Sla inhoud over

Medische zorg ter beschikking gestelden

Het recht op medische verzorging
In een kliniek voor ter beschikking gestelden (hierna: TBS-inrichting) is de medische zorg een belangrijk onderwerp. Op grond van artikel 41 Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (hierna: Bvt) heeft de verpleegde recht op medische verzorging. Onder medische verzorging valt somatische zorg en tandheelkundige zorg. Psychiatrische zorg valt hier, in tegenstelling tot in het gevangeniswezen, niet onder. Dit komt omdat in TBS-inrichtingen de psychiatrische zorg (de gedragskundige behandeling) de kern van de TBS-behandeling is. De psychiatrische zorg staat daarom geheel los van de somatische medische verzorging. Soms is het echter moeilijk om een goed onderscheid te maken, omdat somatische klachten soms ook te maken kunnen hebben met de psyche van een verpleegde.


Dat de psychiatrische zorg voor ter beschikking gestelden niet onder het recht op medische zorg valt, staat opgenomen in artikel 1 sub u van de Bvt. In dit artikel staat dat is uitgezonderd van het recht op medische zorg: ‘het samenstel van handelingen, gericht op een dusdanige vermindering van de uit de stoornis van de geestvermogens voortvloeiende gevaarlijkheid van de verpleegde voor de veiligheid van anderen dan de verpleegde of de algemene veiligheid van personen of goederen dat het doen terugkeren van de verpleegde in de maatschappij verantwoord is’. Dit is de behandeling die plaatsvindt in het kader van de TBS.

Het recht op medische verzorging houdt in dat de verpleegde recht heeft op toegang tot een inrichtings(tand)arts en dat deze arts regelmatig beschikbaar dient te zijn voor de verpleegde. Tevens heeft de verpleegde recht op raadpleging van een arts naar eigen keuze. De directeur behoort de verpleegde daartoe de mogelijkheid te bieden. De arts naar eigen keuze komt voor eigen rekening van de verpleegde. De directeur heeft tot slot de plicht om ervoor te zorgen dat de verpleegde de medicijnen, behandelingen en diëten krijgt die de arts nodig vindt.

Taken van de inrichtingsarts
De verpleegde heeft in de TBS-inrichting veel te maken met de inrichtingsarts. Tijdens het verblijf in de TBS-inrichting doet de inrichtingsarts dienst als huisarts van de verpleegde. Daarnaast heeft de inrichtingsarts een adviserende en controlerende functie bij een aantal beslissingen van de directeur van de inrichting.

De inrichtingsarts in TBS-inrichtingen werkt in beginsel hetzelfde als de inrichtingsarts in penitentiaire inrichtingen. De inrichtingsarts houdt spreekuur in de inrichting, doet onderzoek, voert kleine medische ingrepen uit en schrijft medicijnen, diëten en behandelingen voor. Ook verwijst hij, indien nodig, door naar een medisch specialist of naar een ziekenhuis.

De adviserende en controlerende taak van de inrichtingsarts in TBS-inrichtingen is minder omvangrijk dan die van de arts in penitentiaire inrichtingen. Er is een aantal beslissingen van de directeur van de inrichting waar de inrichtingsarts wel bij betrokken is, zoals bij de plaatsing in afzondering (artikel 34 Bvt), het bevestigen van mechanische middelen (artikel 27 Bvt) en de plaatsing onder cameratoezicht (artikel 34a Bvt). Ook is de inrichtingsarts bij een tweetal medische handelingen die op grond van een beslissing van de directeur worden uitgevoerd. Dit zijn de gedwongen medische handeling en de ‘irreversibele ingreep’. De gedwongen medische handeling is geregeld is artikel 26 Bvt. Op grond van dat artikel kan de directeur van de inrichting de verpleegde verplichten toe te staan dat ten aanzien van hem een bepaalde geneeskundige handeling wordt verricht, indien die handeling naar het oordeel van de arts volstrekt noodzakelijk is ter afwending van gevaar voor de gezondheid of de veiligheid van de verpleegde of van anderen.

