Sla inhoud over

Jurisprudentie

Per 1 januari 2024 zal de jurisprudentie van de RSJ in het dossier niet meer worden geupdatet en per 1 juli 2024 zal deze volledig worden verwijderd. U kunt de jurisprudentiedatabank van de RSJ hiervoor raadplegen.

Jurisprudentie beklagcommissie
 

22 november 2016, KC 2017/014         
Het beklag richt zich tegen de beslissing van de kliniek om het transmuraal verlof van klager in te trekken op grond van het van rechtswege vervallen van de verlofmachtiging, destijds verstrekt door het ministerie van Veiligheid en Justitie. Klager was tijdens zijn verlof verdachte van een winkeldiefstal. Hij heeft echter diezelfde dag ook een sepotbrief van de OvJ gekregen vanwege de sepotgrond ‘onvoldoende bewijs’ (sepotcode 2). Klager heeft dit zelf gemeld bij de kliniek en is vervolgens naar binnen gehaald. Zijn transmuraal verlof is ingetrokken omdat de verlofmachtiging volgens de verlofunit van het Ministerie van rechtswege was vervallen. Klager had echter een schorsingsverzoek ingediend en de RSJ heeft dit gegrond verklaard, omdat volgens de RSJ er geen sprake was van een van rechtswege vervallen machtiging. Er was dus sprake van een tegenstrijdig oordeel. Uiteindelijk heeft de staatssecretaris bepaald dat de uitspraak van de RSJ gevolgd moest worden en is weer verlof aan klager verleend. De beklagcommissie heeft geoordeeld dat de kliniek op grond van de destijds beschikbare informatie in redelijkheid heeft kunnen beslissen om het verlof in te trekken. De kliniek had geen andere mogelijkheid. Bovendien hebben zij alles in het werk gesteld om klager zo snel mogelijk weer op verlof te kunnen laten gaan, en is op het moment dat de staatssecretaris heeft geoordeeld dat de beslissing van de RSJ uitgevoerd moest worden, klager ook weer direct op verlof gegaan. Het heeft dus ook niet onredelijk lang geduurd.

 

28 oktober 2015, KC 2015/042 
Het transmuraal verlof van klager was ingetrokken nadat de Vreemdelingenpolitie had aangegeven klager te horen in verband met zijn verblijfsrecht. Van belang was dat klager had aangegeven dat als hij het nieuws buiten had gehoord, hij wellicht was gevlucht. De kliniek heeft gedurende de maatregel regelmatig contact gehad met de IND, klagers vreemdelingenrechtadvocaat, zijn raadsvrouw en het MvVenJ. Uit dit contact bleek dat er onduidelijkheid was over het (voortduren) van klagers verblijfsrecht en daarmee over het verhoogde risico op onttrekking. Direct nadat duidelijkheid was omtrent klagers verblijfsrecht is het transmuraal verlof hervat. Derhalve heeft de kliniek geprobeerd de duur van de beperking zo kort mogelijk te houden. De beklagcommissie beoordeelt de duur van de maatregel dan ook redelijk en billijk.

3 april 2013, KC 2013/087        
Het klaagschrift is gericht tegen a) het intrekken van verlof en b) de schending van de privacy. Wat betreft a): Er bestaat geen recht op verlof en het is telkens aan het hoofd van de inrichting om te bepalen of het verantwoord is of een verpleegde, voor wie een machtiging voor verlofverlening is afgegeven, op een bepaald moment daadwerkelijk verlof wordt verleend. Er staat geen beklag open tegen het niet verlenen van door het Ministerie toegestaan begeleid verlof vanuit de inschatting van het hoofd van de inrichting dat dit op de verpleegde betreffende gronden niet verantwoord is. Klager is niet-ontvankelijk in zijn beklag. Wat betreft b): Niet onredelijk is het om in het kader van een verlofactiviteit niet alleen als voorwaarde te stellen dat klager de contactpersoon van de sjoelvereniging moet informeren over het feit dat hij een tbs-maatregel heeft, maar dat klager ook iets over de aard van het delict moet vertellen. Deze voorwaarde kan niet beschouwd worden als een ongerechtvaardigde inbreuk op klagers recht op privacy. Klacht is ongegrond.


