Opnieuw zoeken

Sla inhoud over

KC 2012/129

Datum uitspraak:
20/07/2012
Artikel:
54, 58, 33, 53, 56 Bvt en Regeling Urineonderzoek
Samenvatting:
Klager heeft een drietal klachten ingediend die zich richten tot het niet onverwijld uitreiken van de mededeling afdelingsarrest [klacht 1], het niet uitreiken van een schriftelijke mededeling intrekking verlof [klacht 2] en het intrekken van het verlof [klacht 3]. De commissie overweegt ten aanzien van de hoorplicht [klacht 1] het volgende: de directie heeft weliswaar voor de uitreiking van de mededeling klager gehoord, maar het horen van klager dient te gebeuren, voordat tot oplegging van de maatregel wordt besloten. Immers de grieven van klager kunnen een ander licht werpen op hetgeen is gebeurd. Hierdoor heeft de directie niet conform de richtlijnen gehandeld. Onderdeel beklag gegrond. Uit de Memorie van Toelichting bij de Bvt (artikel 53) blijkt dat in de praktijk de mededeling binnen 24 uur verstrekt dient te worden, tenzij de betrokkene afwezig is. De grondslag van de maatregel stemde niet overeen met de daadwerkelijke grond tot verlenging van de maatregel, waardoor de commissie van oordeel is dat de verlenging van het afdelingsarrest hierdoor gedurende de periode 10 mei tot 1 juni 2012 onrechtmatig is. Tegemoetkoming geboden. Met betrekking tot klacht [3]: nu klager op 10 mei reeds voldeed aan de eisen als gesteld in het urineprotocol, had het verlof weer doorgang moeten vinden. Klacht gegrond, tegemoetkoming toegekend. Met betrekking tot klacht [2]: In artikel 54 Bvt staat vermeld in welke situaties het verplicht is een schriftelijke mededeling te doen van een beslissing. Hieronder valt niet een schriftelijke mededeling als door klager gemeld. Klacht [2] niet-ontvankelijk.
Uitspraak:

BEKLAGCOMMISSIE UIT DE COMMISSIE VAN TOEZICHT BIJ FPC […]

Klachtnummer: […]


De beklagcommissie heeft te beslissen op de door


[…] (klager)
, verblijvende in het Forensisch Psychiatrisch Centrum [….] te […], ingediende klachten.


1.         HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1               Bij klaagschrift van 15 mei 2012 per faxbericht ontvangen, heeft klagers raadsman, […] namens klager beklag ingediend ten aanzien van het niet onverwijld uitreiken van de mededeling afdelingsarrest [klacht 1], het niet uitreiken van een schriftelijke mededeling intrekking verlof [klacht 2] en het intrekken van het verlof [klacht 3].

1.2               Voorafgaande aan de beklagprocedure heeft geen bemiddeling plaatsgevonden.

1.3.             Op 4 juli 2012 zijn van de zijde van de inrichting de schriftelijke inlichtingen ontvangen.

1.4.             Tijdens de mondelinge behandeling van het beklag op 20 juli 2012 hebben klager, bijgestaan door […] en namens de kliniek […] (juriste) en de heren […] (locatiedirecteur) en [..] hoofd sociotherapeutisch milieu) hun standpunten nader toegelicht.

1.5.             De beklagcommissie maakt haar excuus voor het lang uitblijven van haar uitspraak, een en ander heeft te maken met de grote hoeveelheid ingediende klachten.

2.         STANDPUNTEN VAN KLAGER EN DIRECTIE

2.1               Uit het klaagschrift en de overige stukken blijkt het navolgende.


Betreffende beklag [1]

Op 7 mei 2012 is om 20.00 uur aan klager in verband met een positieve score bij een urinecontrole afdelingsarrest opgelegd. De kliniek heeft niet voldaan aan de in artikel 54, eerste lid van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) vervatte verplichting om klager onverwijld schriftelijk en met redenen omkleed mededeling te doen van de genomen maatregel. In de eerste maatregel zijn geen voorwaarden opgenomen. De kliniek heeft klager op 9 mei 2012 om 15.30 uur een nieuwe schriftelijke maatregel uitgereikt, dat de maatregel op 8 mei 2012 om 17.30 is ingegaan, maar de facto is hier sprake van het herstel van een verzuim in de oplegging van de maatregel van 7 mei 2012.


