Sla inhoud over

Terroristenafdeling


De terroristenafdeling (TA) is een afdeling voor bijzondere opvang voor gedetineerden zoals bedoeld in artikel 14 van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw). Er zijn drie penitentiaire inrichtingen in Nederland met een terroristenafdeling: de PI Vught, PI Rotterdam, locatie De Schie (beide mannen) en de PI Zwolle (vrouwen).


Beoogde doel van een TA

Het doel van de TA is volgens de wetgever te komen tot de concentratie van voorlopig gehechte en afgestrafte gedetineerden met een terroristische achtergrond, waardoor voorkomen kan worden dat deze personen in contact kunnen komen met andere categorieën gedetineerden.[1] Hiermee wordt volgens de wetgever zowel het belang van de openbare orde en veiligheid gediend als het belang van orde en veiligheid in de penitentiaire inrichting(en). Het zou niet alleen (verdere) radicalisering van personen met een terroristische achtergrond kunnen voorkomen maar ook rekrutering van andere gedetineerden.


Plaatsing in en uit de TA

De selectie voor plaatsing in een terroristenafdeling geschiedt namens de minister door de selectiefunctionaris. Op grond van artikel 20a van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing gedetineerden (Rspog) kunnen gedetineerden in de terroristenafdeling worden geplaatst ingeval zij:

  1. worden verdacht van een terroristisch misdrijf;
  2. al dan niet onherroepelijk zijn veroordeeld wegens een terroristisch misdrijf;
  3. voor of tijdens hun detentie een boodschap van radicalisering verkondigen of verspreiden (hieronder worden wervingsactiviteiten voor doeleinden die in strijd zijn met de openbare orde en veiligheid de orde en veiligheid in de inrichting begrepen).


Uit de nota van toelichting bij artikel 20a Rspog blijkt dat gedetineerden uit categorie a en b van de regeling van rechtswege voor plaatsing in een TA in aanmerking komen.[2] Het gaat dan om verdenking van of veroordeling wegens een van de misdrijven genoemd in artikel 83 van het wetboek van strafrecht. Uit jurisprudentie van de beroepscommissie van de RSJ volgt dat het plaatsen van een verdachte van een terroristisch misdrijf in een terroristenafdeling niet strijdig is met de onschuldpresumptie neergelegd in artikel 6 EVRM.[3]

Tevens volgt uit jurisprudentie van de beroepscommissie dat het bij categorie c niet is vereist dat een gedetineerde wordt verdacht van of is veroordeeld wegens een terroristisch misdrijf.[4] In het algemeen geldt dat indien er wordt voldaan aan een van de subcategorieën van artikel 20a RSpog, maar uit informatie uit het GRIP of van het OM voortvloeit dat plaatsing in een TA niet is geïndiceerd, een gedetineerde daar niet wordt geplaatst.[5]


Omdat er meerdere TA’s zijn in Nederland, kunnen gedetineerden met verschillende profielen op verschillende afdelingen worden geplaatst. Gedetineerden worden in eerste instantie geplaatst op de inkomstenafdeling van de TA (in de PI Vught).[6] Hier verblijft de gedetineerde maximaal tien weken. In die periode wordt er door de TA een risicoprofiel opgesteld op basis van observaties van het personeel en een psycholoog. Ook levert Reclassering Nederland een risico-assessmentrapportage (VERA-2R) en wordt de risicoanalyse van GRIP opgevraagd. Op basis van de verzamelde informatie bepaalt de TA welke afdeling het meest geschikt is. Volgens de website van DJI zijn er op dit moment zes TA’s verspreid over drie penitentiaire inrichtingen.[7] Hierdoor is er een mogelijkheid om gedetineerden met verschillende profielen, op verschillende afdelingen te plaatsen. Hierbij is volgens de website van DJI het uitgangspunt dat er zoveel mogelijk een onderscheid wordt gemaakt tussen zogenaamde ‘ideologen/leiders en ‘volgers’. Daarnaast zijn sekse, kwetsbaarheid, beïnvloedbaarheid, groepsgeschiktheid, mate van boosheid of frustratie, criminele achtergrond en het al dan niet afkomstig zijn uit een strijdgebied factoren die mee kunnen wegen bij de beslissing op welke afdeling een gedetineerde wordt geplaatst.[8] Op grond van artikel 15 van de Pbw besluit de selectiefunctionaris, namens de minister, dat een gedetineerde op een terroristenafdeling wordt geplaatst alsook de inrichting waar deze gedetineerde zal worden geplaatst. Indien dit een penitentiaire inrichting betreft met meer dan één TA, is de directeur van de desbetreffende inrichting op grond van artikel 16 van de Pbw bevoegd de gedetineerde een verblijfsruimte op een van deze afdelingen toe te wijzen.


