Jurisprudentie
Hieronder vindt u de uitspraken van de beklagcommissies. Voor de uitspraken van de RSJ kunt u de jurisprudentiedatabank raadplegen.
25 juli 2024, KC 2024/018
De klacht is gericht tegen de omstandigheid dat klager op een cel is geplaatst met een roker. Vaststaat dat klager is samengeplaatst met een roker, terwijl hij hier bezwaar tegen had. En vaststaat staat ook dat de directie niets heeft gedaan om de samenplaatsing van klager met een roker zo spoedig mogelijk te beëindigen. Het al dan niet niet (meer) klagen over de samenplaatsing, ontslaat de directie niet van haar zorgplicht. Uitzonderlijke omstandigheden waarom dit in het onderhavige geval niet van de directie gevergd zou kunnen worden, zijn niet gesteld of gebleken. De beklagcommissie is dan ook van oordeel dat de directie haar zorgplicht heeft geschonden. De klacht wordt gegrond verklaard, onder toekenning van een tegemoetkoming van € 7,50.
Tijdens een spitactie is in de MPC van klager een iPhone gevonden in de jas van klager. Tijdens het horen heeft klager volgens de directie aangegeven dat hij van de iPhone heeft geweten. Klager geeft aan dat de directie zijn woorden onjuist heeft geïnterpreteerd, hij ontkent wetenschap van de iPhone. De celgenoot van klager heeft erkend dat de telefoon van hem is. De beklagrechter is alles overwegende van oordeel dat het niet aannemelijk dat klager geen enkel verwijt treft voor de iPhone. De iPhone is namelijk in zijn jas gevonden, klager heeft bij het horen verklaard weet te hebben daarvan en zijn celgenoot heeft niet uitdrukkelijk verklaard dat hij de iPhone voor klager had verstopt. Beide gedetineerden kunnen dus worden bestraft voor de aanwezigheid van contrabande in de MPC. De beslissing om aan klager een disciplinaire straf op te leggen van 7 dagen strafcel is daarom niet onredelijk of onbillijk.
Klager is op 6 december 2021 overgeplaatst vanuit JC Zaanstad naar PI Nieuwegein. In JC Zaanstad zat klager sinds 3 jaar in een EPC. Klager stelde dat hij al deze tijd een contra-indicatie had voor de plaatsing in een MPC. Hij heeft bij binnenkomst een gesprek met de psycholoog aangevraagd. Op 21 december 2021 is besloten dat klager in PI Nieuwegein geen contra-indicatie meer had en op 31 december 2021 is hij in een MPC geplaatst. Klager stond toen nog op de wachtlijst voor de psycholoog. In januari 2022 heeft een psycholoog vanuit JC Zaanstad klager bezocht en geoordeeld dat hij wel recht had op een contra-indicatie, waarna klager omstreeks 23 januari 2022 weer in een EPC is geplaatst. Er waren naar het oordeel van de beklagrechter ten tijde van de beslissing van de directeur voldoende omstandigheden bekend op grond waarvan de directeur eerst onderzoek had moeten verrichten naar de contra-indicatie in de eerdere inrichting en/of een psycholoog had moeten raadplegen over klagers geschiktheid voor plaatsing in een MPC, alvorens klager te laten plaatsen in een MPC. De beklagrechter is van oordeel dat de directeur onvoldoende invulling heeft gegeven aan zijn zorgplicht. De beslissing om klager in een MPC te plaatsen dient dan ook als onredelijk en onbillijk te worden aangemerkt. De beklagrechter verklaart het beklag gegrond en kent een tegemoetkoming van € 30,00 toe.