Betreffende beklag [2]

Het afdelingsarrest van klager is op 11 mei 2012 opgeheven. Klager mag echter- sinds de aanvang van het afdelingsarrest op 7 mei 2012- nog steeds geen verloven praktiseren en kan daardoor zijn werkzaamheden buiten de muren van de kliniek niet verrichten. Van de beslissing strekkende tot intrekking van het verlof dient ex artikel 54, lid 2 Bvt (onverwijld en met redenen omkleed) schriftelijk mededeling worden gedaan. Dat is niet gebeurd. Daardoor zijn klager ook de gronden voor deze beslissing niet medegedeeld.


Betreffende beklag [3]

Klager kan zich daarbij ook niet verenigen met de beslissing strekkende tot intrekking van zijn verlof, en het voortduren van deze intrekking, aangezien hij ontkent cocaïne te hebben gebruikt en het hem bekend is dat er in het geval van medeverpleegden die positief scoorden bij urinecontroles geen intrekking van de verloven heeft plaatsgehad. Daar komt nog bij dat klager heeft verzocht om een bevestigingsonderzoek als bedoel in artikel 7 Regeling urineonderzoek en het wat hem betreft nog niet onomstotelijk vaststaat dat er sprake is van een positieve controle.

Hetgeen namens klager voorts op deze punten is aangevoerd, wordt hier als ingelast beschouwd.

2.2       In haar schriftelijke inlichtingen heeft de directie - zakelijk weergegeven - onder meer het volgende aangevoerd:

De kliniek is van mening dat de klachten niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard. De beslissing is genomen op 7 mei 2012. De laatste mededeling is uitgereikt op 9 mei 2012. De stempel van de rechtbank Roermond geeft een ontvangsttermijn aan van 21 mei 2012. In dit geval is er sprake van een termijnoverschrijding ex artikel 58, vijfde lid, Bvt.


Betreffende beklag [1]

Klager heeft op 7 mei 2012 om 20.00 uur een afdelingsarrest opgelegd gekregen. Grond voor deze oplegging is de handhaving van de orde en/of veiligheid in de inrichting. Klager heeft een positieve urinecontrole afgeleverd, waaruit blijkt dat hij cocaïne heeft gebruikt. Op 8 mei 2012 is om 11.00 uur de mededeling maatregel aan klager uitgereikt. Echter is achteraf gebleken dat er tijdens het schrijven van de maatregel niet alles volledig op papier is komen te staan. De voorwaarden voor de opheffing van de maatregel zijn niet vermeld. Wel is het klager mondeling kenbaar gemaakt wat de voorwaarde voor de opheffing van de maatregel is, namelijk een schone urinecontrole afleveren.  Gelet op de late constatering van deze tekortkoming is op 9 mei 2012 opnieuw de (aangevulde) maatregel aan klager uitgereikt. Het beklag dient dan ook ongegrond te worden verklaard, omdat het klager voldoende duidelijk was waaraan hij moest voldoen alvorens de maatregel zou worden opgeheven. Indien de commissie die mening niet deelt, streeft de kliniek naar een materiële ongegrondverklaring, omdat klager cocaïne heeft gebruikt, hetgeen niet is toegestaan.


Betreffende beklag [2]

In artikel 54 Bvt staat geen verplichting tot de mededeling van het opschorten van een verlof. Tevens staat in de Huisregel in het protocol urinecontrole onder 14 omschreven wat de gevolgen zijn van een positieve uitslag van een urinecontrole. Hierin staat onder andere omschreven onder a. dat het geplande verlof wordt opgeschort. Indien er sprake is van een intrekking zal de kliniek dit wel ex artikel 54 lid 2 juncto 53, lid 2 Bvt mededelen.

De kliniek is dan ook de mening toegedaan dat het beklag niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.


Betreffende beklag [3]

Klagers situatie wordt wekelijks besproken in het multidisciplinair overleg. Op 22 mei is klager weer voldoende betrouwbaar geacht om zijn werkverloven te hervatten vanwege een schone urinecontrole en op 1 juni 2012 zijn alle verloven weer hervat.