Artikel 26a Rspog bepaalt dat een gedetineerde die in een TA verblijft omdat hij is veroordeeld voor een terroristisch misdrijf uit de TA wordt geplaatst wanneer hij een derde deel van de aan hem onherroepelijk opgelegde vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel heeft ondergaan en wanneer zijn strafrestant tenminste vier maanden en ten hoogste één jaar bedraagt. Dit geldt niet indien:

  • er sprake is van een uitlevering of een dreigende uitlevering;
  • er sprake is van een verhoogd maatschappelijk risico bij ontvluchting;
  • er gedurende het laatste jaar van het verblijf op de Terroristen Afdeling sprake is geweest van het verkondigen of verspreiden van een boodschap van radicalisering.


Ingevolge artikel 26b Rspog neemt de selectiefunctionaris ambtshalve elke twaalf maanden een besluit omtrent de verlenging van het verblijf in een TA. De eerste besluitvorming over verlenging of beëindiging van dit verblijf vindt plaats twaalf maanden na de plaatsing van betrokkene in een TA. Op grond van artikel 18 van de Pbw kunnen gedetineerden die op de TA verblijven daarnaast op elk moment een verzoek tot overplaatsing doen. Zie over dit onderwerp het dossier ‘Overplaatsing’. Tegen beslissingen over plaatsing in of uit een TA staat geen beklag open bij de Commissie van Toezicht. Dergelijke beslissingen worden immers genomen door de selectiefunctionaris en niet door de directeur van de inrichting. Op grond van artikel 72, lid 1 van de Pbw kan een gedetineerde tegen de afwijzing van een verzoek tot overplaatsing een beroepschrift indienen. Dit betekent dat tegen de toewijzing van een dergelijk verzoek geen rechtsmiddel open staat.[9]


Volgens de RSJ kunnen bijzondere omstandigheden een voortgezet verblijf in een TA onwenselijk maken. De beroepscommissie kijkt hierbij naar de psychische gesteldheid van de gedetineerde in combinatie met de feitelijke omstandigheden van het TA-verblijf.[10] Langdurig sociaal isolement moet volgens de beroepscommissie bijvoorbeeld voorkomen worden, net als het blootstellen van een gedetineerde aan een ernstige en reëel bedreigende situatie.[11] De RSJ oordeelde ook dat bij een strafrestant van minder dan vier maanden – wanneer artikel 26a Rspog dus in beginsel niet van toepassing is – een gedetineerde toch uit de TA geplaatst moet kunnen worden met het oog op diens resocialisatie.[12] Volgens de RSJ staan artikelen 20a en 26a Rspog er daarnaast niet aan in de weg dat een gedetineerde die in de TA verblijft en in verband met de afwachting van het hoger beroep nog niet onherroepelijk is veroordeeld, eerder kan worden uitgeplaatst dan op het in artikel 26a van de Regeling genoemde moment. Alleen als wordt voldaan aan de in artikel 26a onder a, b en c genoemde omstandigheden is voldaan, kan daar volgens de beroepscommissie vanaf worden afgezien.[13]


Regime en dagprogramma

Op grond van artikel 8 van de Pbw, gelezen in samenhang met artikel 19 van de Pbw, wordt aan gedetineerden die verblijven in een TA een individueel regime opgelegd. Gedetineerden die in een individueel regime zijn geplaatst dienen op grond van artikel 21 van de Pbw in de gelegenheid te worden gesteld om deel te nemen aan activiteiten. De directeur van de inrichting bepaalt op grond van artikel 21 van de Pbw de mate waarin deelname aan activiteiten individueel of samen met andere gedetineerden gebeurt. Ingevolge artikel 22 Pbw is de mate waarin gedetineerden deel mogen nemen aan activiteiten (mede) afhankelijk van gebleken goed gedrag. Dit betekent dat de directeur een gedetineerde (in verre mate) kan afzonderen van andere gedetineerden en kan beperken in zijn mogelijkheden om deel te nemen aan activiteiten.