20 juli 2012, KC 2012/129        
Klager heeft een drietal klachten ingediend die zich richten tot het niet onverwijld uitreiken van de mededeling afdelingsarrest [klacht 1], het niet uitreiken van een schriftelijke mededeling intrekking verlof [klacht 2] en het intrekken van het verlof [klacht 3]. De commissie overweegt ten aanzien van de hoorplicht [klacht 1] het volgende: de directie heeft weliswaar voor de uitreiking van de mededeling klager gehoord, maar het horen van klager dient te gebeuren, voordat tot oplegging van de maatregel wordt besloten. Immers de grieven van klager kunnen een ander licht werpen op hetgeen is gebeurd. Hierdoor heeft de directie niet conform de richtlijnen gehandeld. Onderdeel beklag gegrond. Uit de Memorie van Toelichting bij de Bvt (artikel 53) blijkt dat in de praktijk de mededeling binnen 24 uur verstrekt dient te worden, tenzij de betrokkene afwezig is. De grondslag van de maatregel stemde niet overeen met de daadwerkelijke grond tot verlenging van de maatregel, waardoor de commissie van oordeel is dat de verlenging van het afdelingsarrest hierdoor gedurende de periode 10 mei tot 1 juni 2012 onrechtmatig is. Tegemoetkoming geboden. Met betrekking tot klacht [3]: nu klager op 10 mei reeds voldeed aan de eisen als gesteld in het urineprotocol, had het verlof weer doorgang moeten vinden. Klacht gegrond, tegemoetkoming toegekend. Met betrekking tot klacht [2]: In artikel 54 Bvt staat vermeld in welke situaties het verplicht is een schriftelijke mededeling te doen van een beslissing. Hieronder valt niet een schriftelijke mededeling als door klager gemeld. Klacht [2] niet-ontvankelijk.


20 oktober 2011, KC 2012/015 
Klager beklaagt zich erover dat hij 'ongemotiveerd' heeft gescoord met een mitsmelding waardoor zijn zak- en kleedgeld werd gekort en hij ook niet met verlof mocht. Ten aanzien van de intrekking van het verlof overweegt de beklagcommissie dat de intrekking van het verlof en het voortduren daarvan niet het gevolg is van andere omstandigheden dan welke voortvloeien uit de individuele situatie van klager. Klager wordt in zoverre niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag.

19 oktober 2011, KC 2011/057 
Klager beklaagt zich erover dat hij, nadat hij een mitsmelding heeft gehad, gedurende vier weken niet op onbegeleid verlof mocht. Volgens de directie vertoonde klager zodanig gedrag jegens de hem omringende sociotherapeuten dat deze zich hierdoor bedreigd voelden. Naar aanleiding hiervan is een mitsmelding gedaan. Als gevolg daarvan is het (weekend)verlof van klager opgeschort voor de duur van vier weken. De beklagcommissie is van oordeel dat de intrekking van het verlof en het voortduren daarvan het gevolg zijn van de individuele situatie van klager en verklaren klager niet-ontvankelijk in zijn beklag.

28 februari 2011, KC 2011/021 
Klager beklaagt zich over het collectief intrekken van het verlof op 27 november 2010 [1]; het intrekken van een verlof op 28 november 2010 vanwege een positieve urinecontrole [2] en het niet uitreiken van een schriftelijke mededeling van het intrekken van het verlof op 27 november 2010 [3]. De beklagcommissie is van oordeel dat er geen sprake is van een recht op verlof. Het is telkens aan het hoofd van de inrichting om te bepalen of het verantwoord is of een verpleegde, voor wie een machtiging voor verlofverlening is afgegeven, op een bepaald moment daadwerkelijk verlof wordt verleend. In het onderhavige geval is geen sprake geweest van een overweging waaraan de omstandigheden van klager zelf ten grondslag lagen, er was immers een andere patiënt ontsnapt. Klager is derhalve ontvankelijk in zijn beklag en de klacht wordt gegrond verklaard omdat de beslissing op onjuiste gronden is genomen [1] en [3]. Voor wat betreft [2] oordeelt de beklagcommissie dat er niet zorgvuldig is gehandeld door de kliniek. De klacht wordt gegrond verklaard. De beklagcommissie stelt vast dat voor klager twee extra verlofmomenten zullen worden ingepland.