Uit de door klager aangevraagde contra-expertise is op 29 mei 2012 wederom gebleken dat klager cocaïne zou hebben gebruikt. De kliniek vindt dit voldoende reden om het verlof van klager tijdelijk op te schorten. Het is dan ook reëel om te verwachten dat klager een schone urinecontrole aflevert alvorens hij weer op verlof kan. Het beklag dient dan ook ongegrond te worden verklaard.

         
Hetgeen de kliniek overigens op deze punten heeft aangevoerd in haar schriftelijke inlichtingen, wordt hier als ingelast beschouwd.

2.3               Tijdens de mondelinge behandeling van het beklag heeft klagers raadsvouwe - zakelijk weergegeven – onder meer aangevoerd:

Op 15 mei 2012 is een faxbericht naar het secretariaat van de beklagcommissie gezonden, dus het beklag is tijdig ingediend.


Betreffende beklag [1]

De mededeling van 7 mei 2012 voldoet niet aan de bepalingen van artikel 54, eerste lid, Bvt. Het beklag dient formeel gegrond te worden verklaard.

Dat op 8 mei 2012 de gronden wel mondeling zijn toegelicht, doet hier niet aan af.


Betreffende beklag [2]

In artikel 50 Bvt staat omschreven wanneer het verlof kan worden ingetrokken. In materieel opzicht is er sprake van intrekking van verlof. Daar had een schriftelijke mededeling op moeten volgen conform artikel 54, tweede lid, Bvt.

 

Betreffende beklag [3]

Ik heb de beide uitslagen van de urinecontroles gezien. De eerste was 384, de tweede 324. Het is vreemd dat de eerste hoger was. Op 10 mei 2012 heeft klager al een schone urinecontrole. De maatregel is echter pas op 1 juni beeindigd. Volgens klager was het werkverlof al ingegaan, voordat er problemen zouden zijn met het afdelingshoofd.

2.4               Tijdens de mondelinge behandeling van het beklag heeft klager - zakelijk weergegeven – onder meer aangevoerd:

Betreffende beklag [1]

Op 8 mei 2012 is mij niets gezegd over de wijze waarop ik kon zorgen dat het afdelingsarrest kon worden ingetrokken.

Ik heb contact gehad met het laboratorium. Die zeiden dat de scores niets zeggen over cocaïne gebruik. Er is een verschil van 20 % in de uitslag. Ik betwist de scores dan ook. De score geeft alleen aan dat ik in contact ben geweest met een kruimel cocaïne. Ik kan ermee in aanraking zijn gekomen in de trein, of door het aanraken van briefpapier. De uitslag is te laag om cocaïnegebruik te bevestigen. Ik reis wekelijks 20 uur.

Ik ben het niet eens met de wijze waarop men met mij is omgegaan.


Betreffende beklag [2]

Ik breng alleen de avond en nacht door in de kliniek en dat alleen gedurende de werkweek.


Betreffende beklag [3]

Ik wilde niet in gesprek gaan met het afdelingshoofd. Hij heeft tegen mijn zin contact opgenomen met mijn zus. Mijn zus heeft me zwart gemaakt bij mijn vader.

Ik heb altijd contact onderhouden met sociotherapie. Ik heb het hoofd behandeling niet gezien. Ik begrijp niet waarom ik wel werkverlof kreeg en geen ander verlof.

Ik ben mijn baantje inmiddels kwijt. Vroeger was het anders. Ook al was je positief, toch mocht je werken.

2.5               Tijdens de mondelinge behandeling van het beklag heeft namens de directie van de kliniek mr. […] - zakelijk weergegeven - onder meer aangevoerd:

Betreffende beklag [1]

Klager heeft twee keer positief gescoord op het gebruik van cocaïne. Het afdelingsarrest is inhoudelijk deugdelijk. Klager is mondeling op de hoogte gesteld, ook van de redenen waarom het arrest is opgelegd en wat hij moet doen om het arrest op te laten heffen.


Betreffende beklag [2]

Het betreft onbegeleid verlof. Gelet op artikel 56, tweede lid, onder a Bvt kan klager niet in zijn beklag worden ontvangen. Dat kan pas bij een onafgebroken periode.

Ten overvloede deel ik mede dat er sprake was van opschorting. Hierbij is geen mededelingsplicht.
 