Volgens de website van DJI kunnen gedetineerden in een TA wekelijks 26 uur deelnemen aan activiteiten.[14] Dit is ook de tijd die zij buiten hun cel door kunnen brengen.[15]  Het dagprogramma bestaat onder meer uit onderwijs, sport, recreatie, verblijf in de buitenlucht en geestelijke verzorging. Afhankelijk van hun risicoprofiel en in wisselende mate per TA kunnen gedetineerden ook beperkt deelnemen aan arbeidsactiviteiten.  Gedetineerden kunnen daarnaast één uur per week bezoek ontvangen en vier keer per week tien minuten bellen.


Gedetineerden in de TA brengen minder tijd door met activiteiten, waardoor ook minder tijd bestaat voor contact met mede-gedetineerden. De RSJ heeft over deze beperkingen geoordeeld in het licht van het verbod op foltering, onmenselijke en vernederende behandeling en bestraffing (artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, EVRM). Volgens de RSJ is het toegepaste TA-regime niet in strijd met artikel 3 EVRM indien een gedetineerde “niet volledig afgezonderd van andere personen is gedetineerd en – zij het in beperkte mate – activiteiten wordt aangeboden alsmede bezoek kan ontvangen”.[16]


Uit een beslissing van de beroepscommissie van de RSJ blijkt daarnaast dat gedetineerden in de TA in PI de Schie voor de activiteit luchten standaard naar een aparte en overkoepelde luchtplaats worden gebracht. Het beklag dat hiertegen werd ingediend, werd door de beroepscommissie niet-ontvankelijk verklaard nu dit het een algemene regel betrof.[17]


Op gedetineerden in de TA wordt streng toezicht gehouden. Zo worden telefoongesprekken en gesprekken tijdens het bezoek altijd gemonitord, tenzij het een gesprek met een geprivilegieerd persoon of instantie betreft, zoals de advocaat van een gedetineerde. Uit een beslissing van de beroepscommissie van de RSJ blijkt dat de huisregels van de TA in PI De Schie bepalen dat een gedetineerde een gesprek met een geprivilegieerd contact kan aanvragen bij het dienstdoende personeel en dat het tijdstip hiervan wordt bepaald in overleg met het afdelingspersoneel. In deze kwestie werd klagers verzoek tot het opnemen van contact met zijn raadsvrouw geweigerd vanwege een gepland transport van klager later die dag. Dit was volgens de beroepscommissie niet onredelijk.[18] In- en uitgaande correspondentie wordt gecontroleerd en er vinden meer celinspecties plaats dan op reguliere afdelingen. Ook worden gedetineerden na direct contact met de buitenwereld gevisiteerd. De beroepscommissie van de RSJ heeft geoordeeld dat het als onderdeel van het standaardbeleid visiteren van TA-gedetineerden niet strijdig is met het in artikel 8 van het EVRM gewaarborgde recht op privéleven.[19] Dit omdat artikel 29 van de Pbw een wettelijke basis vorm voor de inmenging in het privéleven van de gedetineerde en de beroepscommissie de inmenging noodzakelijk acht in een democratische samenleving. Het is bovendien niet disproportioneel, nu er geen sprake is van stelselmatige visitatie gedurende een langere periode.