22 februari 2010, KC 2010/012 
Klaagschrift B. is gericht tegen het feit dat klager na zijn overplaatsing het hem toegezegde verlof niet heeft kunnen realiseren. Klager is niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag omdat een beslissing met betrekking tot het verlenen van verlof aan een patiënt niet wordt genoemd in de artikelen 56 of 57 van de BvT en nu verlof als zodanig geen recht betreft als bedoeld in artikel 56 lid 1 sub e BvT (RSJ 9 mei 2005, 05/219/TA).


14 januari 2010, KC 2010/011  
De klacht is er tegen gericht dat na klagers overplaatsing zijn reeds geplande verlof geen doorgang heeft kunnen vinden, daarnaast beklaagt hij zich over de aangekondigde maatregel om de persoonlijke computers van de kamers weg te laten halen. FPC A beschikte over een verlofmachtiging tav klager, bij overplaatsing vervalt deze machtiging van rechtswege. Persoonlijke computers zijn slechts toegestaan na verleende toestemming. I.c. is deze toestemming verleend, doch heeft de inrichting besloten tot een beleidswijziging. T.a.v. beide onderdelen is klager n-o in zijn beklag.

Jurisprudentie beroepscommissie

RSJ 19 januari 2021, nr. R-19/5545/TA  
Beslissing rechtbank tot voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege is op 2 oktober 2019 onherroepelijk geworden. Beslissing van 23 september 2019 tot intrekking transmuraal verlof prematuur. Door partijen opgeworpen vraag of na beëindiging van de verpleging van overheidswege klager in transmurale voorziening kon blijven, is voor beoordeling van de bestreden beslissing niet belang. Beroep hoofd van de instelling ongegrond. Overweging ten overvloede. Onduidelijke situatie over bestaand verlofkader na beëindiging van verpleging van overheidswege. Het ligt op de weg van de Minister voor rechtsbescherming hier duidelijkheid in te scheppen.


RSJ 18 januari 2021 nr. R-20/8311/TA
Er staat beklag open tegen het niet in de gelegenheid stellen om verlengingszitting bij te wonen. Klager had aanmerkelijk belang bij fysiek bijwonen van verlengingszitting. Rechtbank wilde klager in de gelegenheid stellen fysiek aanwezig te zijn en heeft daarbij de coronacrisis en coronamaatregelen al meegewogen. Op 30 juni 2020 waren enkele vormen van verlof en bezoek ook toegestaan. Beslissing disproportioneel. Klager alsnog ontvankelijk in beklag, beklag gegrond. Tegemoetkoming €25,-

 

RSJ 19 januari 2021 nr.  R-19/5356/TA
Intrekking transmuraal verlof. Niet gebleken dat aan vereiste van hoorplicht en schriftelijke mededelingsplicht is voldaan. Beroep in zoverre gegrond. Tegemoetkoming € 15,-. Dat klager zijn bezoek moest laten screenen is niet in voorwaarden opgenomen noch is aannemelijk geworden dat dit hem op andere wijze duidelijk is gemaakt. Klager heeft zich grensoverschrijdend opgesteld en overtrad daarmee de verlofvoorwaarden. Dat inmiddels een lange periode is verstreken, betekent niet dat de intrekking te lang heeft geduurd. Op geleide van klagers gedrag is het aan de inrichting om te beoordelen of het verlof kan worden hervat. Beroep om ongegrond.

RSJ 19 maart 2020 nr. R-19/4837/TA
Intrekking/opschorting alle verloven door hoofd instelling na ontvluchting medepatiënt. Geen individuele en klager betreffende omstandigheden. Categorale intrekking exclusieve bevoegdheid Minister. Geen aaneengesloten periode van een week, echter niet bedoeling van wetgever in dit geval verpleegde rechtsmiddel te onthouden. Beroep gegrond, klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag en beklag gegrond. Geen tegemoetkoming.