Betreffende beklag [3]

Het afdelingsarrest heeft langer geduurd. Er was niet alleen sprake van cocaïnegebruik, maar klager was ook niet meer in contact. Pas op 1 juni was er weer een gesprek met klager mogelijk. De werkverloven van klager zijn wel eerder hervat. De voorwaarden voor werkverlof zijn anders dan voor het overige verlof. Daarnaast is er toezicht tijdens de arbeid.

3.             DE  BEOORDELING

            De beklagcommissie overweegt het volgende.

3.1       Ten aanzien van de ontvankelijkheid van het beklag

De commissie heeft vastgesteld dat het beklag dat namens klager is ingediend per faxbericht op 15 mei 2012 is ontvangen. De beslissingen waartegen beklag is ingediend dateren van 8 en 9 mei 2012. Ingevolge artikel 58, vijfde lid, Bvt moet het klaagschrift uiterlijk op de zevende dag na die waarop de verpleegde kennis heeft gekregen van de beslissing waarover hij zich wenst te beklagen worden ingediend. In casu is dit het geval, zodat er geen sprake is van termijnoverschrijding.

3.2        Betreffende beklag [1]

3.2.1     Ten aanzien van de ontvankelijkheid van het beklag

Vast staat dat op 7 mei 2012 om 20.00 uur aan klager een maatregel tot afdelingsarrest is opgelegd zoals bedoeld in artikel 33 Bvt. De schriftelijke mededeling van de maatregel is op 8 mei om 11.00 uur aan klager uitgereikt. De maatregel is op 1 juni 2012 opgeheven.

Het beklag betreft het in strijd handelen met de in artikel 54, eerste lid Bvt vervatte verplichting om klager onverwijld schriftelijk en met redenen omkleed mededeling te doen van de genomen maatregel. Aangezien er sprake is van een beslissing die een beperking inhoudt van een recht, dat hem op grond van een bij of krachtens deze wet gegeven voorschrift, kan klager ingevolge artikel 56, eerste lid en onder e, Bvt, in  zijn beklag worden ontvangen.

3.2.2     Ten aanzien van de gegrondheid van het beklag

Ingevolge artikel 53, eerste lid, sub b van de Bvt wordt een betrokkene eerst gehoord voordat wordt beslist om een maatregel van afzondering op te leggen. Ingevolge artikel 54, eerste lid, sub b van de Bvt wordt aan een betrokkene onverwijld, schriftelijk en voor zoveel mogelijk in een voor hem begrijpelijke taal, een met redenen omklede, gedagtekende en ondertekende mededeling uitgereikt van de opgelegde afzondering.

Uit de stukken komt naar voren dat klager weliswaar is gehoord alvorens hem de schriftelijke mededeling van de opgelegde maatregel van afzondering is uitgereikt, maar niet dat er een gesprek heeft plaatsgevonden voordat de maatregel is opgelegd.  

De beklagcommissie stelt vast dat uit de bestaande jurisprudentie valt af te leiden dat, mits klager vooraf in de gelegenheid is gesteld zijn grieven te uiten, aan de hoorplicht is voldaan.

De commissie overweegt dat de directie weliswaar voor de uitreiking van de mededeling heeft gehoord, maar dat het horen van klager dient te gebeuren, voordat tot oplegging van de maatregel wordt besloten. Immers de grieven van klager kunnen een ander licht werpen op hetgeen is gebeurd. De commissie is derhalve van oordeel dat de kliniek niet conform de richtlijnen heeft gehandeld, zodat dit onderdeel van het beklag gegrond is.

 

Daarnaast stelt de commissie vast dat in de mededeling van 8 mei 2012 ontbreekt wat de voorwaarden zijn om tot beëindiging van de maatregel te komen. Ofschoon de kliniek niet verplicht is deze redenen aan te voeren, heeft zij er voor gekozen om deze redenen wel schriftelijk in de mededeling aan te geven. De kliniek heeft zelf aangegeven dat de inhoud van de mededeling niet volledig was. Naar het oordeel van de beklagcommissie voldoet de mededeling niet aan de formele vereisten, zodat het beklag formeel gegrond wordt verklaard.

Of de directie de voorwaarden mondeling aan klager heeft medegedeeld doet hier niet aan af.

