Incidenteel verlof
Het incidenteel verlof kan uitsluitend worden verleend op humanitaire gronden. Het stelt de gedetineerde in staat om een gebeurtenis in de persoonlijke sfeer bij te wonen, waarbij zijn aanwezigheid noodzakelijk is. De artikelen 22 tot en met 29 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: Rtvi of Regeling) bevatten een groot aantal gebeurtenissen, waarvoor incidenteel verlof kan worden gevraagd en verleend, mits aan een aantal voorwaarden wordt voldaan.
Incidenteel verlof vs Strafonderbreking
Incidenteel verlof kan op dezelfde gronden worden verleend als de strafonderbreking (zie ook het hoofdstuk over strafonderbreking). Incidenteel verlof betreft een tijdelijke en noodzakelijke afwezigheid buiten de strafinrichting op grond van een zwaarwegende, individueel bepaalde, zeer uitzonderlijke en doorgaans onverwachte gebeurtenis in de persoonlijke levenssfeer, zoals de geboorte van een kind of een begrafenis.
Er bestaan belangrijke verschillen tussen strafonderbreking en incidenteel verlof:
Incidenteel verlof vs Strafonderbreking
Incidenteel verlof kan op dezelfde gronden worden verleend als de strafonderbreking (zie ook het hoofdstuk over strafonderbreking). Incidenteel verlof betreft een tijdelijke en noodzakelijke afwezigheid buiten de strafinrichting op grond van een zwaarwegende, individueel bepaalde, zeer uitzonderlijke en doorgaans onverwachte gebeurtenis in de persoonlijke levenssfeer, zoals de geboorte van een kind of een begrafenis.
Er bestaan belangrijke verschillen tussen strafonderbreking en incidenteel verlof:
Incidenteel verlof
|
Strafonderbreking (SOB)
|
Is van toepassing op zowel voorlopig gehechten als veroordeelden
|
Alleen van toepassing op veroordeelden
|
Dient te eindigen op de dag waarop het is aangevangen, tenzij het vanwege de lange reistijd nodig is dat het verlof de daaropvolgende dag eindigt
|
Duurt minimaal 48 uur en maximaal drie maanden
|
De tenuitvoerlegging van de straf wordt niet opgeschort
|
Wordt de tenuitvoerlegging van de straf opgeschort
|
Een gedetineerde kan, indien hij zelfstandig op reis mag, tegen inlevering van het reiskaartje, de reiskosten tot een bepaald bedrag vergoed krijgen indien men gebruik heeft gemaakt van het openbaar vervoer. De gedetineerde ontvangt geen tegemoetkoming in de verblijfskosten.[1]
Gronden incidenteel verlof
Uit de toelichting bij artikel 21 Rtvi blijkt dat de opsomming als weergegeven in de artikelen 23 tot en met 29 Rtvi niet limitatief is. In de toelichting is te lezen:
“Hoewel de meest gangbare gronden voor het verlenen van incidenteel verlof in de artikelen 23 tot en met 29 van deze regeling zijn opgesomd, wordt niet uitgesloten dat ook andere gebeurtenissen de aanleiding kunnen vormen voor het verzoeken om en het verlenen van incidenteel verlof”.[2]
Ook verzoeken die aan de eisen genoemd in artikel 21 en 22 Rtvi voldoen maar die niet onder één van de opgesomde gronden vallen, kunnen zodoende worden toegewezen. In de praktijk is men terughoudend met het honoreren van dergelijke verzoeken.
Voorbeelden
Uit een uitspraak van de RSJ volgt dat de noodzaak voor incidenteel verlof in verband met het bijwonen van een
zitting onvoldoende aannemelijk was. Dit bleek uit het feit dat de gedetineerde niet verplicht was om te
verschijnen op de zitting.[3]
Het in persoon uitbrengen van een stem bij de Europese verkiezingen vond de RSJ ook niet noodzakelijk genoeg
om een verzoek tot incidenteel verlof te verlenen. Zo heeft elke gedetineerde de mogelijkheid om te stemmen bij
Beslissing op het verzoek tot incidenteel verlof
In beginsel beslist de directeur van de inrichting over het incidenteel verlof van een gedetineerde. Wanneer het
Openbaar Ministerie (hierna: OM) heeft aangegeven een advies te willen geven over beslissingen met betrekking
tot het verlenen van vrijheden, moet de directeur dit advies inwinnen. Ook is de directeur verplicht om advies aan
het OM te vragen indien een voorlopig gehechte gedetineerde incidenteel verlof aanvraagt (artikel 3 lid 2
Rtvi). Indien het OM in tegenstelling tot de directeur negatief adviseert, dan beslist de minister van Justitie en
Veiligheid (verder te noemen: minister) over het verzoek tot incidenteel verlof. Ook is de minister de enige met
beslissingsbevoegdheid indien het een verzoek betreft van een bijzondere categorie gedetineerden zoals
genoemd in artikel 32 lid 2 Rtvi (bv. gedetineerden in een EBI of onherroepelijk veroordeelden met tbs). De minister kan het verlof, ondanks het negatieve advies, toch toekennen.