Onderzoek naar de TA

Het Europees Comité ter voorkoming van foltering, onmenselijke en vernederende behandeling en bestraffing (CPT) bracht in 2016 een rapport uit naar aanleiding van een bezoek aan Nederland. In dit rapport werd het TA-regime in PI de Schie in Rotterdam “very poor” genoemd. Het CPT bekritiseerde het beperkte aanbod aan activiteiten en de beperkte tijd die gedetineerden buiten hun cel door konden brengen.[20] Meer in het algemeen stelt de CPT in dit rapport dat een risico op indoctrinatie en radicalisatie in detentie niet per definitie groter is dan in de buitenwereld. Wel zijn inadequate detentieomstandigheden, overpopulatie en disproportionele maatregelen factoren die het risico op radicalisatie kunnen vergroten.[21] Volgens het CPT betekent dit dat bepaalde detentieomstandigheden van belang zijn om radicalisatie in detentie te kunnen adresseren, zoals voldoende activiteiten, voldoende goed-getrainde medewerkers en zogenaamde “dynamic security”.[22] Dit laatste houdt in dat medewerkers dagelijkse communicatie en interactie met gedetineerden bewerkstelligen om zicht te houden op eventuele risico’s, om de veiligheid en orde te kunnen bewaren en om bij te dragen aan rehabilitatie en een terugkeer in de samenleving. Dit draagt bij aan het breder concept van veiligheid waar ook “structural, organisational and static security” onder valt (muren, sloten, obstakels, hulpmiddelen etc.).[23]


Ook Amnesty International bracht een kritisch rapport uit waarin wordt gesteld dat een zwaarbeveiligd regime als dat in de TA averechts kan werken, mensen aanzienlijke schade kan toebrengen en gedetineerden mogelijk slecht voorbereidt op een terugkeer in de samenleving.[24] In het rapport worden onder andere de automatische plaatsing in een TA bekritiseerd, het aldaar geldende regime - waarbij gedetineerden langdurig alleen in hun cel verblijven - en de vergaande veiligheidsmaatregelen, zoals ingrijpende visitaties en vrijwel constante observatie van gedetineerden.


In 2018 reageerde de minister van Rechtsbescherming in een brief aan de Tweede Kamer op het rapport van Amnesty International.[25] De minister stelde voorop dat de TA voldoet aan mensenrechtelijke standaarden.[26] Tegelijkertijd erkende de minister de noodzaak voor een individuele risicobeoordeling en persoonsgerichte benadering in de TA. Om die reden wordt er sinds 2016 een gedifferentieerd plaatsingsbeleid in de TA gevoerd. Eenmaal binnen de TA worden passende veiligheidsmaatregelen en interventies opgelegd op basis van het risicoprofiel.[27] Daarnaast stelde de minister dat het dagprogramma voorheen 24 uur aan activiteiten per week bevatte (en dus tijd die buiten de cel wordt doorgebracht) en dat dit inmiddels 28 uur bedroeg.[28] Als gezegd bedraagt dit aantal volgens de website van DJI momenteel 26 uur.[29]


In 2018 deed de Inspectie Justitie en Veiligheid een onderzoek naar de TA in Nederland.[30] In het uitgebrachte rapport liet de inspectie zich overwegend positief uit. De inspectie oordeelde dat de TA’s in PI De Schie en PI Vught de rechten van gedetineerden respecteerden, met aanbod van voldoende activiteiten en het verrichten van voldoende inspanningen om re-integratie van gedetineerden te bewerkstelligen. Wel is de Inspectie kritisch over VERA-2R, het risico-taxatieinstrument, en de beschikbare informatie om een risico-inschatting te kunnen maken. Daarnaast dient er een competentieprofiel te worden opgesteld voor medewerkers van de TA om de kwaliteit van hun werk te kunnen garanderen. Tot slot oordeelde de inspectie dat de samenwerking tussen PI’s en relevante ketenpartners niet structureel is geborgd.