RSJ 28 augustus 2019 nr. R-19/3193/TA en R-19/3194/TA
Intrekking transmuraal verlof niet onredelijk. Klager had autopech maar heeft niet blijvend contact daarover onderhouden met de instelling. Grensoverschrijdend gedrag na terugkeer. Voortduren separatie was op klagers eigen verzoek. Beroep ongegrond.

RSJ 17 juni 2019, nr. R-19/2925/TA
Uit de stukken komt naar voren dat klager een duidelijke structuur nodig heeft met concrete en voorspelbare afspraken. Seksueel getint en ontregelend gedrag moet worden voorkomen. Gelet hierop en het door klager gepleegde indexdelict (zedendelict) heeft het hoofd van de instelling naar het oordeel van de beroepscommissie in redelijkheid kunnen besluiten klager terug te plaatsen naar de instelling. Deze terugplaatsing dient vanwege de hieraan verbonden rechtsgevolgen, gelijk gesteld te worden met een intrekking van het transmuraal verlof.

 RSJ 16 oktober 2018, nr. RSJ/0847/TR
Intrekking verlofmachtiging wegens ongeoorloofde afwezigheid niet onredelijk. Klager is niet tijdig teruggekeerd, heeft afgesproken met escort en harddrugs en alcohol  gebruikt.. AVT acht transmuraal verlof niet verantwoord. Beroep ongegrond.

RSJ 14 augustus 2018, nr. 17/3928/TR
Klager heeft zich onttrokken tijdens zijn transmuraal verlof en erkent cocaïne te hebben gebruikt. Minister heeft op grond hiervan kunnen besluiten tot intrekking van de verlofmachtiging. Klager heeft zich eerder onttrokken en wist of had kunnen weten wat daarvan de gevolgen zijn. Beroep ongegrond.

RSJ 28 februari 2018, nr. 17/3162/TR|
Bij de stukken bevindt zich een ‘melding bijzonder voorval’ van 8 september 2017. Hieruit komt naar voren dat klager over een periode van enkele weken 14 keer niet op zijn werk is verschenen, dat klager geen openheid heeft willen verschaffen over de plaats waar hij wel was en dat hij niet open was geweest over zijn relatie. Klager was naar eigen zeggen bezig met een aanvraag voor een huwelijk (met de moeder van één van zijn kinderen), terwijl hij de inrichting had verteld geen relatie te hebben. Gelet hierop kan de beslissing tot intrekking van de machtiging tot het verlenen van onbegeleid verlof, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, geenszins als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

 

RSJ 13 oktober 2017, nr. 17/1229/TA

De beroepscommissie is van oordeel dat het hoofd van de inrichting op basis van voormeld gedrag van klager en de positieve urinecontrole in redelijkheid op 10 november 2016 heeft kunnen beslissen tot intrekking/opschorting van klagers proefverlof. Het beroep zal derhalve in zoverre ongegrond worden verklaard.

 

RSJ 30 maart 2017, nr. 17/0079/TA

In beroep is namens klager aangevoerd dat de bestreden beslissing een beperking inhoudt van een klager toekomend geschreven recht en derhalve op grond van artikel 56, eerste lid onder e, Bvt vatbaar voor beklag is. Blijkens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie, waaronder RSJ 18 december 2015, 15/2971/TA, kan een verpleegde aan de Bvt noch aan een andere wettelijke regeling noch aan een eenieder verbindende bepaling van een in Nederland geldend verdrag het recht op (begeleid netwerk)verlof ontlenen. Meer in het bijzonder kan een verpleegde aan artikel 8 EVRM, waarin het recht op family life is vervat, niet het recht ontlenen op (begeleid netwerk)verlof. Dit betekent dat de bestreden beslissing niet kan worden aangemerkt als een beslissing door het hoofd van de inrichting als bedoeld in artikel 56, eerste lid onder e, Bvt. Gezien het vorenstaande kan klager niet worden ontvangen in zijn beklag.