Wanneer de directeur het incidenteel verlof afwijst, dan kan de gedetineerde op grond van artikel 60 Penitentiaire beginselenwet (hierna: Pbw) een klacht indienen bij de Commissie van Toezicht. Tegen een afwijzing van de minister kan direct beroep worden ingesteld bij de beroepscommissie van de RSJ.
Verlof voorlopig gehechte gedetineerden
Zoals gezegd is het ook voor voorlopig gehechte gedetineerden mogelijk om incidenteel verlof te verkrijgen. Indien het nodig wordt geacht, kan op grond van artikel 21 van de Rtvi kan incidenteel verlof plaatsvinden onder begeleiding of bewaking. Het OM bepaalt of onbegeleid verlof mogelijk is op basis van de omstandigheden zoals het gedrag van de gedetineerde gedurende de detentieperiode, de risico’s, de duur en bijvoorbeeld omstandigheden en leven van gedetineerde buiten detentie.[5]
De voorlopige hechtenis van de gedetineerde kan ingevolge artikel 80 Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) worden geschorst, mits is voldaan aan de voorwaarden (zie leden 1 en 2). Zowel via artikel 21 van de Regeling als via artikel 80 Sv leiden tot een vergelijkbaar resultaat.
Om te voorkomen dat de gedetineerde de twee regelingen tegen elkaar uitspelen, is in artikel 80 lid 7 Sv opgenomen dat de regels van de Pbw voorrang hebben op de schorsingsmogelijkheden in het Wetboek van Strafvordering. Op deze manier wordt de samenloop van regelingen voorkomen en is het onmogelijk voor de gedetineerden om ná een afwijzingsverzoek tot incidenteel verlof over te gaan tot een schorsingsaanvraag.
Tevens is bepaald dat schorsingen van korte duur via de verlofregeling van de Pbw lopen in plaats van via het schorsingstraject van de voorlopige hechtenis door de rechtbank.
Re-integratieverlof voor levenslanggestraften
Een levenslanggestrafte komt niet in aanmerking voor algemeen verlof dan wel regimair verlof omdat voor hen geen strafrestant kan worden bepaald. Incidenteel verlof kan worden verleend indien de omstandigheden, anders dan in het geval van re-integratie daartoe aanleiding bieden.[6]
Op 17 augustus 2017 heeft de minister de Rtvi gewijzigd naar aanleiding van wijzigingen in de tenuitvoerlegging van de levenslange gevangenisstraf. Na 25 jaar kan een levenslanggestrafte in aanmerking komen voor re-integratieactiviteiten, waaronder re-integratieverlof.[7] Dit verlof is beperkt tot één dag en vindt in beginsel plaats onder toezicht, zoals elektronische monitoring.
In het aan het Rtvi toegevoegde artikel 20d kan een levenslanggestrafte een verzoek tot verlof doen wanneer dit in overeenstemming is met hetgeen over de frequentie van het verlof is bepaald in zijn detentie- en re-integratieplan (hierna: D&R-plan). Het is aan de minister om te beslissen over het toekennen van dit verlof, op basis van het advies van het Adviescollege levenslanggestrafte (hierna: ALC).
De levenslanggestrafte dient in zijn verzoek duidelijk aan te geven op welke wijze het verlof de in het D&R-plan opgenomen re-integratiedoelen ondersteunen. In het derde lid van eerder genoemd artikel worden de weigeringsgronden opgesomd.
Het verlof zal plaatsvinden onder elektronisch toezicht. Gedurende het eerste jaar dat de levenslanggestrafte deelneemt aan de re-integratieactiviteiten zal het verlof onder begeleiding en bewaking plaatsvinden. Op grond van het gedrag van de levenslanggestrafte kan worden besloten dat gedurende het tweede jaar het toegekende verlof zonder bewaking en begeleiding zal plaatsvinden. Op grond van het advies van het ACL kan hiervan worden afgeweken.
Meer informatie over de positie van de levenslanggestrafte kunt u lezen in ons dossier Levenslang.
