Nieuwe uitspraken
KC 2025/014
Geplaatst: 27/05/2025
Klager beklaagt zich erover dat hij zijn studie via de LOI niet kan voortzetten omdat de website van LOI is verwijderd van de landelijke whitelist. Volgens klager is dit niet alleen een algemene regel, maar ook een individuele beslissing van de directeur om voor hem geen uitzondering te maken of alternatief te bieden. De beklagrechter erkent de vervelende situatie voor klager en waardeert zijn constructieve houding. Toch oordeelt de rechter dat de klacht in wezen is gericht tegen een algemene regel, die voor alle gedetineerden geldt. En dat deze regel niet strijdig is met hogere wet- en regelgeving. Er blijkt bovendien niet dat klager een concreet, gemotiveerd verzoek tot uitzondering heeft ingediend, noch dat de directie zo’n verzoek heeft afgewezen. De beklagrechter verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn klacht. De RSJ heeft het beroep ongegrond verklaard.
KC 2025/008
Geplaatst: 02/04/2025
De voorzitter van de beklagcommissie is van oordeel dat klager misbruik heeft gemaakt van zijn recht om beklag in te dienen. In 2024 heeft klager herhaaldelijk klachten ingediend, vaak zonder onderbouwing of zonder directeursbeslissing, waardoor deze niet-ontvankelijk werden verklaard. Klager weigert systematisch overleg met functionarissen van de inrichting en heeft een eerder voorstel tot minnelijke schikking afgewezen. Algemeen bestuursrechtelijke jurisprudentie stelt dat herhaald beroep op overheidsfaciliteiten niet per se misbruik van recht oplevert, tenzij er bijkomende omstandigheden zijn. Wel kan het aantal malen dat een bepaald recht of een bepaalde bevoegdheid wordt aangewend, in combinatie met andere omstandigheden, bijdragen aan de conclusie dat misbruik van recht heeft plaatsgevonden. Daarbij is aansluiting gezocht bij artikel 13, gelezen in verbinding met artikel 15, van Boek 3 BW. Ingevolge deze artikelen kan de bevoegdheid om beroep in te stellen niet worden ingeroepen voor zover deze bevoegdheid wordt misbruikt. De voorzitter past dit beginsel naar analogie toe en concludeert dat klager doelbewust het klachtenproces verstoort. Klager weigert bovendien pertinent zijn klachten in het Engels in te dienen, terwijl hij deze taal in voldoende mate beheerst. Dit bevestigt zijn obstructieve houding. De voorzitter oordeelt dat klager kennelijk onredelijk gebruik heeft gemaakt van het beklagrecht. De voorzitter verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn klachten.
KC 2025/013
Geplaatst: 28/03/2025
De klacht betreft het al maanden niet kunnen bestellen van bepaalde verzorgingsartikelen. Ook zijn niet standaard alle formaten tampons op de afdeling aanwezig en bestaat er geen mogelijkheid tot bezoek aan een vrouwelijke kapper. Omdat het gaat om een (vermeende) structurele tekortkoming, wordt klaagster ontvangen in haar klacht. De beklagcommissie is van oordeel dat de directeur er zorg voor dient te dragen dat op de afdelingen waar vrouwelijke gedetineerden verblijven voldoende tampons beschikbaar zijn en dat er ook een keuzemogelijkheid is bij een dergelijk noodzakelijk hygiëneartikel. Maandverband en verschillende soorten tampons dienen voorhanden te zijn op de afdeling, direct beschikbaar voor de betreffende vrouwelijke gedetineerde. Een kapper van hetzelfde geslacht is geen vereiste. De beklagcommissie gaat ervan uit dat klaagster zich onder verantwoordelijkheid van de directeur langere tijd niet optimaal heeft kunnen verzorgen. De klacht wordt gegrond verklaard en er wordt een tegemoetkoming toegekend van 30 euro.
KC 2025/009
Geplaatst: 20/03/2025
Klager is het niet eens met de aan hem opgelegde disciplinaire straf van tien dagen opsluiting in een strafcel, wegens het weigeren van een MPC en het vertonen van dreigend gedrag. Volgens klager heeft hij altijd een contra-indicatie gehad voor plaatsing MPC en toen hij dat aangaf werd hij uit het niets hardhandig gefixeerd en afgevoerd. De directie geeft aan dat klager niet meewerkte met de plaatsing op een MPC. Tijdens het gesprek hierover maakte hij een dreigende beweging en hierop is hij met gepast geweld naar de grond gebracht. Er is geen contra-indicatie voor klager vastgesteld en ook in het selectievoorstel staat dat klager geschikt is voor MPC. De beklagcommissie oordeelt dat het niet aanzeggen van het verslag in strijd is met de wet, waardoor het beklag om die reden gegrond is. De beklagcommissie oordeelt verder dat de vijf dagen voor het weigeren van de MPC redelijk waren, maar de overige vijf dagen voor het dreigende gedrag van klager onvoldoende gemotiveerd zijn. Omdat klager na zijn overplaatsing naar een EPC het restant van de straf niet heeft uitgeze-ten, heeft hij geen nadeel ondervonden. De beklagcommissie kent klager een tegemoetkoming van €7,50 toe voor het niet aanzeggen van het schriftelijk verslag.