Sla inhoud over

Jurisprudentie

Per 1 januari 2024 zal de jurisprudentie van de RSJ in het dossier niet meer worden geupdatet en per 1 juli 2024 zal deze volledig worden verwijderd. U kunt de jurisprudentiedatabank van de RSJ hiervoor raadplegen.

Jurisprudentie beklagcommissie
KC 2022/012

Klager heeft een verzoek gedaan tot incidenteel verlof om afscheid bij het leven te nemen van zijn zieke opa. Op 29 december 2021 heeft de directie positief beslist. Diezelfde dag is de opa van klager overleden en kwam het bericht dat DV&O in verband met capaciteitsgebrek weigerde om uitvoering te geven aan de beslissing van de directeur. Klager heeft ook de uitvaart van 30 december 2021 niet kunnen bijwonen en is daarna niet in de gelegenheid gesteld om te kunnen rouwen met zijn familie. Bij zijn aanvraag heeft klager documenten overlegd waaruit volgt dat zijn opa nog maar enkele weken te leven had. De beklagrechter is van oordeel dat nu uit deze stukken voldoende duidelijk blijkt dat haast geboden was bij het verzoek, de aanvraag sneller had moeten worden afgehandeld. Bovendien is de beklagrechter van oordeel dat de directie voorafgaand aan de toewijzing bij DV&O had moeten inventariseren of zij zorg konden dragen voor het vervoer. Ook is de beklagrechter van oordeel dat de directie had moeten beoordelen of het wel mogelijk was om klager een rouwbezoek te laten afleggen. De beklagrechter verklaart het beklag gegrond en kent een tegemoetkoming toe van € 50,-.

KC 2022/007
Het verzoek van klager tot kortdurend re-integratieverlof is door de directie afgewezen. Klager stelt dat zijn verlofaanvraag is gebaseerd op één van de doelstellingen uit zijn D&R-plan, namelijk relatieherstel. Ook wijst hij erop dat uit de beschikking van de rechtbank Noord-Holland volgt dat hij een tijdelijke omgangsregeling heeft met zijn zoontje en dat dit contact buiten de PI moet plaatsvinden. Door de directie is het verzoek afgewezen omdat het verzoek niet voldoet aan de criteria waarvoor verzoek wordt verleend, onduidelijk is wat het verlof bijdraagt aan de re-integratie en omdat binnen de PI ook mogelijkheden zijn om aan de relatie van klager met zijn zoon te werken. Volgens de beklagcommissie komt uit de wetsgeschiedenis en de jurisprudentie van de RSJ naar voren dat kortdurend re-integratieverlof slechts zou kunnen worden toegewezen als voldoende door klager is onderbouwd dat zijn persoonlijke aanwezigheid buiten de inrichting noodzakelijk is om zijn re-integratiedoel te doen slagen. De beklagcommissie is van oordeel dat in casu de aanwezigheid van de noodzakelijk eenvoudig is vast te stellen en wordt gegeven door de beschikking van de rechtbank Noord-Holland. De beklagcommissie verklaart het beklag gegrond en kent een tegemoetkoming toe van € 30,-.

KC 2021/047
Het verzoek van klager tot kortdurend re-integratieverlof is door de directie afgewezen. Klager stelt dat zijn verlofaanvraag is gebaseerd op één van de doelstellingen uit zijn D&R-plan, namelijk relatieherstel. Hij wenst een periode van de ziekte van zijn zoon gezamenlijk met hem af te sluiten en fysiek aanwezig te zijn om een dag samen ‘normale’ dingen te kunnen doen. De beklagcommissie stelt vast dat op basis van de wetsgeschiedenis en jurisprudentie van de RSJ naar voren komen dat kortdurend re-integratieverlof slechts zou kunnen toegewezen als voldoende door klager is onderbouwd dat zijn persoonlijke aanwezigheid buiten de inrichting noodzakelijk is om zijn re-integratiedoel te laten slagen. Of in deze zaak sprake is van noodzaak is sterk de vraag. Toch zal de beklagcommissie de klacht gegrond verklaren, omdat de wetgever het kortdurend re-integratieverlof expliciet als mogelijkheid genoemd heeft voor het (wederom) vervullen van de ouderrol en het verlof kan ook voor betrekkelijk eenvoudige zaken worden verleend. Daarbij is het van belang dat naar het oordeel van de beklagcommissie over het begrip ‘noodzakelijke aanwezigheid’ buiten de muren met betrekking tot relatieherstel en het vervullen van de ouderrol verschillend kan worden gedacht. De beklagcommissie vindt het wenselijk dat de RSJ zich op korte termijn uitspreekt over deze materie.

