw eens dat in de Mededeling maatregel aan klager een opdracht is gesteld die niet aansluit bij de grondslag van de oplegging. In de Mededeling is vermeld dat de maatregel zal worden beëindigd als klager zich houdt aan de geldende afdeling- en kliniek regels, terwijl duidelijkheid over zijn verblijfstatus (hetgeen niet in de macht van klager ligt) een component was. Anderzijds is er de mededeling van klager dat hij mogelijk zou ontvluchten. De beklagcommissie is van oordeel dat aangegeven dient te worden op welke wijze klager invloed kan hebben op het risico op ontvluchting (en daarmee de bescherming van de maatschappij en de veiligheid van personen en goederen). Nu deze laatste overweging de inhoudelijke beslissing niet raakt zal de beklagcommissie aan deze omissie geen consequenties verbinden.


Gelet op alles wat hiervoor is overwogen wordt het beklag ongegrond verklaard aan een beoordeling van een toekenning van een tegemoetkoming komt de beklagcommissie gelet hierop niet meer toe.


Ten overvloede overweegt de beklagcommissie het te betreuren dat er in casu sprake is van vertrouwelijke informatie, zoals de kliniek met betrekking tot de Memo en het bericht van de IND van 13 juli 2015 stelt, die niet of pas later beschikbaar is, dit bemoeilijkt de beoordeling van een beklag en komt de transparantie niet ten goede.


BESLISSING

De beklagcommissie verklaart het klaagschrift ongegrond.