In oktober 2021 boden de demissionair minister van Rechtsbescherming en de demissionair minister van Justitie en Veiligheid de Tweede Kamer de resultaten van twee verdere onderzoeken op het gebied van de TA aan, namelijk het evaluatieonderzoek ‘Interventies voor deradicalisering en disengagement binnen de Dienst Justitiële Inrichtingen’ en het onderzoek ‘Re-integratie en recidive na een verblijf op de TA’.[31]


Het eerstgenoemde onderzoek is uitgevoerd om inzicht te krijgen in de op dit moment beschikbare interventies voor deradicalisering en disengagement. DJI heeft hiervoor zeven aandachtsgebieden geformuleerd, namelijk: protectieve steun van familie, betrekken sociaal netwerk, persoonlijke identiteit, herinterpretatie van ideologie, praktische leefgebieden op orde, weerbaarheid en houding en responsiviteit. Uit de resultaten van de evaluatie volgt dat het beschikbare aanbod aan interventies – zoals de trainingen ‘Kies voor verandering’, ‘Aan de Bak’, ‘Sociaal netwerk en relaties’, ‘Mijn geld goed geregeld’ en ‘Werk en inkomen’ - de geformuleerde aandachtsgebieden bestrijken. Volgens de onderzoekers wordt hiermee in ieder geval op papier voldaan aan de behoeften en vraagstelling in het veld.[32]  Om verdere verbetering te bewerkstellingen, adviseren de onderzoekers onder andere om de inzet van interventies centraal bij te houden om zo monitoring, bijsturing en evaluatie van het aanbod van interventies te vergemakkelijken.[33] Daarnaast wordt geadviseerd om meer bekendheid voor de bestaande interventies te genereren bij ketenpartners en gedetineerden en om te mogelijkheden voor het verruimen van opleidingskansen en arbeidsmogelijkheden te onderzoeken, net als de mogelijkheden om waardevol contact met familie van gedetineerden te faciliteren.[34] Verder adviseren de onderzoekers om aandacht te besteden aan (verder onderzoek naar) het klimaat in de TA, omdat dit een randvoorwaarde is voor de processen van deradicalisering, disengagement en resocialisatie.[35] De onderzoekers constateren dat de bejegening van gedetineerden van personeel hier een grote rol bij speelt, terwijl dit wisselend verloopt en er regelmatig negatieve geluiden gehoord zijn over de benaderingen van gedetineerden door penitentiaire inrichtingswerkers. Ook wordt geconstateerd dat er een groot verschil is in regels tussen de verschillende TA’s. Dit is volgens de onderzoekers onwenselijk.[36] Tot slot wordt aanbevolen om verder te ontwikkelen naar een evidence based inzet van de interventies.[37]


Het tweede onderzoek richtte zich op het verkrijgen van inzicht in de re-integratie en recidive van gedetineerden die in een TA hebben verbleven. Hiervoor is gekeken naar de levensloop na de vrijlating in termen van sociaaleconomische situatie, samenstelling van het huishouden en recidive van alle personen die tussen 2006 en 2020 in één van de TA’s in Nederland hebben verbleven. Daarnaast is een aantal ex-gedetineerden en familieleden van ex-gedetineerden geïnterviewd. De onderzoekers doen op basis van hun bevindingen drie aanbevelingen. Allereerst wordt aanbevolen om al gedurende de detentie meer aandacht te besteden aan de voorbereiding op re-integratie, met name om de mogelijkheden tot het volgen van een opleiding en het deelnemen aan arbeidsactiviteiten te verruimen.[38] Daarnaast concluderen de onderzoekers dat terrorismegerelateerde recidive na een terroristisch misdrijf laag weliswaar laag is, maar wel voorkomt. Daarom wordt aanbevolen om tijdens en na detentie aandacht te besteden aan persisterende radicale denkbeelden.[39] Tot slot concluderen de onderzoekers dat een ondersteunend netwerk van cruciaal belang is in de periode tijdens en na detentie. Zij bevelen daarom aan om gedetineerden in staat te stellen deze netwerken te kunnen onderhouden.[40]


