Opnieuw zoeken

Sla inhoud over

KC 2010/008

Datum uitspraak:
05/01/2010
Artikel:
82 Reglement justitiële jeugdinrichtingen en 50 BJJ
Samenvatting:
Volgens klager is een aan hem toebehorende gouden ketting ter waarde van € 1700,00 zoek geraakt, zijn klacht is gericht tegen de beslissing van de directie om aan hem geen vergoeding van € 1700,00 uit te keren. De beklagrechter is van oordeel dat klager onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de gouden ketting in de inrichting aanwezig is geweest. De beklagrechter is dan ook van oordeel dat de directie haar besluit niet op onjuiste gronden heeft genomen. Beklag ongegrond.
Uitspraak:

DE BEKLAGCOMMISSIE UIT DE COMMISSIE VAN TOEZICHT BIJ DE JUSTITIELE JEUGDINRICHTING DE […], LOCATIE […]

De alleensprekende beklagrechter, heeft kennis genomen van het op 23 juli 2009 bij het secretariaat ingekomen klaagschrift van:

Klager, verder te noemen klager.

Het klaagschrift, gedateerd 17 juli 2009 is gericht tegen de beslissing van de directie om klager geen vergoeding van € 1700,00 uit te keren voor een, volgens klager, zoekgeraakte gouden ketting uit een fouilleringszak.

De directeur heeft schriftelijk gereageerd. Klager heeft van deze reactie kennis kunnen nemen.

Klager is op 12 oktober 2009 rogatoir gehoord door de voorzitter van de beklagcommissie uit de commissie van toezicht bij Forensisch Centrum […] te […].
Van dit verhoor is proces-verbaal opgemaakt.
 
De behandeling van de klacht is aangehouden tot de zitting van 23 november 2009 in verband met de gelijktijdige behandeling van een andere klacht van klager. Op die datum is de klacht behandeld in het bijzijn van de unitmanager, de heer […].

De feiten
Op 13 oktober 2008 is klager vanuit de Justitiële jeugdzorginstelling “Het […]” te […] overgeplaatst naar de gesloten afdeling van J.J.I. “De […]”, locatie […].
Klager heeft alvorens te worden overgeplaatst zijn persoonlijke bezittingen moeten afleveren en deze zijn vervolgens vervoerd in een verzegelde fouilleringszak.
Enkele dagen na aankomst is de fouilleringszak op verzoek van klager geopend door groepsleider […], om hier enige bezittingen uit te kunnen halen. Klager was hier zelf niet bij aanwezig.
Weer enkele dagen later is een fouilleringszak buiten de kluis, waarin deze had behoren te liggen, geopend en zonder inhoud gevonden. Bij deze fouilleringszak is een ondertekende lijst aangetroffen waarop de inhoud van de zak vermeld staat. De tekst op de lijst bevat meerdere spelfouten. Op deze lijst staat onder andere “Goude schakelketting” vermeld. Een kopie van de lijst bevindt zich in het dossier.
Ter compensatie van de vermiste inhoud is klager een bedrag toegekend van € 225,00.
De directie heeft voor de vermissing van de gouden ketting een schikkingsvoorstel gedaan ten bedrage van € 100,00.
Door klager is een ondertekend certificaat overlegd betreffende de gouden ketting, opgesteld door juwelier Diamant Prinss te Antwerpen (België), alwaar de ketting zou zijn aangeschaft.
Klager heeft aangifte gedaan van vermissing van de gouden ketting.

Standpunt klager
Klager stelt zich op het standpunt dat een gouden ketting van hem ter waarde van € 1700,00 in de fouilleringszak is gestopt, welke vervolgens verzegeld naar J.J.I. “De […]” locatie […] is verzonden. Klager stelt dat de lijst die is aangetroffen bij de leeg terug gevonden fouilleringszak, de goederenlijst betreft zoals hij die heeft ondertekend op “Het […]t” voor verzending. De lijst is volgens klager opgesteld door een medewerker van het “Het […]”.
Volgens klager zou de groepsleider […] op verzoek van klager de fouilleringszak hebben geopend ten einde hier shag voor klager uit te halen. Klager was hierbij niet aanwezig en […] zou klager daarna geadviseerd hebben om de gouden ketting in de fouilleringszak te laten zitten. Volgens klager zou […] kunnen bevestigen dat […] heeft gemeld dat hij weet had van de gouden ketting in de fouilleringszak.
Klager stelt dat hij de gouden ketting heeft gekregen van zijn familie voor zijn verjaardag. Nu klager niet meer in het bezit is van een bon heeft klager zijn broer verzocht een certificaat van de ketting te halen bij de juwelier waar de ketting zou zijn aangeschaft.
Klager heeft dit certificaat overlegd en volgens hem is hier het bestaan van de ketting uit af te leiden. Hierna is er volgens klager niet meer gesproken tussen hem en de directie over de ketting, anders dan hem schriftelijk zou zijn beloofd. Hij verwijst naar de brief zoals in het dossier gevoegd als bijlage A bij het proces verbaal van rogatoir verhoor.
Klager stelt dat hij recht heeft op een vergoeding van de gouden ketting van € 1700,00.

