Opnieuw zoeken

Sla inhoud over

KC 2014/030

Datum uitspraak:
27/05/2014
Artikel:
Regeling van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 10
Samenvatting:
Met ingang van 1 maart 2014 is binnen de P.I. [huidige inrichting] de Regeling ingevoerd. Op 1 maart 2014 is aan klager de beslissing van de directeur uitgereikt dat klager wordt geplaatst in het basisprogramma vanwege een positieve UC uitslag. De beklagcommissie is gezien het bovenstaande van oordeel dat de directeur bovengenoemde beslissing op onjuiste gronden heeft genomen. Niet ter discussie staat dat klager voldeed aan één van de voorwaarden genoemd in het overgangsrecht van de Regeling om op 1 maart 2014 in het plusprogramma te worden geplaatst. Klager is op basis van het overgangsrecht, ten onrechte in het basisregime geplaatst. Daarom wordt de klacht gegrond verklaard.
Uitspraak:

van de beklagcommissie uit bovengenoemde Commissie van Toezicht op het klaagschrift van [...], verder te noemen klager, verblijvende in de Penitentiaire Inrichting [...]
 

Het beklag en het verloop van de procedure

Het op 2 maart 2014 gedateerde klaagschrift van klager is op 4 maart 2014 ontvangen door het secretariaat van de Commissie van Toezicht bij P.I. [...].

Op 19 maart 2014 heeft klager een gesprek gehad met de maandcommissaris. Dit gesprek heeft niet geleid tot intrekking van de klachten.

De directeur van de inrichting heeft bij brief van 25 maart 2014 inlichtingen verstrekt. Klager, zijn raadsman mr. [...] en de directeur ijn ter zitting van 9 april 2014 in de gelegenheid gesteld hun standpunten mondeling toe te lichten.

Bij mailbericht van 17 april 2014 is namens de directeur medegedeeld dat klager per 21 maart 2014 naar de plusafdeling is overgeplaatst.
 

Standpunt klager

Klager komt in beklag omdat hij geen kennisgeving van de beslissing van de directie met betrekking tot zijn overplaatsing heeft ontvangen.
 

Ter zitting licht klager zijn standpunt toe.

Klager hoorde op 28 februari 2014 dat hij geplaatst werd in het basisregime. Dat is hem mondeling medegedeeld, door het afdelingshoofd, maar klager heeft er geen beschikking van ontvangen. Hij was namelijk in afwachting van de beschikking om beklag in te kunnen dienen. Het was bekend dat positieve urinecontroles van na 3 februari 2014 bepalend zouden zijn voor plaatsing in het basisregime. Dat urinecontroles van december 2013 ook mee zouden tellen, was niet bekend. Klager ging er dus van uit dat hij in het plusregime geplaatst zou worden. Klager heeft drie weken in het basisregime gezeten, van 28 februari 2014 tot en met 21 maart 2014. De onterechte overplaatsing heeft voor klager meer consequenties gehad. Zo zit hij nu weer op een dubbelcel en heeft hij zijn speciale matras in moeten leveren. Hij staat daar nu weer opnieuw voor op de wachtlijst.
 

Mr. [..] licht klagers standpunt als volgt toe.

Klager heeft geen schriftelijke beschikking gekregen met betrekking tot zijn plaatsing in het basisregime. Zij verzoekt klager een compensatie toe te kennen voor de periode dat hij onterecht in het basisregime heeft gezeten.
 

Standpunt directeur

Het is niet helemaal duidelijk welke overplaatsing klager bedoelt. Klager klaagt op 2 maart 2014 dat hij geen kennisgeving van overplaatsing heeft gekregen. In eerste instantie heeft de directeur iedereen die de laatste drie maanden een positieve urinecontrole had, geplaatst in een rode afdeling waar een basisprogramma geldt. Nu bleek dat dit niet rechtsgeldig was, worden deze gedetineerden teruggeplaatst naar een groene afdeling met een plusprogramma. Overigens hebben degenen die in eerste instantie in een basisregime geplaatst zijn, hiervan een beschikking ontvangen.


Ter zitting licht de directeur zijn standpunt toe.
Alle gedetineerden hebben een beschikking gekregen, dus ook klager. De directeur zegt toe de beschikking aan de beklagcommissie te doen toekomen. Het klopt dat klager onterecht in het basisregime is geplaatst, dat inzicht is later gekomen. De directeur zal de datum dat klager in het basisregime is geplaatst doorgeven.
 

Overwegingen

Gelet op de artikelen 60-68 van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) overweegt en beslist de beklagcommissie als volgt.

