Opnieuw zoeken

Sla inhoud over

KC 2015/011

Datum uitspraak:
02/04/2015
Artikel:
31, 32, 34, 37, 56, 57 Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden
Samenvatting:
Klager verblijft in een tbs-kliniek en de directeur heeft besloten klager af te zonderen in zijn eigen kamer. Ten gevolge van deze afzondering is klagers contactmoment met zijn vriendin, een medepatiënte, afgelast en is het bezoekuur met klagers ouders teruggebracht naar één uur. De beklagcommissie is net als de kliniek van oordeel, dat hoewel klagers vriendin in het kader van een extramurale plaatsing buiten de kliniek verblijft, primair moet worden gezien als een medepatiënte en niet als bezoekster. Gelet op de afzondering van klager is het contactmoment terecht afgelast en is er geen sprake van een beperking van enig recht van klager. Hij kan dus niet worden ontvangen in dit onderdeel van zijn klacht. Nu klager gedurende de afzondering ten minste een uur per week bezoek heeft kunnen ontvangen van zijn ouders is er geen sprake van een schending van artikel 37 Bvt en kan klager niet worden ontvangen in dat onderdeel van zijn klacht.
Uitspraak:

DE BEKLAGCOMMISSIE UIT DE COMMISSIE VAN TOEZICHT BIJ DE […]

Beslissing van de beklagcommissie uit de commissie van toezicht bij de [...], inzake het klaagschrift van:

[…], verder te noemen klager.

Het klaagschrift is gericht tegen:

-        de beslissing namens het hoofd van de kliniek d.d. 8 december 2014 om klager af te zonderen in zijn eigen kamer (327);

-        de beslissing namens het hoofd van de kliniek d.d. 9 december 2014 om het contactmoment tussen klager en een medepatiënte waarmee hij een relatie heeft te annuleren (328);

-        de beslissing namens het hoofd van de kliniek om het bezoekmoment van klagers ouders terug te brengen van twee naar één uur (329).


De directeur heeft schriftelijk gereageerd en klager heeft van deze reactie kennis kunnen nemen. De klacht is behandeld ter zitting in het bijzijn van klager, zijn advocaat mr. […], de locatiemanager organisatie mw. […] en de juridisch medewerkster mw. mr. […].

In het kader van de behandeling van deze klacht heeft de beklagcommissie kennisgenomen van de volgende informatie:

-        klaagschrift gedateerd en ingekomen bij het secretariaat op 12 december 2014;

-        directiecommentaar op het klaagschrift gedateerd en ingekomen bij het secretariaat op 19 februari 2015, inclusief twee bijlagen (directiecommentaar op klacht 80 en 87 en de schriftelijke mededeling van de beslissing tot beperking van de bewegingsvrijheid van klager);

-        het verhandelde ter zitting van 4 maart 2015.


De beoordeling

Ten aanzien van 327

In de artikelen 56 en 57 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) is bepaald over welke beslissingen die zijn genomen door of namens het hoofd van de kliniek een verpleegde zijn beklag kan doen bij de beklagcommissie. In artikel 57 lid 3 Bvt is bepaald dat tegen een beslissing tot afzondering en de duur van de afzondering beklag open staat nadat de afzondering twee dagen heeft geduurd. Conform het vierde lid van artikel 57 Bvt blijft de dag waarop de beslissing is genomen buiten beschouwing.

De beklagcommissie stelt vast dat klager zich beklaagt over de beslissing namens het hoofd van de kliniek van 8 december 2014 om hem op grond van artikel 34 lid 1 Bvt af te zonderen in zijn eigen kamer. De beklagcommissie stelt voorts vast dat deze afzondering heeft geduurd tot 12 december 2014. Dit betekent dat de afzondering langer dan twee dagen heeft geduurd en dat klager kan worden ontvangen in zijn beklag met kenmerk 327.

Ingevolge artikel 34 lid 1 jo. artikel 32 lid 2 sub b Bvt is het hoofd van de kliniek bevoegd om een verpleegde af te zonderen indien dit noodzakelijk is met het oog op de handhaving van de orde en veiligheid in de kliniek.