Naar aanleiding van de onderzoeken, kondigen de demissionair ministers in de brief van 26 oktober 2021 een aantal aanbevelingen en opvolgingen aan.[41] Allereerst wordt aangegeven dat de opleidingskansen en arbeidsactiviteiten verruimd zullen worden. Daarnaast wordt in de brief aangekondigd dat bestaande interventiemethodes effectiever ingezet zullen worden. Hiertoe zal in een centrale database informatie over de inzet van interventies worden bijgehouden door het Programma Aanpak Radicalisering en Extremisme van DJI (PARE). PARE organiseert daarnaast het Multidisciplinair Afstemmingsoverleg (MAR). Bij dit overleg zijn ketenpartners zoals reclassering en de gemeentes betrokken waardoor de continuïteit van interventies kan worden bewaakt. Daarnaast zullen er factsheets over de bestaande interventiemethodes worden opgesteld . Deze factsheets dienen de volgende doelen: het creëren van bekendheid over de interventies bij ketenpartners en gedetineerden en concretiseren van de doelstellingen van de interventies waardoor een gezamenlijke visie ontstaat op een succesvolle interventie. Ook kondigen de ministers aan de opleiding van het personeel dat werkzaam is in de TA verder door te willen ontwikkelen, met een focus op bejegening van gedetineerden. Om het sociaal netwerk van gedetineerden op te bouwen of te versterken, worden er daarnaast vanuit MAR buddytrajecten opgestart. Tot slot wordt opgemerkt dat het een positieve ontwikkeling is dat het WODC het recidive-cijfer van TA-gedetineerden – als graadmeter voor de effectiviteit van de interventies – periodiek gaat meten.[42]


De redactie van het Kenniscentrum houdt de implementatie van deze opvolgingen in de gaten en zal hierover meer informatie plaatsen zodra dit bekend wordt gemaakt.


[1] Stcrt. 18 september 2006, nr. 181, p. 13

[2] Stcrt. 18 september 2006, nr. 181, p. 13

[3] RSJ 19 november 2015, 15/2449/GA en 15/2596/GB en RSJ 23 april 2015, 14/4739/GB.

[4] RSJ 25 januari 2017, 16/3599/GB.

[5] GRIP staat voor Gedetineerden Recherche Informatie Punt. Dit is een team binnen de Dienst Landelijke Informatieorganisatie van de Landelijke Eenheid van de Nationale Politie. Het GRIP heeft als doel het verbeteren en kanaliseren van informatieuitwisseling tussen het OM, de politie en DJI in het kader van de handhaving van de orde en veiligheid. Zie: Circulaire Gedetineerden Recherche Informatie Punt (GRIP), 13 april 2016, kenmerk 5172795/02/DJI

[6] Terroristenafdeling (TA) | Justitiabelen | dji.nl

[7] Terroristenafdeling (TA) | Justitiabelen | dji.nl

[8] Terroristenafdeling (TA) | Justitiabelen | dji.nl

[9] RSJ 30 januari 2017, 16/3942/GB.

[10] RSJ 17 augustus 2012, 12/1289/GB

[11] Zie, respectievelijk RSJ 17 augustus 2012, 12/1289/GB, RSJ 13 november 2017, 17/2713/GB en RSJ 16 november 2017, 17/1539/GB.

[12] RSJ 14 maart 2018, 17/3491/GB

[13] RSJ 29 januari 2019, R-18/1736/GB.

[14] Terroristenafdeling (TA) | Justitiabelen | dji.nl

[15] RSJ 8 november 2018, R-137

[16] RSJ 27 maart 2007, 07/0034/GB; 15 mei 2007, 07/0336/GB.

[17] RSJ 8 oktober 2018, R-140.

[18] RSJ 17 mei 2019, R-18/134/GA.

[19] RSJ 24 juni 2016, 15/3875/GA.

[20] Report to the Government of the Netherlands on the visit to the Netherlands carried out by European Committee for the Prevention of Torture and Inhuman or Degrading Treatment or Punishment (CPT) from 2 to 13 May 2016, CPT/Inf (2017) 1, p. 25.

[21] Report to the Government of the Netherlands on the visit to the Netherlands carried out by European Committee for the Prevention of Torture and Inhuman or Degrading Treatment or Punishment (CPT) from 2 to 13 May 2016, CPT/Inf (2017) 1, p. 25.

[22] Report to the Government of the Netherlands on the visit to the Netherlands carried out by European Committee for the Prevention of Torture and Inhuman or Degrading Treatment or Punishment (CPT) from 2 to 13 May 2016, CPT/Inf (2017) 1, p. 26.

