Sla inhoud over

Reglement verpleging ter beschikking gestelden

Artikel 36
Aan een inrichting zijn geestelijke verzorgers van verschillende godsdiensten of levensovertuigingen verbonden, doch in elk geval geestelijke verzorgers van protestantse en rooms-katholieke gezindte en geestelijke verzorgers behorend tot het humanistisch verbond.

Artikel 37
1. Bij het Ministerie van Justitie zijn een hoofdpredikant, een hoofdaalmoezenier en een hoofd humanistisch geestelijke verzorging aangesteld. Zij treden op als vertegenwoordiging van de zendende instanties en dienen Onze Minister gevraagd en ongevraagd van advies omtrent de geestelijke verzorging in de inrichtingen.

2. De hoofden, genoemd in het eerste lid, zijn in ieder geval belast met het doen van voordrachten voor aanstelling van geestelijke verzorgers bij de rijksinrichtingen behorende tot hun gezindte of levensovertuiging.


Artikel 38

1. De aanstelling van een geestelijke verzorger van protestantse of rooms-katholieke gezindte of een geestelijke verzorger behorend tot het humanistisch verbond bij een rijksinrichting geschiedt door of vanwege Onze Minister op voordracht van de betrokken hoofdgeestelijke, genoemd in artikel 37, eerste lid.

2. De aanstelling van een geestelijke verzorger van protestantse of rooms-katholieke gezindte of een geestelijke verzorger behorend tot het humanistisch verbond bij een justitiƫle particuliere inrichting geschiedt door of vanwege het bestuur van de inrichting gehoord de betrokken hoofdgeestelijke, genoemd in artikel 37, eerste lid.


Artikel 39

1. Een geestelijke verzorger van een andere dan de in artikel 36 genoemde gezindte of levensovertuiging kan door het hoofd van de rijksinrichting aan diens inrichting worden verbonden anders dan bij wijze van een aanstelling. Het hoofd van de rijksinrichting neemt deze beslissing niet dan na overleg met de reeds aan de inrichting verbonden geestelijke verzorgers.

2. Onze Minister kan functievereisten vaststellen ten aanzien van geestelijk verzorgers zoals bedoeld in de eerste volzin van het eerste lid.

3. Een geestelijke verzorger die aan een rijksinrichting is verbonden anders dan bij wijze van aanstelling, ontvangt een bij regeling van Onze Minister vast te stellen vergoeding voor zijn werkzaamheden en de door hem gemaakte kosten.