 

RSJ 27 februari 2017, nr. 16/3896/TR

De Staatssecretaris heeft de verlofmachtiging ingetrokken naar aanleiding van de mededeling van de inrichting dat klagers proefverlof was ingetrokken omdat er een melding was binnengekomen van ongewenst seksueel contact met een ander, terwijl klager al eerder in de problemen was gekomen tijdens een resocialisatietraject, hetgeen de inrichting deed concluderen dat een vorm van begeleid wonen met 24-uurs-zorg het hoogst haalbare is voor klager. Gelet hierop en in aanmerking genomen dat tegen klager aangifte is gedaan ter zake van het ongewenst seksueel contact, is de beroepscommissie van oordeel dat de beslissing tot intrekking van de verlofmachtiging niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Het beroep zal daarom ongegrond worden

verklaard.

 

RSJ 31 januari 2017, nr. 16/3916/TA

Gelet op de stukken en het behandelde ter zitting is de beroepscommissie van oordeel dat de beslissing tot het opschorten van klagers transmuraal verlof in redelijkheid kon worden genomen vanwege de door de inrichting beschreven psychische toestand en gedragingen van klager tijdens het transmuraal verlof op grond waarvan door het behandelteam is geconcludeerd dat klager aan het afglijden was, hetgeen immers een risico kan vormen voor de veiligheid van personen in de tussenvoorziening dan wel de algemene veiligheid voor derden.

 

RSJ 29 april 2016, nr. 15/3704/TA

De beroepscommissie is op grond van het voorgaande van oordeel dat de opschorting/intrekking van klagers transmuraal verlof op 19 mei 2015, gelet op de toen bekende omstandigheden niet als onzorgvuldig kan worden aangemerkt. Het was de kliniek immers duidelijk gemaakt dat de vreemdelingenpolitie klager wilde horen in verband met de mogelijke intrekking van zijn verblijfsvergunning op korte termijn. De inrichting kan dan ook niet worden tegengeworpen dat zij handelde overeenkomstig de hiervoor genoemde memo, in het bijzonder voor wat betreft de te nemen ‘passende maatregelen’, zoals het opschorten van het verlof en/of het ‘naar binnen plaatsen’ van patiënten die transmuraal verlof elders genieten. Beroep ongegrond.

RSJ 26 april 2016, nr. 15/3137/TR        
Staatssecretaris is niet gehouden nog lopende proefverlofmachtiging in te trekken in geval van negatief advies Avt over verlofverlening. Aan intrekking verlofmachtiging dient belangenafweging vooraf te gaan; dit is een ander toetsingskader dan weigering machtiging na negatief advies Avt. Intrekking gezien rapportage van inrichting niet onredelijk of onbillijk. Beroep ongegrond.



RSJ 4 februari 2016, nr. 15/3211/TA
     
Risico op ongewenste slachtofferconfrontatie tijdens onbegeleid verlof is een individuele, op klager betrekking hebbende omstandigheid. Geen beklag mogelijk tegen opschorting verlof op die grond. Beroep ongegrond.

RSJ 3 april 2015, nr. 15/1015/STA
       
Volgens gewijzigd beleid kan vreemdeling na aanzegging van beëindiging verblijfsrecht enkel in aanmerking komen voor begeleid verlof. Risicoprofiel verandert door gewijzigd resocialisatieperspectief. Te verwachten dat machtiging transmuraal verlof wordt ingetrokken. Afwijzing verzoek.


RSJ 21 oktober 2014, 14/2831/TA

Overtreding verlofvoorwaarden is niet vast komen te staan. Stelling dat klager moeilijk kon worden ingeschat en geen openheid over zichzelf gaf, is niet verder geconcretiseerd. Stijging delictrisico niet aannemelijk. Gekozen voor beheersmatige oplossing terwijl behandelinhoudelijke oplossing meer in rede lag. Beroep hoofd inrichting ongegrond.

RSJ 1 september 2014, 14/1372/TA

In inrichting ontstane vertraging bij aanvraag verlofmachtiging niet vatbaar voor beklag. Enkele stelling dat inrichting structureel verlofaanvragen zou laten liggen is overigens niet aannemelijk geworden. Beroep hoofd inrichting gegrond, klager alsnog niet-ontvankelijk in beklag.