[23] Report to the Government of the Netherlands on the visit to the Netherlands carried out by European Committee for the Prevention of Torture and Inhuman or Degrading Treatment or Punishment (CPT) from 2 to 13 May 2016, CPT/Inf (2017) 1, p. 26.

[24] Inhumaan en Onnodig: Mensenrechtenschendingen op de terroristenafdeling. Amnesty International Nederland en Open Society Foundations, oktober 2017.

[25] Kamerstukken II, 2017-18, 29 754, nr. 438.

[26] Kamerstukken II, 2017-18, 29 754, nr. 438, p. 1.

[27] Kamerstukken II, 2017-18, 29 754, nr. 438, p. 3.

[28] Kamerstukken II, 2017-18, 29 754, nr. 438, p. 3.

[29] Terroristenafdeling (TA) | Justitiabelen | dji.nl

[30] De Terroristen Afdelingen in Nederland, Inspectie Justitie en Veiligheid 2018.

[31] DJI, ‘Interventies voor deradicalisering en disengagement binnen de Dienst Justitiële Inrichtingen’, uitgevoerd door RadarAdvies en A.G. Advies, 15 april 2021; MinJenV, ‘Re-integratie en recidive na een verblijf op de TA. Een mixed-method analyse van de levensloop en criminele carrière na de vrijlating’, uitgevoerd door Nederlands Studiecentrum Criminaliteit en Rechtshandhaving, 2021.

[32] DJI, ‘Interventies voor deradicalisering en disengagement binnen de Dienst Justitiële Inrichtingen’, uitgevoerd door RadarAdvies en A.G. Advies, 15 april 2021, p. 61.

[33] DJI, ‘Interventies voor deradicalisering en disengagement binnen de Dienst Justitiële Inrichtingen’, uitgevoerd door RadarAdvies en A.G. Advies, 15 april 2021, p. 45.

[34] DJI, ‘Interventies voor deradicalisering en disengagement binnen de Dienst Justitiële Inrichtingen’, uitgevoerd door RadarAdvies en A.G. Advies, 15 april 2021, p. 97.

[35] DJI, ‘Interventies voor deradicalisering en disengagement binnen de Dienst Justitiële Inrichtingen’, uitgevoerd door RadarAdvies en A.G. Advies, 15 april 2021, p. 100.

[36] DJI, ‘Interventies voor deradicalisering en disengagement binnen de Dienst Justitiële Inrichtingen’, uitgevoerd door RadarAdvies en A.G. Advies, 15 april 2021, p. 101.

[37] DJI, ‘Interventies voor deradicalisering en disengagement binnen de Dienst Justitiële Inrichtingen’, uitgevoerd door RadarAdvies en A.G. Advies, 15 april 2021, p. 103.

[38] MinJenV, ‘Re-integratie en recidive na een verblijf op de TA. Een mixed-method analyse van de levensloop en criminele carrière na de vrijlating’, uitgevoerd door Nederlands Studiecentrum Criminaliteit en Rechtshandhaving, 2021, p. 58.

[39] MinJenV, ‘Re-integratie en recidive na een verblijf op de TA. Een mixed-method analyse van de levensloop en criminele carrière na de vrijlating’, uitgevoerd door Nederlands Studiecentrum Criminaliteit en Rechtshandhaving, 2021, p. 58.

[40] MinJenV, ‘Re-integratie en recidive na een verblijf op de TA. Een mixed-method analyse van de levensloop en criminele carrière na de vrijlating’, uitgevoerd door Nederlands Studiecentrum Criminaliteit en Rechtshandhaving, 2021, p. 59.

[41] Brief van de minister van Rechtsbescherming en de minister van Justitie en veiligheid aan de Tweede Kamer d.d. 26 oktober 2021, kenmerk 3365344.

[42] Momenteel heeft het WODC het onderzoek ‘Recidive van ex-gedetineerden die uitstromen van een terroristenafdeling’ in uitvoering (projectnummer: 3189a).