Sla inhoud over

Nieuwe uitspraken

  • KC 2025/014

    Geplaatst: 27/05/2025

    Klager beklaagt zich erover dat hij zijn studie via de LOI niet kan voortzetten omdat de website van LOI is verwijderd van de landelijke whitelist. Volgens klager is dit niet alleen een algemene regel, maar ook een individuele beslissing van de directeur om voor hem geen uitzondering te maken of alternatief te bieden. De beklagrechter erkent de vervelende situatie voor klager en waardeert zijn constructieve houding. Toch oordeelt de rechter dat de klacht in wezen is gericht tegen een algemene regel, die voor alle gedetineerden geldt. En dat deze regel niet strijdig is met hogere wet- en regelgeving. Er blijkt bovendien niet dat klager een concreet, gemotiveerd verzoek tot uitzondering heeft ingediend, noch dat de directie zo’n verzoek heeft afgewezen. De beklagrechter verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn klacht. De RSJ heeft het beroep ongegrond verklaard.

    Lees verder

  • KC 2025/017

    Geplaatst: 26/05/2025

    Klager onderging in twaalf dagen tijd vier urinecontroles die allemaal negatief waren, er is geen reden om aan te nemen dat deze frequentie noodzakelijk was in het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting. Te meer gelet op het feit dat de urine van klager in drie aaneengesloten dagen driemaal is gecontroleerd. Het "vrolijk gedrag" van klager werd onterecht als signaal voor middelengebruik geïnterpreteerd, terwijl zijn signaleringsplan juist positief gedrag met middelenvrij zijn associeert. Ook op 2 november was er geen concreet vermoeden tegen klager, terwijl zijn eerdere negatieve uitslag al bekend was. Aangezien klager sinds januari 2024 geen positieve urinecontrole had, had dit bij de beoordeling moeten worden meegewogen. Daarom verklaart de commissie de klacht materieel gegrond en kent een tegemoetkoming van €15,- toe. Voor de urinecontrole van 11 november is formeel vastgesteld dat klager niet is geïnformeerd over de reden, wat in strijd is met vaste rechtspraak; hiervoor wordt aanvullend €7,50 toegekend.

    Lees verder

  • KC 2025/015

    Geplaatst: 15/05/2025

    Klager beklaagt zich over een ernstige inbreuk op zijn privacy door de kliniek. Op 28 juli 2024 plaatste het personeel, in opdracht van de directrice, heimelijk een smartphone voor zijn kamerdeur om geluidsopnamen te maken van gesprekken die hij voerde. Volgens de kliniek werd dit gedaan nadat er signalen waren ontvangen dat klager had gezegd dat er een bom in de kliniek lag, wat onrust veroorzaakte. De directrice vond separatie op dat moment te ingrijpend en besloot tot observatie via een telefoon, omdat er geen personeel beschikbaar was. Klager ontdekte het toestel, haalde het zijn kamer binnen en vond geluidsopnamen waarop hij en zijn buurman te horen waren. Hij voelde zich vernederd en onveilig. Zijn raadsvrouw benadrukt dat dit handelen geen wettelijke grondslag heeft en dat de kliniek andere middelen had kunnen inzetten. De kliniek stelt daarentegen dat het ging om een gerechtvaardigde, tijdelijke maatregel in het belang van de orde en veiligheid. De beklagcommissie oordeelt dat er geen sprake is van een inbreuk op klagers privacy gelet op de bijzondere omstandigheden die er spelen. Klager heeft de gesprekken uit de privésfeer gehaald door ze te voeren over een openbare gang. Het beklag wordt ongegrond verklaard.

    Lees verder

  • KC 2025/016

    Geplaatst: 17/04/2025

    Vanwege structurele personeelstekorten in JJI Lelystad zijn vanaf eind april 2024 de dagprogramma’s van alle groepen ingekort, waaronder ook de groep waar klager verblijft. Per week werd niet minimaal 77 uren, maar minimaal 73 uren dagprogramma aan klager en zijn groepsgenoten aangeboden. De inrichting beroept zich hiervoor op een brief van de Minister van 22 april 2024 en de beslisnota van 2 februari 2023. De beklagcommissie stelt vast dat er geen wettelijke basis is voor de door de Minister genomen aanvullende maatregelen, waaronder het alternatieve dagprogramma. Ook is expliciet vermeld dat invoering van het alternatieve dagprogramma zonder wettelijke basis in de Bjj financiële gevolgen zal meebrengen, omdat de jongeren gecompenseerd moeten worden. Naar het oordeel van de beklagcommissie had de inrichting zich dus moeten houden aan de formele wet (artikel 22 Bjj) en de daarin opgenomen minimum urennorm. De klacht wordt gegrond verklaard, onder toekenning van een tegemoetkoming van € 220,-. Deze compensatie betreft geen tegemoetkoming per uur, maar ziet vooral op het langdurig schenden van de wettelijke norm.

    Lees verder