Jurisprudentie beroepscommissie
RSJ 21/21366/GB, 12 juli 2022
Afwijzing deelname aan PP juist, nu klager ten tijde van de bestreden beslissing een korter strafrestant dan vier weken had. Inmiddels einddatum detentie verschoven, waardoor klager misschien in aanmerking zou kunnen komen voor deelname aan een PP. Ligt in de rede dat verweerder beslist op klagers nieuwe verzoek om deelname aan PP, voordat de beroepscommissie zich hierover buigt. Beroep ongegrond.

RSJ 21/24924/GA, 15 juni 2022           

Beklag tegen niet voortvarend handelen van de directeur bij de behandeling van verzoek om kortdurend re-integratieverlof. Geen verwijt richting directeur t.a.v. inwinnen benodigde adviezen en informatie. Directeur heeft verlofaanvraag echter niet onverwijld en alleen op aandringen van klager aan selectiefunctionaris doorgestuurd. Beklag gegrond, geen (aanvullende) tegemoetkoming.

RSJ 21/23609/GV, 22 maart 2022        
Beroepscommissie kan niet beoordelen of verweerder in redelijkheid tot de conclusie heeft kunnen komen dat aan klagers verzoek geen concreet re-integratiedoel ten grondslag ligt, nu informatie hierover uit zijn D&R-plan ontbreekt. Daarnaast belet de wet de mogelijkheid tot het verlenen van kortdurend re-integratieverlof in deze fase van klagers detentie niet. Bestreden beslissing onvoldoende gemotiveerd. Beroep gegrond. Geen tegemoetkoming.

RSJ 21/23418/GV, 14 maart 2022        
Kortdurend re-integratieverlof voor familiebezoek niet uitgesloten. Mogelijkheid van bezoek in de inrichting staat hieraan op zichzelf niet in de weg. De wet belet, voor klagers huidige detentiefase, het verlenen van kortdurend re-integratieverlof niet. Ook verbindt de wet aan het verlenen van kortdurend re-integratieverlof niet de voorwaarde dat dit verloftype voor het wennen aan de thuissituatie pas kan worden ingezet vlak voor het verlenen van langdurend re-integratieverlof. Bestreden beslissing onvoldoende gemotiveerd. Beroep gegrond, opdracht nieuwe beslissing. Geen tegemoetkoming.

RSJ 21/22935/GV, 25 oktober 2021
Afwijzing verzoek kortdurend re-integratieverlof voor voeren sollicitatiegesprekken. Nu de wet voor klagers huidige detentiefase de mogelijkheid tot kortdurend re-integratieverlof openstelt, is het argument dat het verlenen van vrijheden te vroeg is, onvoldoende overtuigend. Niet onredelijk dat klager op dit moment solliciteert naar een baan. Kortdurend re-integratieverlof is in het leven geroepen voor het regelen van praktische zaken, waarbij het voeren van een sollicitatiegesprek expliciet genoemd wordt als geëigend verlofdoel. Vrees dat het verlof niet goed zal verlopen, mede gelet op de door de reclassering ingeschatte risico's, onvoldoende onderbouwd. Beroep gegrond, opdracht nieuwe beslissing binnen twee weken. Geen tegemoetkoming. 

RSJ 21/22274/GV, 1 oktober 2021      
Afwijzing verzoek kortdurend re-integratieverlof t.b.v. gesprek met werkgever. Re-integratieverlof kan worden verleend voorafgaand aan de deelname aan een PP. Noodzaak voor klagers persoonlijke aanwezigheid buiten de inrichting om re-integratiedoel te realiseren - en daarmee voor het verlenen van kortdurend re-integratieverlof - is evenwel onvoldoende aannemelijk geworden, mede vanwege de beschikbare middelen in de inrichting om het gesprek telefonisch of via beeldbellen te laten plaatsvinden. Beroep ongegrond.