Standpunt directie
De directie bevestigt dat de verzegelde fouilleringszak J.J.I. “De […]” locatie […] heeft bereikt en dat deze daarna op verzoek van klager, maar niet in klagers bijzijn, is geopend door groepsleider […].
Tevens bevestigt de directie dat de fouilleringszak van klager is zoekgeraakt en dat een fouilleringszak is teruggevonden zonder inhoud, maar met goederenlijst, waarvoor een klager een schadevergoeding is toegekend van € 225,00.
De directie ontkent echter dat de groepsleiding een gouden ketting zou hebben gezien in de fouilleringszak, op het moment dat deze op verzoek van klager werd geopend. Ook nadien is de gouden ketting door niemand gezien. Er is slechts over gesproken.
Ter zitting voegt […] hier aan toe dat hij voorafgaand aan de zitting telefonisch contact heeft gehad met zowel […] als […].
[…] zou hem hierbij hebben verklaard dat hij de ketting nooit heeft gezien.
[…] zou hebben verklaard dat klager hem wel heeft aangesproken betreffende de ketting, maar dat hij hem zelf nooit heeft gezien.
Aangezien klager geen aankoopbon kan overleggen en de directie de kopie van het certificaat niet van dien aard acht dat daaraan kan worden ontleend dat de ketting bestaat en in de fouilleringszak heeft gezeten, stelt de directie dat de claim van klager dient te worden afgewezen.

Beoordeling
Op grond van artikel 82 van het Reglement justitiële jeugdinrichtingen jo. artikel 50 van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen is de directeur aansprakelijk voor zich onder hem bevindende voorwerpen die het eigendom zijn van de jeugdigen, tot een bedrag van € 500,00.

De beklagrechter stelt vast dat de klacht een voorwerp van de jeugdige betreft dat zich zou hebben bevonden in een fouilleringszak die voor de jeugdige in bewaring werd gehouden door de groepsleiding. Door die bewaring valt de inhoud van de fouilleringszak, gelet op bovengenoemde artikelen, onder de aansprakelijkheid van de directie.
De vraag is dan of de directie verantwoordelijk kan worden gehouden voor het verdwijnen van die fouilleringszak met inhoud en of klager zich derhalve succesvol kan beroepen op de aansprakelijkheids clausule.

De beklagrechter stelt echter vast dat alvorens aan die vraag kan worden toegekomen eerst zal moeten worden bezien of al dan niet sprake is geweest van de aanwezigheid van een voorwerp als een gouden ketting ter waarde van € 1700,00, op grond waarvan enige aansprakelijkheid voor de directie zou kunnen ontstaan.

Nu de beklagrechter marginaal dient te toetsen kan zij zich derhalve enkel uitlaten over de vraag of de directie redelijkerwijs het besluit mocht nemen om de claim van klager af te wijzen op de gronden als onder ‘Standpunt van de directie’ genoemd.

De beklagrechter overweegt dat een en ander, zoals uit het dossier en de verklaringen ter zitting naar voren is gekomen, met betrekking tot de behandeling van de fouilleringszak te wensen over laat en niet getuigd van zorgvuldigheid in de omgang met de eigendommen van klager.
Echter de beklagrechter overweegt tevens dat niet zondermeer uit het dossier naar voren is gekomen dat daadwerkelijk een gouden ketting, of een soortgelijk voorwerp van klager, ongeacht de waarde, in de fouilleringszak of elders in de inrichting aanwezig is geweest.
Zij merkt daarbij op dat zij de directie steunt in het standpunt dat het door klager aangeleverde certificaat onvoldoende bewijs betreft voor de aanwezigheid van de ketting. Ook de goederenlijst die zich in het dossier bevindt, overtuigt de beklagrechter niet nu deze is aangetroffen bij een geopende lege fouilleringszak, terwijl de fouilleringszak van klager daarvoor een week zoek was geweest. 

De beklagrechter acht, gezien hetgeen hiervoor overwogen, het besluit om de claim van klager af te wijzen niet op onjuiste gronden genomen en zal de klacht ongegrond verklaren.

Compensatie
Nu de klacht ongegrond zal worden verklaard komt klager geen tegemoetkoming toe.

Wel acht de beklagrechter, gelet op hetgeen zij hiervoor heeft overwogen met betrekking tot de omgang met de eigendommen van klager, het schikkingsvoorstel, zoals gedaan door de directie, ten bedrage van € 100,00 redelijk, mede gelet op het feit dat de aansprakelijkheid van de jeugdinrichting beperkt is tot maximaal 500 euro.

BESLISSING
De beklagrechter verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gegeven door de beklagrechter […], bijgestaan door [….], secretaris, op 05 januari 2010.

NB! Klager heeft tegen deze beslissing beroep ingesteld bij de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming. Dit beroep heeft het kenmerk 10/0142/JA gekregen en de RSJ heeft het beroep op 24 maart 2010 ongegrond verklaard.