Uit de Memorie van Toelichting bij de Bvt (artikel 53) blijkt dat in de praktijk de mededeling binnen 24 uur verstrekt dient te worden, tenzij de betrokkene afwezig is. De kliniek verwijst in haar Huisregels, paragraaf 10.5.4 ook naar die 24 uur.

In casu is de mededeling binnen deze 24 uur na de oplegging daarvan uitgereikt, zodat dit onderdeel van het beklag ongegrond is.


De beklagcommissie stelt tevens vast dat de inrichting klager op 9 mei 2012 een nieuwe maatregel heeft opgelegd ingaande 8 mei 2012 om 17.30 uur. Klager is hieromtrent op 9 mei 2012 om 8.50 uur gehoord, terwijl de mededeling op 9 mei 2012 om 15.30 uur is uitgereikt.


Uit hetgeen de directie naar voren heeft gebracht, blijkt dat deze maatregel is uitgereikt, omdat de maatregel van 8 mei niet volledig was. De commissie vermag niet in te zien, waarom de nieuwe maatregel dan niet op 8 mei 2012 is uitgereikt, maar dat wederom bijna 24 uur gewacht wordt met de uitreiking van deze laatste maatregel. Ook in dit geval heeft men klager pas gehoord nadat de maatregel is ingegaan, zo blijkt uit de mededeling maatregel. Ofschoon hier formeel niet gesproken kan worden over het te laat uitreiken van de maatregel, geeft de commissie de kliniek in overweging stil te staan bij de huidige gang van zaken en dat zij, waar mogelijk, in dergelijke gevallen tracht om de mededeling eerder uit te reiken.


Tevens overweegt de commissie het volgende:

Klagers urine wordt twee keer per week gecontroleerd op het gebruik van niet geoorloofde middelen. Uit de overgelegde informatie blijkt dat er sprake is van een overschrijding van de geoorloofde waarden. Uit de mondelinge behandeling begrijpt de commissie dat het een relatief lage score betreft. De uitslag lijkt niet te passen bij doorsnee gebruik van middelen. Het blijft echter een positieve uitslag. Uit de Huisregels, bijlage 7 (protocol urineonderzoek) blijkt dat na een positieve uitslag het geplande verlof wordt opgeschort en dat er in het belang van de orde en veiligheid in de kliniek andere inperkende maatregelen kunnen worden opgelegd, zoals afdelingsarrest.

Uit de mededeling maatregel blijkt dat deze wordt opgeheven, nadat uit de urinecontrole blijkt dat klager geen ongeoorloofde middelen heeft gebruikt. De advocaat heeft medegedeeld dat op 10 mei 2012 is gebleken dat de urine van klager schoon was. De kliniek heeft dit niet weersproken, zodat de commissie van dit gegeven uitgaat. De maatregel is echter pas op 1 juni 2012 beëindigd.

Uit de mededelingen ter zitting van de directie is gebleken dat het afdelingsarrest niet is beëindigd omdat klager niet in contact was met het personeel, waardoor er geen inschatting gemaakt kon worden in hoeverre de orde en veiligheid in de kliniek kon worden gewaarborgd.


De commissie overweegt dat de kliniek in het licht van het voorgaande de maatregel heeft voortgezet op onjuiste gronden. Het had op de weg gelegen van de kliniek het afdelingsarrest in verband met de niet schone uitslag van de urinecontrole te beëindigen op het moment dat bleek dat de urine weer schoon was. Dit was namelijk hetgeen klager moest doen om het afdelingsarrest op te laten heffen.

De commissie is derhalve van oordeel dat het afdelingsarrest had moeten gelden van 7 mei 2012 tot 10 mei 2012. Aangezien de beperking van de bewegingsvrijheid formeel geen week zou hebben geduurd kan de commissie niet inhoudelijk ingaan of de beslissing tot het opleggen van het afdelingsarrest redelijk of billijk was. Klager kan dan ook niet in dit onderdeel van het beklag worden ontvangen.

De kliniek had een nieuw afdelingsarrest kunnen opleggen vanaf 10 mei 2012 indien er sprake was van een situatie zoals door de kliniek geschetst met een daartoe strekkende onderbouwing. Dit is echter niet gebeurd. Men heeft namelijk het afdelingsarrest gegeven in verband met een positieve uitslag van de urinecontrole laten voortduren. Nu de grondslag van de maatregel niet overeenstemde met de daadwerkelijke grond tot verlenging van de maatregel is de commissie van oordeel dat de verlenging van het afdelingsarrest hierdoor gedurende de periode 10 mei tot 1 juni 2012 onrechtmatig is.