RSJ 4 januari 2013, 12/3108/TA

Intrekking van dagelijks een beperkt aantal uren verlof om buiten inrichting te werken geen beklagwaardige beslissing. Beroep hoofd inrichting gegrond, vernietigt uitspraak beklagcommissie. Klager alsnog niet-ontvankelijk in beklag.


De beroepscommissie overweegt dat op grond van artikel 56, tweede lid, onder a, Bvt alleen kan worden geklaagd over intrekking van verlof, dat ten tijde van de intrekking een aaneengesloten periode van meer dan een week heeft geduurd, op grond van individuele omstandigheden van de betreffende verpleegde als bedoeld in artikel 50, derde lid, Bvt. Daarvan is in dit geval geen sprake nu het gaat om een dagelijks verlof van steeds een beperkt aantal uren om buiten de inrichting te kunnen werken. Voorts is geen sprake van een categorale intrekking van verlof en/of een intrekking van verlof wegens personeelsgebrek, hetgeen zoals vastgelegd in vaste jurisprudentie van de beroepscommissie wel tot ontvankelijkheid zou kunnen leiden. Klager is niet-ontvankelijk in het beklag.


RSJ 2 maart 2012, 11/2820/TA

Beweerde schending recht op vergoeding reiskosten i.v.m. terugkeer in inrichting tijdens verlof voor controle beklagwaardig. Klager heeft alle reiskosten in dat verband vergoed gekregen. Beroep in zoverre ongegrond.

RSJ 14 februari 2012, 11/2536/TR

Intrekking verlofmachtiging niet onredelijk vanwege onttrekking aan toezicht en gebruik van alcohol en eerdere overtredingen van de verlofvoorwaarden. Opmerking dat de bedoelde termijn van een jaar in beginsel maximaal een jaar dient te duren en niet, om administratieve redenen, één jaar en 3 maanden, waarvan i.c. feitelijk sprake is. Bij een strafbaar feit, dat veelal ernstiger is dan onderhavige overtreding van verlofvoorwaarden, vervalt de verlofmachtiging zonder meer en gaat de termijn van één jaar direct in. Beroep ongegrond. 
 

RSJ 24 januari 2012, 11/2553/TR

Intrekking verlofmachtiging niet onredelijk vanwege onttrekking aan toezicht en gebruik van alcohol, cocaïne en softdrugs. Vraag of sprake is van zwaarwegende persoonlijke omstandigheden ex art. 17, 4e lid, Verlofregeling TBS niet aan de orde. Beroep ongegrond.


RSJ 19 januari 2012, 11/2495/TR

Intrekking transmuraal verlof vanwege overtreding verlofvoorwaarden niet in strijd met wet en niet onredelijk of onbillijk. Overweging ten overvloede: de termijn van één jaar genoemd in de Verlofregeling TBS dient in beginsel maximaal ook één jaar te duren en niet, om administratieve redenen, één jaar en drie maanden waarvan i.c. feitelijk sprake is. Beroep klager ongegrond.
 

RSJ 31 augustus 2011, 11/1312/TR

Intrekking verlofmachtiging wegens overtreding voorwaarden niet onredelijk. Beroepscommissie gaat er van uit dat bij beslissing op nieuwe verlofaanvraag binnen jaar na intrekking ten volle rekening zal worden gehouden met zwaarwegende karakter van persoonlijke omstandigheden die zich tegen niet verlenen van verlof kunnen verzetten, en met standpunt van inrichting over belang verlofverlening. Beroep ongegrond. 
 

RSJ 22 juli 2011, 11/1064/TR

Geen beroep mogelijk tegen afwijzing aanvraag verlofmachtiging door Staatssecretaris. Geen recht op verlofverlening. Geen inhoudelijke behandeling beroep, waarin onnodige vertraging verloftraject en ondeugdelijk zijn van advies van Avt is aangevoerd. Klager niet-ontvankelijk in beroep. 
 

RSJ 11 februari 2011, 10/3821/TR

Machtiging onbegeleid verlof is omgezet in begeleid verlof omdat klager weerstand bood. Negatief advies adviescollege verloftoetsing tbs. Staatssecretaris heeft geen nieuwe machtiging onbegeleid verlof verleend. Bvt heeft hiertegen geen beroep opengesteld. Klager niet-ontvankelijk in beroep.