Klager meent dat hij onterecht is afgezonderd in zijn eigen kamer. Een medepatiënt heeft gemeld dat klager bepaalde uitspraken zou hebben gedaan, dit is echter nooit bewezen. Klager ontkent dat hij de uitspraken heeft gedaan zoals door de directie omschreven. Klager heeft tegen de desbetreffende medepatiënt gezegd dat hij een bepaald vrouwelijk personeelslid aantrekkelijk vindt en dat hij wel seks met haar zou willen hebben. Klager heeft dit gezegd als mannen onder elkaar en is van mening dat hij hiermee op geen enkele wijze de veiligheid in het geding heeft gebracht. In 2012 heeft klager verhalen geschreven die seksueel expliciet waren, klager heeft het gevoel dat hij hier nog altijd voor wordt bestraft. Klager erkent dat zijn uitlatingen grof en wellicht vrouwonvriendelijk waren maar hij heeft zich niet dreigend geuit en ook geen delictgedrag vertoond. Klager heeft het gevoel dat de hele situatie overdreven wordt.

Namens de kliniek wordt aangevoerd dat een medepatiënt op 8 december 2014 heeft gemeld dat klager zich seksueel agressief heeft geuit over een vrouwelijk lid van zijn behandelend team. Klager zou hebben gezegd dat hij dit personeelslid op tafel wilde gooien en kapot wilde scheuren. Dergelijke dreigende uitingen brengen de orde en veiligheid in de kliniek ernstig in gevaar. Gelet op de reden van klagers opname in de kliniek, zijn voorgeschiedenis en de voortgang van zijn behandeling is de melding van de medepatiënt zeer serieus genomen. In 2012 heeft klager agressieve seksuele teksten geschreven over medewerkers. In het belang van de orde en de veiligheid is besloten om klager af te zonderen in zijn eigen kamer. Dit omdat bij een vermoeden van dergelijke uitlatingen een reactie niet uit kan blijven en daarnaast ten einde onderzoek te kunnen verrichten. De kliniek wenst in dergelijke situaties geen risico’s te nemen met de veiligheid.

De beklagcommissie wenst allereerst op te merken dat zij kan begrijpen dat klager de beslissing om hem af te zonderen heeft ervaren als een straf. De beklagcommissie wenst daarom te benadrukken dat de beslissing om klager af te zonderen geen straf maar een ordemaatregel betreft. Deze ordemaatregel is echter niet bedoeld om klager te bestraffen.

De beklagcommissie is van oordeel dat in casu niet relevant is of al dan niet vast is komen te staan dat klager de hem verweten uitlatingen (letterlijk) daadwerkelijk heeft gedaan.  Nu vanuit de kliniek een ordemaatregel is opgelegd is slechts van belang of de situatie dusdanig was dat het opleggen van de bestreden maatregel noodzakelijk was in het kader van de handhaving van de orde en veiligheid in de kliniek.

Voor de beklagcommissie staat vast dat een medepatiënt gemeld heeft dat klager seksueel agressieve uitspraken heeft gedaan. De beklagcommissie is van oordeel dat, mede gelet op het verleden van klager, deze melding voldoende aanleiding was voor de kliniek om klager omwille van de orde en veiligheid in afzondering te plaatsen. De afzondering van klager heeft geduurd van 8 tot 12 december 2014. De duur van de afzondering geeft er naar het oordeel van de beklagcommissie blijk van dat de kliniek heeft getracht deze afzondering tot een minimum te beperken.

Gelet op het vorenstaande is de beklagcommissie van oordeel dat de beslissing door of namens het hoofd van de kliniek om klager af te zonderen in zijn eigen kamer niet in strijd is met een in de inrichting geldend wettelijk voorschrift of een eenieder verbindende bepaling van een in Nederland geldend verdrag. Evenmin is deze beslissing bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, onredelijk of onbillijk te achten. Gelet hierop zal het beklag met kenmerk 327 ongegrond worden verklaard.