_______________________________________________________________________________________
Wanneer de directeur het incidenteel verlof afwijst, dan kan de gedetineerde op grond van artikel 60 Penitentiaire beginselenwet (hierna: Pbw) een klacht indienen bij de Commissie van Toezicht. Tegen een afwijzing van de minister kan direct beroep worden ingesteld bij de beroepscommissie van de RSJ.
Verlof voorlopig gehechte gedetineerden
Zoals gezegd is het ook voor voorlopig gehechte gedetineerden mogelijk om incidenteel verlof te verkrijgen. Indien het nodig wordt geacht, kan op grond van artikel 21 van de Rtvi kan incidenteel verlof plaatsvinden onder begeleiding of bewaking. Het OM bepaalt of onbegeleid verlof mogelijk is op basis van de omstandigheden zoals het gedrag van de gedetineerde gedurende de detentieperiode, de risico’s, de duur en bijvoorbeeld omstandigheden en leven van gedetineerde buiten detentie.[5]
De voorlopige hechtenis van de gedetineerde kan ingevolge artikel 80 Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) worden geschorst, mits is voldaan aan de voorwaarden (zie leden 1 en 2). Zowel via artikel 21 van de Regeling als via artikel 80 Sv leiden tot een vergelijkbaar resultaat.
Om te voorkomen dat de gedetineerde de twee regelingen tegen elkaar uitspelen, is in artikel 80 lid 7 Sv opgenomen dat de regels van de Pbw voorrang hebben op de schorsingsmogelijkheden in het Wetboek van Strafvordering. Op deze manier wordt de samenloop van regelingen voorkomen en is het onmogelijk voor de gedetineerden om ná een afwijzingsverzoek tot incidenteel verlof over te gaan tot een schorsingsaanvraag.
Tevens is bepaald dat schorsingen van korte duur via de verlofregeling van de Pbw lopen in plaats van via het schorsingstraject van de voorlopige hechtenis door de rechtbank.
Re-integratieverlof voor levenslanggestraften
Een levenslanggestrafte komt niet in aanmerking voor algemeen verlof dan wel regimair verlof omdat voor hen geen strafrestant kan worden bepaald. Incidenteel verlof kan worden verleend indien de omstandigheden, anders dan in het geval van re-integratie daartoe aanleiding bieden.[6]
Op 17 augustus 2017 heeft de minister de Rtvi gewijzigd naar aanleiding van wijzigingen in de tenuitvoerlegging van de levenslange gevangenisstraf. Na 25 jaar kan een levenslanggestrafte in aanmerking komen voor re-integratieactiviteiten, waaronder re-integratieverlof.[7] Dit verlof is beperkt tot één dag en vindt in beginsel plaats onder toezicht, zoals elektronische monitoring.
In het aan het Rtvi toegevoegde artikel 20d kan een levenslanggestrafte een verzoek tot verlof doen wanneer dit in overeenstemming is met hetgeen over de frequentie van het verlof is bepaald in zijn detentie- en re-integratieplan (hierna: D&R-plan). Het is aan de minister om te beslissen over het toekennen van dit verlof, op basis van het advies van het Adviescollege levenslanggestrafte (hierna: ALC).
De levenslanggestrafte dient in zijn verzoek duidelijk aan te geven op welke wijze het verlof de in het D&R-plan opgenomen re-integratiedoelen ondersteunen. In het derde lid van eerder genoemd artikel worden de weigeringsgronden opgesomd.
Het verlof zal plaatsvinden onder elektronisch toezicht. Gedurende het eerste jaar dat de levenslanggestrafte deelneemt aan de re-integratieactiviteiten zal het verlof onder begeleiding en bewaking plaatsvinden. Op grond van het gedrag van de levenslanggestrafte kan worden besloten dat gedurende het tweede jaar het toegekende verlof zonder bewaking en begeleiding zal plaatsvinden. Op grond van het advies van het ACL kan hiervan worden afgeweken.
Meer informatie over de positie van de levenslanggestrafte kunt u lezen in ons dossier Levenslang.
_______________________________________________________________________________________
[1] Vaststelling bijdrage reis- en verblijfskosten, Staatscourant. 1998, 247
[2] Wijziging van de Regeling tijdelijk verlaten inrichting, 17 augustus 2017, Staatscourant 2017, 48627.
[3] RSJ 28 april 2022, R-20/8553/GV.
[4] RSJ 3 juni 2024, 24/40955/GV.
[5] RSJ 21 september 2021, 21/23166/GV.
[6]Wijziging van de Regeling tijdelijk verlaten inrichting, 17 augustus 2017, Staatscourant 2017, 48627.
[7]H. Sackers (2019), Het incidentele verlof, Sancties 2019/44, p. 4.