Aangezien de gevolgen van de maatregel niet meer ongedaan kunnen worden gemaakt, komt klager een tegemoetkoming toe van € 4,-- per dag.

De totale tegemoetkoming bedraagt 22 x € 4,-- is € 88,--.

3.3       Betreffende beklag [3]

3.3.1     Ten aanzien van de ontvankelijkheid van het beklag

Het beklag betreft het onbegeleid verlof van klager, tijdens welk verlof klager van en naar zijn werk kan gaan en werkzaamheden buiten de inrichting kan verrichten.

De directie heeft als gevolg van een positieve uitslag op het gebruik van gedragsbeïnvloedende middelen het geplande verlof opgeschort voor een periode van ten minste twee weken (tot en met het moment dat er nieuwe negatieve uitslag aanwezig is (paragraaf 14 van het protocol urineonderzoek).

De commissie stelt vast dat de wet geen opschorting kent, wel een intrekking van het verlof. De beslissing blijft in stand, er kan echter tijdelijk geen gebruik van worden gemaakt. Hierdoor is er sprake van een inperking van een recht, zodat klager ingevolge artikel 56, eerste lid en onder e, Bvt, in zijn beklag kan worden ontvangen.

3.3.2     Ten aanzien van de gegrondheid van het beklag

Uit het verweer van de kliniek blijkt dat klagers situatie wekelijks is besproken in het multi disciplinair overleg. Op 22 mei 2012 is klager weer voldoende betrouwbaar geacht om zijn werkverloven te hervatten. Op 1 juni zijn alle verloven weer hervat.

De commissie overweegt dat klager weliswaar een contra expertise heeft aangevraagd, welke uitslag pas op 29 mei is ontvangen, doch op 10 mei is reeds gebleken dat klagers urine schoon was. De commissie vermag niet in te zien, waarom het verlof niet toen weer is hervat. Met name gelet op het gestelde in het protocol urineonderzoek. De commissie verwijst voorts naar haar overwegingen inzake de opgelegde inperkende maatregel, zoals hierboven verwoord.

Nu klager op 10 mei reeds voldeed aan de eisen als gesteld in het urineprotocol, had het verlof weer doorgang moeten vinden. Het beklag is dan ook gegrond.


Omdat de gevolgen van de beslissing van de directie niet meer ongedaan te maken zijn, komt klager een tegemoetkoming toe van € 10,-- per gemiste werkdag gedurende de periode van 11 mei tot en met 1 juni 2012 en  € 20,-- per niet-werkdag.

             

3.4       Betreffende beklag [2]

Het beklag betreft het ontbreken van een schriftelijke mededeling omtrent het opschorten van het verlof.

3.4.1     Ten aanzien van de ontvankelijkheid van het beklag

In artikel 54 Bvt staat vermeld in welke situaties het verplicht is een schriftelijke mededeling te doen van een beslissing. Hieronder valt niet een schriftelijke mededeling als door klager gemeld. Klager kan derhalve niet in zijn beklag worden ontvangen.

4.         DE BESLISSING

            De beklagcommissie:

-                      verklaart het beklag met nummer [1] formeel gegrond voor wat betreft het niet op de juiste wijze handelen in verband met de hoorplicht en het niet aangeven van de voorwaarden die tot opheffing van de maatregel kunnen leiden en materieel ongegrond;

-                      verklaart het beklag met nummer [1] gegrond voor wat betreft het voorzetten van de maatregel gedurende de periode vanaf 10 mei tot en met 1 juni 2012;

-                      stelt een tegemoetkoming vast van 22 x € 4,--;

-                      verklaart het beklag met nummer [2] niet ontvankelijk;

-                      verklaart het beklag met nummer [3] gegrond voor wat betreft het niet tijdig hervatten van het verlof;

-                      stelt een tegemoetkoming vast van € 10,- per gemiste werkdag en € 20,-- per niet-werkdag gedurende de periode van 11 mei tot en met 1 juni 2012.

           

           

            Aldus beslist op 20 juli 2012 door de beklagcommissie: […].