Voor meer informatie over een gedwongen medische behandeling, wordt verwezen naar het dossier Dwangbehandeling.

Verdergaand dan de gedwongen medische handeling is de ‘irreversibele ingreep’. Deze ingreep is geregeld in artikel 28 Bvt. Dit artikel bepaalt dat: ‘Het hoofd van de inrichting kan bepalen dat een op afwending of vermindering van gevaarlijk gedrag gerichte ingreep in het lichaam van een verpleegde, waarvan de gevolgen, naar is te voorzien, niet ongedaan gemaakt kunnen worden, wordt verricht.’ De ingreep is slechts toegestaan wanneer de arts de verpleegde heeft ingelicht over de aard en de gevolgen van de ingreep én de verpleegde toestemming heeft gegeven. Bovendien dient de inrichtingsarts hieromtrent advies in te winnen van een niet aan de inrichting verbonden arts. De irreversibele ingreep heeft echter niet veel meer te maken met de somatische medische zorg, maar meer met de behandeling van de verpleegde. Een dergelijke ingreep is er namelijk op gericht om het gevaarlijke gedrag van de verpleegde af te wenden of te verminderen. Dit doel staat centraal in de behandeling van de verpleegde in de TBS-kliniek.

Klachten over medisch handelen

Het indienen van klachten over medische aangelegenheden in een TBS-kliniek kan op een aantal manieren. De verpleegde kan een klacht indienen bij de Commissie van Toezicht en bij het Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. Daarnaast kan hij of zij een verzoek indienen bij de Nationale Ombudsman.

In tegenstelling tot gedetineerden en jeugdigen kunnen verpleegden tegen het handelen van de inrichtingsarts geen beroep indienen bij de Medisch Adviseur. Voor het verloop van de procedures bij het Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg en de Nationale Ombudsman wordt verwezen naar het dossier ‘Recht op medische verzorging voor (volwassen) gedetineerden’. Hieronder wordt daarom alleen de mogelijkheid om een klacht bij de Commissie van Toezicht in te dienen, uiteen gezet.

Commissie van Toezicht
Op grond van artikel 55 Bvt heeft de verpleegde het recht om zich tot de Commissie van Toezicht te wenden met het verzoek te bemiddelen inzake een klacht over de wijze waarop de directeur van de inrichting zich in een bepaalde aangelegenheid jegens de verpleegde heeft gedragen of een bij of krachtens de wet gestelde zorgplicht betracht. Het gaat dus om zogenoemde medisch organisatorische klachten.

De verpleegde kan een klacht indienen over een aantal beslissingen van de directeur de inrichting die staan opgenoemd in de artikelen 56 en 57 Bvt. Zo kan de verpleegde onder meer in beklag tegen de beslissing van de directeur van de inrichting om een verpleegde te separeren/afzonderen; tegen de beslissing tot het toepassen van vrijheidsbeperkende middelen; tegen de beslissing om een verpleegde onder cameratoezicht te stellen en tegen de beslissing om een verpleegde te verplichten een bepaalde geneeskundige handeling toe te staan. Over de manier waarop de inrichtingsarts ten opzichte van deze beslissingen heeft gehandeld, kan echter niet worden geklaagd. Deze klacht is namelijk een medisch inhoudelijke klacht en geen medisch organisatorisch klacht. Medisch inhoudelijke klachten moeten worden ingediend bij de Medisch Adviseur.

Op grond van artikel 56 lid 4 van de Bvt staat er géén beklag open tegen de wijze waarop de directeur van de inrichting een bij of krachtens deze wet gestelde zorgplicht naleeft. Het is dus uitsluitend mogelijk om een klacht in te dienen over een eventuele schending van het recht op medische verzorging. Dit blijkt ook uit vaste jurisprudentie van de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ). Ter verduidelijking: het is bijvoorbeeld wel mogelijk om te klagen over het feit dat de door de arts voorgeschreven medicatie niet of niet tijdig wordt verstrekt. De manier waarop de medicijnen worden verstrekt is echter niet beklagwaardig.