KC 2024/005
- Datum uitspraak:
- 12/03/2024
- Artikel:
- 16b onder b Bvt, 34 lid 3 Rvt
- Samenvatting:
- Klager is van mening dat de kliniek nog geen duidelijk beeld over hem heeft kunnen vormen in die korte periode. Op het moment dat de b-dwangbehandeling is gestart liep er al een procedure voor een a-dwangbehandeling. De inrichting heeft onvoldoende onderbouwd waarom niet gewacht kon worden op de start daarvan. De directie voert aan dat op 2 oktober is besloten de procedure voor a-dwangbehandeling voor te bereiden. Maar uitspraken van klager gaven een indicatie dat direct ingegrepen moest worden. De kliniek is van mening dat klager nog verder isoleren zijn psychische toestand juist zou verergeren, waardoor gekozen is medicatie toe te passen. Door de afzondering leed klager zodanig dat het niet mogelijk was om te wachten tot de a-dwangbehandeling van start zou gaan. De beklagcommissie overweegt dat er bij klager sprake is van ernstige psychische problematiek en begrijpt waarom de kliniek op deze wijze gehandeld heeft. De beklagcommissie overweegt dat in deze zaak de schriftelijke vastlegging erg summier is en dat zij haar oordeel daarom ook grotendeels baseert op hetgeen de psychiater mondeling heeft toegelicht. De beklagcommissie verklaart het beklag ongegrond.
- Uitspraak:
DE BEKLAGCOMMISSIE UIT DE COMMISSIE VAN TOEZICHT BIJ HET FPC DE OOSTVAARDERSKLINIEK TE ALMERE
Beslissing van de beklagcommissie uit de commissie van toezicht bij het FPC De Oostvaarderskliniek, inzake het klaagschrift van:
[…], verder te noemen klager.
Het klaagschrift is gericht tegen de beslissing d.d. 9 oktober 2023 tot toepassing van de b-dwangbehandeling.
Het hoofd van de inrichting heeft schriftelijk gereageerd en klager heeft van deze reactie kennis kunnen nemen.
De klacht is behandeld ter zitting van 15 januari 2024 in het bijzijn van klager, zijn raadsman mr. A. Ytsma en namens de inrichting de juridisch medewerkers […] en […] en klagers psychiater […].
In het kader van de behandeling van deze klacht heeft de beklagcommissie kennisgenomen van de volgende informatie:- Klaagschrift, gedateerd en ingekomen bij het secretariaat op 10 oktober 2023;
- Directiecommentaar, gedateerd en ingekomen bij het secretariaat op 4 december 2023;
- Het verhandelde ter zitting van 15 januari 2023.
Standpunt klager
Het beklag richt zich tegen de toepassing van de b-dwangbehandeling. Klager verbleef pas sinds half september 2023 in de Oostvaarderskliniek. Na binnenkomst in de kliniek is hij gestart met een introductieperiode waarin hij weinig tot geen vrijheden had. Dit heeft een groot effect op zijn mentale gezondheid gehad. Hij is van mening dat de kliniek nog geen duidelijk beeld over hem heeft kunnen vormen in die korte periode. Klager stelt dat hij juist mee wilde werken door zijn gedachtegangen met het personeel te delen. Dit was in zijn ogen dan ook een teken van een laag risico. Op het moment dat de b-dwangbehandeling is gestart liep er al een procedure voor een a-dwangbehandeling. De inrichting heeft onvoldoende onderbouwd waarom sprake is van een acuut risico en niet gewacht kon worden op de start van de a-dwangbehandeling.
Standpunt kliniek
Klager verblijft sinds 13 september 2023 in de kliniek. Er is sprake van psychotische problematiek, hoogstwaarschijnlijk schizofrenie, en differentiaal diagnostisch mogelijk een schizoaffectieve stoornis. Hij heeft een uitgekristalliseerd waansysteem en daarmee samenhangende ernstige oordeels- en kritiekstoornissen, gedesorganiseerd denken en handelen en psychosociale deterioratie.
Tijdens zijn verblijf binnen de kliniek bevindt klager zich in een soortgelijk proces als voorafgaand aan het indexdelict. Zo heeft hij onder andere achterdocht naar een aantal medepatiënten die energieën hebben die bij hem binnen dringen en heeft hij godswanen. Op 2 oktober is klager besproken in de multidisciplinaire commissie dwangbehandelingen waar is besloten de procedure voor a-dwangbehandeling voor te bereiden zodat deze na het weekeinde zou kunnen starten. Klager heeft in het weekend van 7 en 8 oktober 2023 aangegeven dat hij op eenzelfde energetisch niveau zat als ten tijde van het indexdelict. Klager zat al langere tijd afgezonderd op zijn kamer en leed hier erg onder. Tegelijkertijd was hij niet in staat met de andere patiënten samen te leven. De uitspraken van klager gaven een indicatie dat direct ingegrepen moest worden. De kliniek is van mening dat klager nog verder isoleren zijn psychische toestand juist zou verergeren, waardoor gekozen is medicatie toe te passen. Door de afzondering leed klager zodanig dat het niet mogelijk was om te wachten tot de a-dwangbehandeling van start zou gaan. Door de toepassing van medicatie kon klager weer meer vrijheden krijgen binnen de kliniek en zodoende sociale contacten opbouwen.
Beoordeling
Artikel 16b onder b Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) bepaalt dat indien er geen sprake is van overeenstemming en de verpleegde zich verzet, niettemin behandeling kan plaatsvinden voor zover aannemelijk is dat dit naar het oordeel van een arts volstrekt noodzakelijk is om het gevaar dat de stoornis van de geestesvermogens de verpleegde binnen de inrichting doet veroorzaken af te wenden. Op grond van artikel 34 lid 3 van het Reglement verpleging ter beschikking gestelden (Rvt) dient te worden getoetst of het gevaar niet op een andere wijze kan worden afgewend.
De beklagcommissie overweegt als volgt.
Allereerst kan de beklagcommissie geen oordeel vormen over de inhoudelijke diagnose en gaat zij bij de vaststelling daarvan uit van de deskundigheid en professionaliteit van de psychiater en behandelaren. Op basis van de stukken en het ter zitting verhandelde komt naar voren dat bij klager sprake is van ernstige psychische problematiek.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de behandelend psychiater gemotiveerd toegelicht dat de toepassing van de b-dwangbehandeling noodzakelijk was om het gevaar voor klager en anderen in de kliniek af te wenden. Daarnaast is toegelicht dat er geen mogelijkheid was om andere, minder ingrijpende, behandelmogelijkheden toe te passen. De beklagcommissie begrijpt dat de kliniek op deze wijze gehandeld heeft. De beklagcommissie overweegt dat in deze zaak de schriftelijke vastlegging erg summier is en dat zij haar oordeel daarom ook grotendeels baseert op hetgeen de psychiater mondeling heeft toegelicht. Desalniettemin is zij van mening dat voldaan is aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid, waardoor de beklagcommissie het beklag ongegrond verklaart.
BESLISSING
De beklagcommissie verklaart het beklag ongegrond.
Aldus gedaan door mw. mr. J.A Neslo, voorzitter van de beklagcommissie, mw. mr. A.J. van der Velden en dhr. E.H.M. Menting, leden van de beklagcommissie, bijgestaan door mw. R.M. Appels, secretaris en ondertekend door de voorzitter en de secretaris, op 12 maart 2024.