Op 1 maart 2014 is de Regeling van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 10 februari 2014 houdende wijziging van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden in verband met de invoering van promoveren en degraderen van gedetineerden (hierna ook: de Regeling) in werking getreden.

In artikel 1 d van de Regeling is bepaald dat de directeur besluit over promotie en degradatie van een gedetineerde en in artikel II van de Regeling is het overgangsrecht geregeld. Dit artikel luidt als volgt:

“Op het moment van inwerkingtreding van de regeling wordt geacht een besluit tot promotie te zijn genomen voor de gedetineerde:

a. die voor inwerkingtreding van de regeling een persoonlijk plan heeft opgesteld om te stoppen met criminaliteit waaruit zijn motivatie voor en betrokkenheid met zijn re-integratie blijkt, of

b. die een gedragsinterventie volgt welke wordt opgenomen in zijn detentie- en re-integratieplan.”


In de toelichting op artikel II van de Regeling staat het volgende vermeld:

“Omdat deze regeling op] maart 2014 ingaat, zal er op dat moment een tweedeling moeten worden gemaakt tussen gedetineerden die wel en niet in een plusprogramma worden geplaatst. Het is namelijk niet wenselijk om gedurende de eerste zes weken van na inwerkingtreding van onderhavige regeling (de periode waarover gedetineerden groen gedrag moeten laten zien) geen gedetineerden in het plusprogramma te hebben omdat hiermee het avond- en weekendprogramma in één keer zou zijn afgeschaft en na plaatsing van gedetineerden weer zou moeten worden ingevoerd. Dit leidt tot grote administratieve lasten bij gevangenissen. Daarom is ervoor gekozen om algemene criteria vast te stellen voor gedetineerden die op 1 maart 2014 in een plusprogramma worden geplaatst. Als deze

gedetineerden vervolgens het groene gedrag niet kunnen tonen, kan de directeur besluiten tot degradatie.”
 

Desgevraagd heeft de directeur over de gang van zaken in de aanloop naar de invoering van de Regeling verklaard dat bleek dat hij de beoogde afdelingen voor rood het basisprogramma - niet gevuld kreeg, omdat op een enkeling na iedereen de reflectortest had gedaan en zich daarmee volgens het overgangsrecht van de Regeling kwalificeerde voor het plusprogramma. Op enig moment in januari 2014 heeft de directie daarop besloten dat “rood” gedrag na 3 februari 2014 voor de directeur reden is een gedetineerde per 1 maart 2014 in het basisprogramma te plaatsen. Toen nog weer later bleek dat met dit criterium de beoogde basisafdelingen nog steeds niet gevuld waren, is de datum verschoven naar 3 december 2013.

De directeur heeft op de vraag van de voorzitter van de beklagcommissie desgevraagd geantwoord dat deze latere plaatsingscriteria niet te rijmen zijn met het overgangsrecht van de Regeling.
 

Met ingang van 1 maart 2014 is binnen de P.I. [huidige inrichting] de Regeling ingevoerd. Op 1 maart 2014 is aan klager de beslissing van de directeur uitgereikt dat klager wordt geplaatst in het basisprogramma vanwege een positieve UC uitslag. De beklagcommissie is gezien het bovenstaande van oordeel dat de directeur bovengenoemde beslissing op onjuiste gronden heeft genomen. Niet ter discussie staat dat klager voldeed aan één van de

voorwaarden genoemd in het overgangsrecht van de Regeling om op 1 maart 2014 in het plusprogramma te worden geplaatst. Klager is op basis van het overgangsrecht, ten onrechte in het basisregime geplaatst. Daarom wordt de klacht gegrond verklaard.
 

Nu de dagen dat klager ten onrechte in het basisprogramma heeft gezeten niet meer ongedaan gemaakt kunnen worden, zal de beklagcommissie een tegemoetkoming vaststellen voor iedere dag dat klager ten onrechte in het basisprogramma heeft gezeten. De beklagcommissie rekent het de directeur zwaar aan dat hij klaarblijkelijk een tijdelijk bedrijfsmatig probleem ten nadele van gedetineerden heeft opgelost. De tegemoetkoming zal daarom worden vastgesteld op € 5,- voor elke dag dat klager ten onrechte in het basisprogramma heeft verbleven.
 

Nu klager van onterecht in het basisregime heeft gezeten van 1 maart 2014 tot en met 21 maart 2014, zijnde 20 dagen, zal de tegemoetkoming een bedrag van € 100,00 bedragen.
 

BESLISSING

Verklaart de klacht gegrond, met toekenning van een tegemoetkoming aan klager van 100,00.