Ten aanzien van 328

In de artikelen 56 en 57 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) is bepaald over welke beslissingen die zijn genomen door of namens het hoofd van de kliniek een verpleegde zijn beklag kan doen bij de beklagcommissie. In artikel 56 lid 1 sub e Bvt is opgenomen dat beklag openstaat tegen enige andere beslissing die een beperking inhoudt van een recht dat klager op grond van een bij of krachtens deze wet gegeven voorschrift dan wel enig ander wettelijk voorschrift of een een ieder verbindende bepaling toekomt.

De beklagcommissie stelt vast dat klager zich beklaagt over de beslissing namens het hoofd van de kliniek d.d. 9 december 2014 om het contactmoment tussen hem en een medepatiënte met wie hij een relatie heeft te annuleren. Net als de directie is de beklagcommissie van oordeel dat klagers vriendin primair moet worden beschouwd als medepatiënte. De beklagcommissie zal het onderhavige beklag derhalve in dat licht beoordelen. 

Ingevolge artikel 31 lid 2 Bvt heeft de verpleegde het recht om gedurende tenminste vier uur per dag samen met een of meer verpleegden door te brengen. In het tweede lid van artikel 31 Bvt is echter bepaald dat van dit recht geen sprake meer is wanneer de verpleegde op grond van artikel 34 Bvt in afzondering is geplaatst. Gelet op het vorenstaande is de beklagcommissie van oordeel dat klager gedurende zijn afzondering geen recht had op contact met de desbetreffende medepatiënte.


Dit betekent naar het oordeel van de beklagcommissie dat de beslissing van 9 december 2014 om het contactmoment tussen klager en zijn vriendin geen doorgang te laten vinden geen beklagwaardige beslissing betreft zoals bedoeld in artikel 56 lid 1 sub e Bvt. Klager kan derhalve niet worden ontvangen in zijn beklag met kenmerk 328.


Ten aanzien van 329

In de artikelen 56 en 57 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) is bepaald over welke beslissingen die zijn genomen door of namens het hoofd van de kliniek een verpleegde zijn beklag kan doen bij de beklagcommissie. In artikel 56 lid 1 sub e Bvt is opgenomen dat beklag openstaat tegen enige andere beslissing die een beperking inhoudt van een recht dat klager op grond van een bij of krachtens deze wet gegeven voorschrift dan wel enig ander wettelijk voorschrift of een een ieder verbindende bepaling toekomt.

De beklagcommissie stelt vast dat klager zich er over beklaagt dat het bezoek van zijn ouders is terug gebracht van twee naar één uur. In gevolge artikel 37 lid 1 Bvt heeft de verpleegde het recht om gedurende tenminste een uur per week bezoek te ontvangen.

De beklagcommissie stelt vast dat in de week van 8 december 2014 is besloten om het bezoekmoment van klagers ouders terug te brengen van twee naar één uur. Door klager wordt erkend dat zijn ouders in ieder geval één uur op bezoek zijn geweest in de week van 8 december 2014, aan het vereiste uit artikel 37 lid 1 Bvt is derhalve voldaan. Gelet op het vorenstaande is de beklagcommissie van oordeel dat niet is gebleken van een beslissing die een beperking inhoudt van een recht dat klager op grond van de Bvt toe komt. Klager heeft immers recht op een uur bezoek per week, dit heeft hij gehad. De beslissing die verder ten aanzien van zijn bezoek is genomen betreft geen beperking van dit recht.

Vorenstaande betekent naar het oordeel van de beklagcommissie dat de beslissing om het bezoek van klagers ouders terug te brengen naar één uur geen beklagwaardige beslissing betreft zoals bedoeld in artikel 56 lid 1 sub e Bvt. Klager kan derhalve niet worden ontvangen in zijn beklag met kenmerk 329.

BESLISSING

De beklagcommissie verklaart het beklag met kenmerk 327 ongegrond en verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn klachten met de kenmerken 328 en 329.


Aldus gedaan door mw. mr. […], voorzitter van de beklagcommissie, mw. […] en mw. mr. […], leden van de beklagcommissie, bijgestaan door mw. mr. [...], secretaris en ondertekend door de voorzitter en de secretaris, op 2 april 2015.